Afgelopen dinsdag, het was weer prinsjesdag, maakte de nieuwe regering bekend hoeveel geld het over heeft voor onderwijs in de informatie- en communicatietechnologie. Structureel heeft het kabinet een bedrag tot 240 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Daarnaast heeft het voor de komende twaalf jaar een bedrag gereserveerd van een miljard gulden, waarvan de besteding nog vastgelegd moet worden. Maar hoe moet een en ander nu tot stand komen?
De planvorming om informatietechnologie in het Nederlandse onderwijsstelsel te introduceren verliep tot dusver bepaald niet bijster snel, zo mochten we constateren. Maar nu nieuwbakken minister Hermans van Onderwijs het beleidsstuk van zijn voorganger, Investeren in Voorsprong, bij het grof vuil heeft gezet, is alle vaart er definitief uit.
Wat Hermans wel wil, is op dit moment niet duidelijk. Dat hij meer geld voor IT in het onderwijs over heeft, is onwaarschijnlijk. Reacties vanuit het onderwijs lopen uiteen. De een zegt: "We hebben nooit genoeg geld gehad. Hier komen we ook wel overheen." De ander stelt het wat principiëler en meent dat het op deze manier nooit wat wordt met IT in het Nederlandse onderwijs.
Hermans meent dat Investeren in Voorsprong niet uitvoerbaar was en geeft zichzelf tot het einde van dit jaar de tijd om een alternatief plan te formuleren. Het voornemen van Paars II om Nederland een Brainport te maken, heeft met het schrappen van Ritzens plannen om IT in de klas te stimuleren, zijn eerste forse deuk te pakken.