De afgelopen jaren heeft ‘Brussel’ zo’n 4,5 miljard gulden beschikbaar gesteld voor Esprit-projecten. Nederlandse bedrijven en wetenschappelijke instellingen haalden hiervan een kleine 250 miljoen gulden binnen. Een substantiële geldstroom. Wat is er met dat geld gebeurd? Een schets van het Kaderprogramma van de Europese Commissie.
Esprit ‘Le défi americain’ noemden we het vroeger in Europa: de Amerikaanse uitdaging. Om de afstand aan te duiden die de Oude Wereld technologisch scheidde van de Nieuwe. Die kloof mag niet breder worden, vindt ook de Europese Commissie. Investeringsprogramma’s en subsidies prikkelen bedrijven en wetenschappelijke instellingen in Europa tot (fundamenteel) onderzoek. En ook nu weer valt de keuze op een Franse naam: Esprit. In een serie artikelen neemt Computable een aantal Nederlandse Esprit-projecten onder de loep. |
De speurtocht wordt even onderbroken door een enorm pak papier dat met een daverende klap op tafel wordt gesmeten. De gooier kijkt er alleszins triomfantelijk naar: "Dit is nog maar een klein aantal van alle gehonoreerde projecten. Kun je nagaan." En verder gaat het zoeken. Want echt, ergens in die hangmappen of tussen die stapels paperassen ligt dat ene document dat hij nu even wil laten zien.
De zoeker annex gooier is Bert van Werkhoven, als projectadviseur verbonden aan het EG-Liaison. Hij is zo enthousiast over zijn gespreksonderwerp dat hij om de haverklap uit zijn stoel springt om wat papieren op te duikelen die zijn betoog mogelijk kunnen verduidelijken. Van Werkhoven spreekt over het Vierde en het Vijfde Kaderprogramma van de Europese Commissie, en dan met name over de onderzoeks- en technologieprogramma’s op IT-gebied. Programma’s die bedrijven in heel Europa financiële ondersteuning moeten bieden bij gezamenlijke, internationale Research & Development-projecten. De afgelopen vier jaar heette dat programma Esprit, de komende vier jaar heel fraai de ‘Gebruiksvriendelijke Informatiemaatschappij’, in het Engels afgekort tot ISP. Zijn werkgever EG-Liaison (onderdeel van het EZ-agentschap Senter) in Den Haag heeft tot taak het programma in Nederland te bevorderen. Dat gebeurt onder andere door voorlichtingsbijeenkomsten te verzorgen voor geïnteresseerde bedrijven en instellingen, door hulp te bieden bij het zoeken naar Europese samenwerkingspartners en door advies te geven bij het indienen van voorstellen binnen de programma’s. Van Werkhoven is derhalve de bekende spin in het web.
Vier thema’s
Al vanaf 1983 biedt ‘Brussel’ zogenoemde Kaderprogramma’s, die steeds uit verschillende thema’s bestaan. Het Vijfde Kaderprogramma, dat volgend voorjaar van start gaat, omvat ‘de kwaliteit van het bestaan’, ‘een gebruikersvriendelijke informatiemaatschappij’, ‘een duurzame groei’ en ‘energie, milieu en duurzame ontwikkeling’. Aan de hand van de programma’s moeten, zo is de doelstelling van de Europese Commissie, bedrijven, instellingen en universiteiten in staat worden gesteld in het toekomstige Europa ‘een stevige marktpositie te verwerven of te waarborgen’. Van Werkhoven spreekt dus over de Gebruikersvriendelijke Informatiemaatschappij. Hij kan evenwel ook wat zeggen over het vermeende succes van Esprit, het IT-programma uit het Vierde Kaderprogramma. Want zoveel wil Van Werkhoven, al zoekend naar de juiste documenten, gelijk al kwijt: Esprit was een groot succes, dat voor veel werkgelegenheid en kennis heeft gezorgd.
Het totale Esprit-programma van de afgelopen vier jaar bedroeg twee miljard ecu voor de gehele EG, ongeveer 4,5 miljard gulden. Nederland haalde daarvan gemiddeld 6 procent binnen; zo’n 250 miljoen gulden. "Dat betekent concreet dat er op jaarbasis zestig miljoen gulden is gestoken in allerhande IT-projecten. Dat is toch een substantiële geldstroom, lijkt me." Esprit ondersteunde projecten, waarbij er door minimaal vier -internationale- partners werd samengewerkt, door de helft van de personeelskosten voor zijn rekening te nemen. "Een onderzoeker kost gemiddeld twee ton. Daarvan werd dus een ton betaald aan de hand van Esprit. Omgerekend zou je kunnen zeggen dat er met Esprit-geld zo’n achthonderd Nederlandse onderzoekers voor de helft worden gefinancierd", aldus de projectadviseur.
