E-handel is al een paar jaar de belofte van de toekomst. Het elektronisch zakendoen kent twee varianten: zaken tussen zaken (‘business-to-business’), en zaken tussen zaken en consumenten (‘business-to-consumer’).
De eerste variant, codenaam B2B, bestaat al een hele tijd. Ondernemingen koppelen sinds jaar en dag informatiesystemen aan elkaar. Door opeenvolgende stappen in de toeleveringsketen te automatiseren zijn de voorraden klein te houden. Het ideaalmodel: een golf van elektronische bestellingen die op gang komt als de detailhandel bijna ‘nee’ moet verkopen. Van schoenenzaak naar schoenengroothandel naar schoenenfabriek naar leerfabriek naar koe. Daarna ontstaat een stroom facturen de andere kant op, die weer wordt gevolgd door een trein betalingen in de oorspronkelijke richting. Vroeger heette dat nog geen e-handel, maar gewoon ‘electronic data interchange’ (edi).
Voor edi zijn standaarden nodig, en die zijn er dan ook. Edifact bijvoorbeeld, een klassiek standaardformaat voor het uitwisselen van orders en facturen. Of Swift, een internationaal netwerk en standaardformaat voor financiële transacties en berichten. Of al die systemen voor het afstemmen van vraag en aanbod – effecten, vracht, energie. Behalve de naam is er weinig nieuws aan business-to-business.
Dan business-to-consumer, ofwel B2C. Profeten voorspelden een paar jaar geleden dat de detailhandel zoals wij die nu kennen binnen afzienbare tijd zou worden weggevaagd. Zo ver is het nog niet echt. Wij constateren elke dag dat de consument nog steeds massaal de supermarkt opzoekt.
Business-to-consumer is nog niet wat het al lang had moeten zijn. Op enkele klappers na – u kent ze wel: Amazon, Ford, de standaardgevallen op seminars en symposia – is de omzet uit e-handel microscopisch klein vergeleken bij de jaaromzet van een gemiddeld modefiliaal in een willekeurig winkelcentrum. De meeste e-handel-sites kosten handenvol geld, en dat is meer dan ze opleveren.
Naar de redenen kunnen wij alleen maar raden. Sommige deskundigen beweren dat het aan de beveiliging ligt, of liever gezegd, het gebrek daaraan, maar dat is natuurlijk onzin. Als een nieuw product of een nieuwe dienst echt geld oplevert, speelt beveiliging geen rol. De opbrengsten compenseren de verliezen, de risico’s worden verdisconteerd in de prijs. De credit card is een bekend voorbeeld: fraudegevoelig maar toch zeer winstgevend. Consument en winkelier betalen iets meer, maar wie goed oplet, loopt geen risico.
Aan de beveiliging ligt het dus niet. Nee, er is een andere reden voor de trage ontwikkeling van B2C. Er is op dit moment nauwelijks vraag naar. Wij, consumenten, zien het nut er niet van in. Dat ligt niet aan ons. Voor Internet-shopping is niet alleen een Internet-aansluiting nodig, maar vooral een enorme dosis creativiteit, intelligentie en uithoudingsvermogen. De meeste e-handel-sites zijn én traag én niet om aan te zien en veel te ingewikkeld.
Maar goed, stel dat iedereen over tien jaar een Internet-aansluiting heeft en dat leveranciers hun sites eindelijk fatsoenlijk en toegankelijk hebben ingericht. Betekent dat dan het einde voor de detailhandel zoals wij die nu kennen? Ik geloof er niets van. Want het is nu eenmaal zo ongelooflijk leuk om te winkelen. Niet om geld tegen goederen te ruilen, maar om rond te lopen, het fruit en de vis te ruiken, dat nieuwe bestek aan te raken, een nieuwe jas te passen, een proefrit te maken, de kassière goedemorgen te wensen, in boeken te neuzen, de roltrap en de draaideur te nemen, een kop koffie te drinken op een terras op de markt, om onder de mensen te zijn. Funshoppen is van alle volkeren en van alle tijden. Daar kan een beeldscherm nooit tegenop.