In Engeland start dit schooljaar een grootscheeps onderwijs-computerproject ‘National Grid for Learning’. Topambtenaar Robin Ritzema van het Engelse Onderwijsministerie gaf tijdens een congres in Amsterdam aan dat de Britse aanpak verschilt met die van het Nederlandse project Investeren in Voorsprong.
Speerpunten van de Engelse plannen zijn scholing van docenten, het aansluiten van elke school op Internet en het creëren van een markt voor hoogwaardige educatieve software. Dat laatste zal volgens eerste minister Tony Blair niet eenvoudig zijn omdat de Britse markt op zich te klein is, waardoor niet veel bedrijven hierin zullen investeren.
Volgens Robin Ritzema, op het Engelse ministerie voor onderwijs en werkgelegenheid als ambtenaar verantwoordelijk voor ICT en onderwijs, ontlopen de meeste doelen van vergelijkbare ICT-projecten in de Europese Unie elkaar niet veel. Verhogen van de kwaliteit van het onderwijs in relatie tot levenslang leren vormen kernthema’s.
Integrale benadering
Ritzema, die Friese voorouders heeft, was in Amsterdam ter gelegenheid van het jaarcongres van de Engelse vereniging voor ICT en lerarenopleiders. Het Britse plan kost ongeveer 900 miljoen gulden. In dit project is net als in Nederland sprake van een integrale benadering met aandacht voor ontwikkeling van studiemateriaal, (na)scholing van docenten en infrastructuur, maar er bestaan ook veel verschillen met het Nederlandse project Investeren in Voorsprong.
Pilot
Een opvallend verschil is de toetsing van het succes van het project. Ritzema geeft toe dat het formuleren van een expliciete standaard om het succes van het project te meten niet eenvoudig is. "Maar het is een erg moeilijke zaak om tegen de financiële mensen te zeggen ‘geef ons een paar honderd miljoen, vertrouw ons en laat ons een paar jaar met rust’", aldus Ritzema. Een universiteit volgt daarom het project, zodat de betrokkenen uit elke fase lessen kunnen trekken en desgewenst bij kunnen sturen. Daar komt nog bij dat dit voorjaar een korte pilot is uitgevoerd waarin onderdelen van The National Grid for Learning werden uitgeprobeerd. Verder zal elk jaar uitvoerig statistisch de stand van zaken op de scholen met betrekking tot ICT-gebruik worden onderzocht, alsmede kwaliteitsonderzoek door de onafhankelijke onderwijsinspectie. Dit staat in tegenstelling tot de aanpak van Ritzen die het parlement door middel van door hem zelf opgestelde voortgangsrapportages inlichtte alsmede door extern accountantsonderzoek.
Een ander opmerkelijk verschil is dat in Engeland het bedrijfsleven in een vroeg stadium bij de plannen is betrokken. Dit heeft ondermeer geleid tot prijsafspraken met British Telecom (BT) bij de totstandkoming van een infrastructuur en aansluiting van scholen op Internet, voor ongeveer 2000 gulden per onderwijsinstelling. Ook bedrijven als Microsoft, Research Machines en Oracle zijn bij de plannen betrokken. Een stuurgroep waarin ook vertegenwoordigers van de Britse IT-industrie zitting hebben, speelt ook een belangrijke rol.
Onvoldoende
Wie de Engelse plannen nader beschouwt, ziet dat er aanzienlijk meer aandacht bestaat voor de inhoudelijk en educatieve aspecten van de invoering van ICT. Dat dit in de Nederlandse situatie volstrekt onvoldoende gebeurt, is dit voorjaar al gesignaleerd door zowel de SER als Onderwijsraad in hun onafhankelijke adviezen. De Engelse onderwijsnetwerken als Teachernet, BT Campusworld of Mirandenet kunnen nu al worden geraadpleegd en straks via de infrastructuur van BT worden benaderd. Uiteindelijk moet dit leiden tot een virtueel nascholingsinstituut dat de docenten mede moet helpen bij het invoeren van ICT. Ook uit de nationale loterij komt veel geld voor hardware.
Een belangrijke rol is weggelegd voor de British Educational Communication and Technology Agency (Becta). Bij deze organisatie werken ongeveer honderd personen die bij de uitvoering van The Grid for Learning zijn betrokken. Becta doet enigszins denken aan de plannen van toenmalig staatssecretaris Netelenbos om te komen tot een expertise-centrum voor ICT en onderwijs. Van dit in 1996 gevormde idee is overigens sindsdien niets meer vernomen.