Hoe lang zal het geleden zijn? Tweeënhalf jaar. Zeker niet meer. We woonden nog net in Nederland. Ik had een peperduur extern modem aangeschaft om mij en mijn 486-Compaq-pc naar de oprit van de digitale snelweg te geleiden.
Ik pochte tegenover bezoek dat ik via Internet het weerbericht – inclusief actuele, fullcolour satellietbeelden – moeiteloos kon binnenhalen. Op mijn zolderkamer toverde ik na een kwartier vol irritante ingesprektonen en onheilspellend modemgepiep eindelijk een satellietkaartje van West-Europa tevoorschijn. Het was bewolkt in Nederland. We keken uit het raam: Inderdaad, behoorlijk bewolkt.
Is het vooruitgang om met een snelheid van 28 duizend baud verteld te krijgen wat voor weer het buiten is?
Ik glimlach nu om mijn eerste schreden op het digitale pad. Inmiddels werk ik ruim twee jaar als correspondent in Washington DC. De verbinding met Internet staat op kantoor vrijwel ononderbroken open (21,95 dollar per maand voor unlimited access).
Internet is een droom. Een wondertje dat het werken als correspondent sterk heeft veranderd. En als freelancer ben ik er dubbel blij mee, want Internet is goed voor de omzet. Ik kan nu schrijfopdrachten aannemen over onderwerpen waar ik niks van weet, niks over heb uitgeknipt en nog niemand over weet te bellen.
Vroeger knipte ik met monnikengeduld kranten en stopte stapels knipsels in almaar uitdijende mappen. Of ik ging in de buurt naar een bibliotheek waar ze jaargangen van de Washington Post op microfiche hadden. Naast schele hoofdpijn leverde dat zelden wat op. Nu heeft de Post – net als tientallen andere Amerikaanse kranten – een wonderschone website waar geen tien bibliotheken tegenop kunnen (laat staan de digitaal stuntelende Nederlandse kranten). The Wall Street Journal (http://www.wsj.com/) biedt een digitale bibliotheek met 75 miljoen artikelen uit 5.500 publicaties. Via CNN en E-News krijg ik volgens persoonlijke voorkeuren 24 uur per dag nieuws aangeleverd. Als Van Mierlo aftreedt, piept mijn computer binnen een paar minuten.
Het opzoeken van mensen waarvan je de woonplaats niet precies weet, was vroeger ook a pain in the neck. Nu ga je naar http://www.whowhere.lycos.com/ en floep, daar is de gevraagde persoon. Ik heb vanuit Washington DC onlangs de test gedaan met een vriend in Seattle (vijfduizend kilometer verderop). Nadat ik alleen voor- en achternaam had ingetikt, wist WhoWhere onmiddellijk adres en telefoonnummer – en vroeg of ik ook het e-mail adres en directions wilde over hoe ik zijn huis kon vinden. Gelukkig is er in Amerika maar één Marnix met de betreffende – oer-Hollandse – achternaam. Tik bijvoorbeeld niet Bill Clinton in, want daar zijn er tientallen van in de VS. En die ene (http://www.whitehouse.gov) heeft een geheim telefoonnummer.
Mijn Internetverslaving is behalve voor mijn eigen omzet goed voor die van bijvoorbeeld digitale boekverkopers als Amazon en Barnes & Noble. Ik ben dol op boekwinkels, maar haat het wanneer ik in zo’n oerwoud naar juist dat ene boek moet zoeken. Dat doe ik nu dus digitaal (en goedkoper) via Internet. Wat een tijdwinst! En ik houd meer tijd over voor het rondscharrelen in een echte boekwinkel.
Twee jaar Internet en ik communiceer met mijn vrouw per e-mail als ik op reis ben, stuur rekeningen als attached file, volg de Amsterdamse beurs online, zie per Internet wat er vanavond bij Nova is en lees voor ik naar bed ga waar de Washington Post morgen mee opent.
En eerlijk is eerlijk: ik kijk op Internet ook nog steeds naar het weerbericht. Voor elke denkbare plek in de VS heeft The Weather Channel (http://www.weather.com) genoeg aan een postcode of kengetal om binnen een paar seconden de extended outlook naar me toe te sturen. Het weer in Nederland geven ze ook vliegensvlug. Inclusief kleurige satellietplaatjes.
Stiekem toch snel even gekeken: Beetje bewolkt in Hilversum.
Charles Groenhuijsen, freelance journalist.