PC-gebruikers maken al jaren gebruik van software die luistert naar de naam shareware. De meeste shareware is gratis; gebruikers die de software op prijs stellen en regelmatig gebruiken worden uitgenodigd geld over te maken naar de rekening van de ontwikkelaar. Shareware-producten kennen geen ondersteuning. Je neemt ze zoals ze zijn. In de zakelijke wereld zijn ze daarom nooit echt aangeslagen.
Het concept is afkomstig uit de academische wereld, maar de toegankelijkheid van Internet heeft ervoor gezorgd dat shareware snel in populariteit gestegen is. De grote vraag is nu of shareware ook een rol in zakelijke omgevingen kan spelen.
Er zitten zeker nadelen aan shareware voor zakelijk gebruik. In de eerste plaats is dat het verhoogde risico op virussen. In de tweede plaats is het riskant jezelf afhankelijk te maken van een product zonder ondersteuning en dus zonder enige garantie. Het derde probleem treft de gehele PC-industrie: het verspillen van bedrijfsmiddelen door met een computer te spelen in plaats van te werken. Misschien doet dit er goed beschouwd niet zoveel toe, omdat onze inefficiënte PC-applicaties nog meer tijd en energie verspillen. Er is echter één verschil: shareware wordt meestal gebruikt door automatiseerders, en die zijn nu eenmaal schaarser en duurder dan eindgebruikers.
Toch kunnen we shareware niet links laten liggen. De meest onthutsende ontwikkeling is het toenemende gebruik van het besturingssysteem Linux. Dit systeem is gebaseerd op Unix en is ontwikkeld door een wereldwijd consortium van academici. Het complete besturingssysteem kan gratis van Internet worden gedownload. Om Linux op een PC te installeren zijn wel wat technische vaardigheden nodig. Men zou dus niet verwachten dat het ook buiten academische kringen wordt gebruikt. Linux is echter niet alleen een goedkoop, maar ook een kwalitatief hoogwaardig besturingssysteem, dat – net als Unix – een hele stapel TCP/IP-protocollen ondersteunt.
Toen Internet groeide, werd daarom een toenemend aantal kleine ‘points-of-presence’ in achterkamertjes geïmplementeerd – op basis van Linux. Dit resulteerde weer in de ontwikkeling van andere standaard Internet-diensten voor Linux, zoals e-mail en een webserver.
De volgende impuls werd gestimuleerd door experimenten met webservers voor zakelijke sites, zowel op Internet als op lokale intranetten. Per definitie werden deze projecten uitgevoerd door de technische staf, die zeer wel in staat waren Linux te installeren en te downloaden – samen met de webserver, Apache. Ondanks de beperkte ondersteuning en het ontbreken van enige garantie speelt Linux naast de commerciële alternatieven een uitstekende rol als webserver.
Claims met betrekking tot Linux dienen met een korrel zout te worden genomen. Het systeem is veel betrouwbaarder dan NT, maar draait doorgaans alleen een webserver en geen mix van applicaties. Het systeem wordt in de praktijk dus niet zo intensief gebruikt als NT. Het zou meer dan interessant zijn eens een vergelijking te maken tussen NT en Linux als specifieke webservers.
Linux is voor veel organisaties een interessante kandidaat voor de server. Voor academici is het ook een perfecte desktop-client. In de zakelijke wereld zal dit zo’n vaart niet lopen; daar is men volledig bekeerd tot Microsoft Office en Lotus Smartsuite, die niet op Linux draaien. Maar we moeten ook rekening houden met de ontwikkeling van Java.
Java stimuleert de ontwikkeling van nieuwe applicaties die op een webserver draaien en alleen een browser voor de client nodig hebben. Dit kan de standaard Sunsoft JVM zijn, maar er zijn inmiddels al twee of drie shareware-JVM’s, die als goedkope alternatieven beschouwd kunnen worden. In de zakelijke wereld is e-commerce belangrijk, zodat JVM-uitbreidingen nodig zijn voor de integratie met bestaande transactiesystemen. Ook ondersteuning van SET en andere veilige transactieprotocollen is noodzakelijk.
Meestal zijn academische producten niet goed genoeg voor transactiesystemen, maar deze keer kunnen Internet en e-commerce daar verandering in brengen. Shareware zal – samen met de standaard protocollen – zeker een rol gaan spelen.
Er liggen nog grotere kansen voor shareware. Naarmate het component-model volwassener wordt, zullen componenten een stapje verder gaan dan de huidige gui-onderdelen; het zullen complete applicatie-componenten worden. Zulke ‘server’-componenten kunnen TP-uitbreidingen op Java of Ole gebruiken, maar even gemakkelijk de vorm van kleine Cobol-routines aannemen. Waar het om gaat is dat alle ontwikkelingen op dit gebied benadrukken dat er meerdere kleine componenten gebruikt moeten worden. De leveranciers van applicatiepakketten zullen hun producten in kleinere modules hakken, waarbij ze hopen alle modules aan de klant te kunnen slijten. Maar het shareware-principe dicteert dat componenten uit verschillende bronnen kunnen worden samengesmeed, als tenminste de standaarden voor het integreren van componenten worden nageleefd. De komende jaren zullen we daarom de ontwikkeling van virtuele software-pakketten zien. Dit zijn pakketten die via Internet in de winkel gekocht kunnen worden, waarbij de samenstellende componenten door uiteenlopende leveranciers kunnen worden geleverd.
Er is nog een lange weg te gaan, maar software-leveranciers en gebruikers doen er goed aan zich te verdiepen in de mogelijkheden van shareware. Shareware is niet langer voor amateurs, maar voor professionals.