Dat geld werd overigens niet aan elke vrager beschikbaar gesteld; er was een gedegen programma van eisen. Om te beginnen diende er een aantal partners te worden gezocht in het buitenland. Dat had te maken met de gedachte van de Europese Commissie, dat de Europese eenwording zou zorgen voor één gemeenschappelijke markt, waar veel meer mogelijk was als de grenzen ook daadwerkelijk niet meer golden voor bedrijven en instellingen. Vervolgens werd er gekeken naar de toepasbaarheid van het geplande onderzoek; in hoeverre zou er iets concreets mee kunnen worden gedaan. De bedrijven die een aanvraag voor subsidie deden, moesten ook echt kunnen aangeven wat het onderzoek zou opleveren. De ingediende verzoeken werden geëvalueerd door een driehoofdige commissie en evenzoveel Europese landen. Zij gaven het project een eindcijfer, en daar was het heel eenvoudig: de projecten met de hoogste cijfers kregen het gevraagde geld. "Het was een soort Frans concours: je moest er naar meedingen. De beste aanvragen werden gehonoreerd, al was er wel een soort glazen plafond: Nederland kon nog zoveel uitstekende projecten indienen, gemiddeld kwamen we hier niet boven de 6 procent." Van elke vier aanvragen werd er ongeveer één positief beoordeeld. De partijen sloten een contract met elkaar en met de EU. Die stelde daarna de middelen ter beschikking via een coördinator. De gemiddelde project-omvang was één miljoen ecu; projecten van meer dan tien miljoen ecu kwamen nauwelijks voor.
Overigens was Nederland in een bovengemiddeld aantal projecten deelnemer. Van Werkhoven schat dat in een kwart van alle projecten een Nederlands bedrijf van de partij was. Soms als kleine deelnemer, soms als wat belangrijker onderdeel van het project. "Je merkt toch dat Nederland veel buitenland heeft, en dat het bedrijfsleven, het onderwijs en de instellingen zich sterker op andere landen richten dan bijvoorbeeld in Duitsland of Frankrijk. We brachten financieel gezien 5,7 procent in het programma in en haalden er zo’n 6 procent uit."
Katalysator
Onderzoek heeft uitgewezen dat alle Europese IT-onderzoeken tezamen de afgelopen acht jaar in totaal acht miljard ecu, zo’n zeventien miljard gulden, aan inkomsten heeft opgeleverd. Dat is toch heel wat, vindt de projectadviseur. Toch is hij niet in staat producten te noemen die als gevolg van Esprit zijn ontwikkeld. "Dat kan niet omdat er geen geld wordt gegeven aan de ontwikkeling van concrete producten. Het programma moet als katalysator werken, moet uiteindelijk nieuwe producten en diensten opleveren. De ontwikkeling van producten zou concurrentievervalsing zijn." Esprit gold tot aan ‘de demo, tot de aanzet van het product’.
Daarna dienden de partners elkaar te verlaten en moest het project worden stopgezet. Maar het betekende volgens Van Werkhoven niet dat de partners geen contact meer mochten hebben. "Dat was ook één van de mooie zaken: je bouwt een geweldig internationaal Europees netwerk op, waar je tal van andere bedrijven en instellingen kon ontmoeten, die tot de state-of-the-art behoren. In die netwerken hoor je wat anderen niet horen. Je verneemt over trends en ontwikkelingen, waar je als bedrijf zeker iets mee kon. En juist daarvoor was Esprit nu ook bedoeld. Kennis delen, samen ontwikkelrichtingen bepalen."
De afgelopen drieënhalf jaar hebben Van Werkhoven en zijn collega’s bij EG-Liaison hard gewerkt om alle Nederlandse aanvragen op de juiste manier in ‘Brussel’ te krijgen. De komende maanden zijn er de voorlichtingsbijeenkomsten voor het nieuwe Kaderprogramma, het ISP. En ook voor de komende vier jaar is de projectadviseur zeer optimistisch. Er is namelijk nog meer geld te verdelen, in totaal bijna vier miljard ecu, omgerekend meer dan acht miljard gulden, verdeeld over vier onderdelen: ‘systemen en diensten voor de burger’, ‘nieuwe werkmethoden en elektronische handel’, ‘multimedia-inhoud en -hulpmiddelen’, en ‘essentiële technologie en infrastructuur’.
"De komende vier jaar hebben we twee keer zoveel geld te besteden als de afgelopen vier jaar. Dat betekent dat het programma straks maar liefst 1600 onderzoekers voor de helft financiert. Dat zijn toch geweldige aantallen? Vanaf 1983 hebben we via Esprit 2000 projecten mede-gefinancierd. Projecten die anders niet of een stuk moeizamer tot stand waren gekomen. Partijen als PTT Telecom, Océ, de Universiteit Twente, allemaal hebben ze met Esprit-gelden gewerkt. Dat heeft heel wat opgeleverd." Laat de nieuwe aanvragen maar komen, zegt Van Werkhoven met zoveel woorden. "Want wij van EG-Liaison zijn goed in de lobby en in het advies."
André Ritsema, freelance medewerker
De hele serie:
- 18/12/98 – De geest uit de subsidiefles?
- 04/12/98 – Elektronisch beschermen van gegevens niet eenvoudig
- 27/11/98 – Wide-project pakt transactiebeheer aan
- 20/11/98 – Brussel stimuleert beter R&D-beheer
- 13/11/98 – Internationaal samenwerken in virtueel bedrijf
- 06/11/98 – Europa geeft Baan weer Spirit
- 30/10/98 – Nederland eet goed mee uit Esprit-ruif