Op 7 januari 1991 om vier uur ’s ochtends begint Bush met het leggen van een bommentapijt op Irak. In Rusland wordt Boris Jeltsin gekozen tot president. En Bill Gates verkiest OS/2 boven Unix.
Al maanden was het niet zozeer meer een kwestie van ‘Doet-ie het of doet-ie het niet?’ als wel van ‘Doet-ie het vandaag nog, of morgen?’ Het gaat om de beslissing van de Amerikaanse president Bush om Koeweit binnen te vallen. Op 7 januari, 1991 is nog jong, doet hij het dan eindelijk. Iedereen heeft ruimschoots de tijd gehad om zijn beleggingen veilig te stellen, dus het spel kan beginnen. Het is vier uur ’s in de ochtend als het bombarderen van Bagdad en andere doelen aanvangt. Om half vijf verschijnt CNN met het nieuws op alle beeldschermen in de wereld – om daar voorlopig niet meer van te verdwijnen.
Al maanden heeft men geprobeerd Saddam Hoessein pratenderwijs tot andere gedachten te bewegen, maar de man is zo stijfkoppig als-ie link is en blijft in Koeweit zitten. Tijdens topoverleg in Genève een week eerder had minister Baker van Buitenlandse Zaken nog een brief meegenomen van president Bush, waarin deze een ultimatum stelde: binnen een week eruit, or else. Verder stond er in geuren en kleuren geschetst wat de in en rond Saoedie-Arabië opgestelde troepenmacht zoal vermocht op het gebied van het zaaien van dood en verderf. Maar ambtgenoot Tariq Aziz nam de brief niet eens aan.
Tot de maan
Het bommentapijt waarmee Irak gedurende zes weken wordt toegedekt, valt qua omvang in de categorie ‘als je ze op elkaar stapelt, kom je al gauw tot de maan en terug’. Saddam lijkt echter niet onder de indruk en geeft geen krimp. Als op de ochtend van de 28e februari de grondstrijdkrachten Koeweit binnenvallen is het snel gebeurd. Honderd uur later is de strijd gestreden. "We stonden 250 kilometer vóór Bagdad," zal opperbevelhebber Schwarzkopf later zeggen, "We hadden zo door kunnen lopen." ‘Had dat maar gedaan,’ denkt de halve wereld – en niet op de laatste plaats de Koerden, want nu Saddam niets meer om handen heeft, kan hij zich ten volle wijden aan het uitroeien van dat volk. Een taak waarvan hij zich met verve kwijt.
Russische devolutie
Half juni, als Gorbatsjov nog president van de Sovjetunie is, wordt Boris Jeltsin in directe verkiezingen gekozen tot president van de grootse republiek, Rusland. Het volk heeft inmiddels een paar maanden eerder bij referendum laten weten dat het een Unie wil, maar dan wel een nieuwe.
Twee maanden na de verkiezing van Jeltsin, het is half augustus, doet een groepje die-hards een greep naar de Sovjet-macht. Gorbatsjov wordt met vrouw en kind een paar dagen gevangen gehouden in zijn datsha op de Krim: ‘Om gezondsheidsredenen is de president niet in staat tot het uitoefenen van zijn functie’ heet het. De usurpators, de heren die Gorbatsjov op vakantie dwongen, kondigen voor het komende half jaar de noodtoestand af, een maatregel die door de mensen met weinig enthousiasme wordt ontvangen. Het volk loopt morrend te hoop op plein en straat; tanks rollen Moskou binnen.
Boris Jeltsin herkent een voorzet voor open doel en stelt zich aan het hoofd van het volksverzet. De coup-plegers, toch al niet gekenmerkt door grote vastberadenheid (er heeft er zich al een teruggetrokken omdat een en ander niet goed voor zijn bloeddruk bleek), zoeken een goed heenkomen. Gorbatsjov mag weer even op het pluche plaatsnemen, maar Jeltsin beheert de scepter.
Een paar dagen later wordt de nieuwe Unieverdrag – het Gemenebest van Onafhankelijke Staten – getekend. De Baltische staten mogen voor zichzelf beginnen, het Warschau-pact is inmiddels ook al opgeheven. Jeltsin krijgt verregaande bevoegdheden. Veel van zijn – nou ja, ‘kameraden’ is niet helemaal meer het woord – veel van zijn handlangers komen op belangrijke posten te zitten.
Tegen kerst wordt de nieuwe Unie officieel geopend en de Sovjetunie opgeheven. Gorbatsjov heeft de facto geen baan meer en zegt op. Jeltsin wordt de nieuwe baas van allemaal en neemt zijn intrek in het Kremlin.
Maar natuurlijk ook niet voor eeuwig.
Aimez-vous Unix?
Hij ziet er nog heel jong uit en een stuk slanker dan hij zeven jaar later zal zijn, Bill Gates. Onze Computable-verslaggever heeft hem weten te strikken voor een vraaggesprek in Noordwijk. Het wordt een gemoedelijk gesprek, totdat Unix ter sprake komt. Daar heeft onze verslaggever zo zijn eigen ideeën over: "Unix kan wel een substituut voor OS/2 zijn," houdt hij Gates voor. Maar ook die heeft zo zijn ideetjes: "OS/2 verkoopt veel beter dan welke Unix-implementatie dan ook. De verkoop van Unix laat zich in erg kleine getallen uitdrukken."
Maar zo makkelijk laat onze man zich niet wegzetten. "Nog wel" riposteert hij.
"En dat zal ook zo blijven," zegt Gates, niet in het minst van zijn stuk gebracht.
Maar onze verslaggever geeft niet op:
"Toch wordt Unix steeds populairder."
Hij zegt het niet, maar je hóórt Gates denken: hoe vaak moet ik het nou nog zeggen? Maar hij antwoordt: "Er bestaat niet zoiets als Unix. Er is Sun, er is Next, AT&T, HP, noem maar op. Wat bedoel je met Unix, je kunt niet een applicatie van één Unix-machine op een andere zetten."
‘Hohoho,’ lijkt onze huis-pitbull te denken, ‘nou moet ik toch even ingrijpen’: "Er zijn initiatieven om de verschillende Unix-versies te convergeren. De Open Software Foundation is daar een voorbeeld van." Zo, en nou jij weer!
"Dat is de grootste flauwekul die ik ooit gehoord heb. (…) Het is gewoon onzin dat Unix zal convergeren."
Maar onze verslaggever, die klaarblijkelijk van de hoofdredacteur het consigne heeft gekregen zich niet met een kluitje in het riet te laten sturen en ‘hard door te vragen’, houdt aan: "Het ziet er dus niet naar uit dat Microsoft zich zal gaan toeleggen op Unix-applicaties?"
‘Goed, ik zeg het nog één keer,’ denkt Gates: "Er bestaat niet zoiets als een Unix-markt. Wat betekent dat nou, Unix-markt? Die machines zijn zo incompatibel als ooit twee machines zijn geweest."
Nee, wij krijgen de stellige indruk dat Gates niets van Unix moet hebben.