Het ministerie van O & W legt bij de introductie van ICT in het onderwijs de nadruk op hardware en infrastructuur. Veel belangrijker, aldus Harold Günther, zijn de leermethodes en de leermiddelen.
De discussie-bijdrage van Guus Budel ‘Gebruik Windows 3.11-werkstations op scholen’ lezend (Computable, 26 juni), kwam de titel ‘Investeren in stilstand’ in mij op. Na meerdere malen herlezen begreep ik dat het bij ICT in het (middelbaar) onderwijs blijkbaar gaat om platform- en infrastuctuurkeuzes. In Budels bijdrage wordt slechts eenmaal gerept over leermiddelen: ‘Er moeten voorwaarden worden geschapen om met nieuwe elektronische en interactieve leermiddelen het onderwijs te ondersteunen’; verder komt de schrijver niet.
Ik plaats hierbij drie persoonlijke kanttekeningen, die een vertrekpunt kunnen zijn om ook eens anders naar de ICT-problematiek binnen het (middelbaar) onderwijs te kijken.
In het begin van de jaren zeventig was ik betrokken bij de ontwikkeling van vernieuwingen in het medisch onderwijs. Er werd onder andere een nieuwe (internationale) leermethode ontwikkeld voor de algemene pathologie (ziektenleer), het Ipals-project uit Rotterdam, Santa Barbara (USA) en Lund (Zweden). Uiteraard ontwikkelden wij eerst de leermiddelen, waarna de firma Philips een oudere leermachine aanpaste voor de beoogde doelgroep. Helaas bleek deze, voor die tijd nog adequate, machine erg storingsgevoelig en zeer onderhoudsonvriendelijk. Enkele jaren later ontwierpen wij in Rotterdam, met eigen middelen, een veel geavanceerdere en bovenal robuustere en gebruikersvriendelijke leermachine, die aan het begin van de jaren negentig nog steeds voldeed in Oost-Europa. Ons uiteindelijke succes was echter nauwelijks gebaseerd op de hardware, maar zoals veel onderwijsdeskundigen zullen onderschrijven, op de uitermate goede leermethode en leermiddelen.
In de plannen van Ritzen & Co., en blijkbaar ook in de perceptie van veel IT- en ICT-specialisten in Nederland, zoals Guus Budel, zal adequate hardware vanzelf goede leermiddelen voortbrengen. Als ik zie dat veel van de voorhanden zijnde hardware nauwelijks adequate (systeem)software heeft voortgebracht, twijfel ik ten zeerste aan dit uitgangspunt. Er zijn weinig hardware-leveranciers die serieus hebben gekeken naar de ontwikkeling(en) van leermiddelen, laat staan dat men erin geïnvesteerd heeft. Een belangrijke uitzondering is het internationale Acot-project. Binnen het ‘Apple classrooms of tomorrow’-project wordt al ruim twaalf jaar intensief samengewerkt door docenten, onderwijskundigen én ICT-ers bij het ontwikkelen van hoogwaardige leermiddelen en leeromgevingen. Ook in Europa zijn diverse ontwikkellocaties (onder andere in Schotland, Scandinavië en België). Het Acot-project is goed gedocumenteerd [1]. In Nederland heeft Paul J. Scheulderman (SvO Nieuwe Media, Utrecht), ondermeer met het ‘Digitale Schooltasje’-project, een echt vernieuwende bijdrage geleverd aan de ontwikkelingen inzake ICT in het (middelbaar) onderwijs.
Visieloze monopolist
Heel toevallig vond ik vlak na het lezen van Guus Budels artikel op een van mijn mailinglists een bijdrage die ook inhoudelijk ingaat op zijn voorstellen. In deze bijdrage van Steve Kayner (USA) met de titel ‘Windows: ‘Why good enough isn’t’, worden al zijn stellingen volledig onderuit gehaald (http://www.jps.net/kayners/). Laat ik hier ter introductie volstaan met slechts één essentiële alinea: ‘In short, buying a Windows computer that’s only considered ‘good enough’ is selling yourself short. It’s not good enough for students. It’s not good enough for home users. It’s not good enough for business. It’s not even good enough for government work. Good enough is ultimately only good enough for those who actively resist excellence; those whose upper limit is ‘average’.
Na het lezen van Steve Kayners bijdrage bekroop mij het gevoel dat Guus Budels visie zelfs niet verder komt dan ‘investeren in achterstand’. Computable, als een vooraanstaand platform binnen de wereld van de Nederlandse ICT-professionals zou een nuttige bijdrage kunnen leveren aan het bij elkaar brengen van docenten, onderwijskundigen en ICT-ers, die in hechte samenwerking zouden moeten komen tot realisaties van de, mijns inziens nogal beperkte, ideeën uit de nalatenschap van Ritzen & Co.
Ik heb mij er altijd over verbaasd waarom het Nederlandse Ministerie van O & W voor haar ICT-advies aan het onderwijs uitgekomen is bij de visieloze monopolist William Gates uit Redmond (USA). Veel Europese ministeries van onderwijs, die met dezelfde problematiek worstelden, zijn namelijk te rade gegaan bij zeer eminente inhoudsdeskundigen, zoals prof. dr. Seymour Papert uit Cambridge uit de Verenigde Staten [2].
Nederland kan zich, mijns inziens, geen mislukking op ICT-gebied in het reguliere onderwijs veroorloven.
Harold A.L. Günther,
medisch informaticus
Dordrecht
1. Dwyer, D.C. en Yocam, K.: Education & Technology, Reflections on computing in classrooms, eds. C. Fisher, ISBN 0-7879-0238-1 (1996).
2. http://www.mediamente.rai.it/english/bibliote/intervis/p/papert02.htm
http://www.mediamente.rai.it/english/bibliote/intervis/p/papert.htm)