Net als in Verenigde Staten gaat ook in Nederland ruim 25 procent van de softwareprojecten de mist in. Wanneer gebruikers een actievere en meer verantwoordelijke rol in het ontwikkeltraject krijgen, zou het percentage kunnen zakken.
Vorige week haalde Computable de resultaten aan van het jongste Chaos-rapport van de Amerikaanse Standish Groep naar succes- en faalfactoren van software-ontwikkelprojecten. Een van de conclusies die het onderzoeksbureau op basis van kwantitatief onderzoek trok, was dat in de Verenigde Staten ruim één op de vier projecten mislukt. Hoewel in Nederland harde cijfers ontbreken, herkennen zowel Marnix van Abbe, partner van Moret, Ernst & Young management consultants, en Thom van Hesteren, IT-auditor/consultant van Kpmg, zich in dit gegeven. Van Abbe kent zelfs grote bedrijven waarbij veel meer dan 25 procent van de softwareprojecten mislukt. "Die zijn te groot, te ambitieus en te complex opgezet. Daardoor loopt zo’n traject te lang door, waardoor er tussentijds veel kan veranderen. Er gaan mensen weg die in het beginstadium de functionaliteit hebben bepaald, een deel van het management verdwijnt, de technologie veroudert, kortom … de verankering valt weg. In de regel geldt dat projecten die langer dan een jaar lopen, vaak mislukken."
Kwaliteit
Kpmg voert momenteel in samenwerking met de Erasmus Universiteit een onderzoek uit naar succesvolle en mislukte projecten in Nederland. "Het gaat daarbij niet om het verzamelen van mathematische gegevens", zegt Van Hesteren, "maar om te bepalen welke factoren van doorslaggevend belang zijn voor het falen of slagen van zo’n project. Het nadeel van het Standish-rapport is dat het historische informatie oplepelt waarvan de bruikbaarheid beperkt is."
Het onderzoek vormt voor de Kpmg-adviseur een toetssteen voor zijn eigen ervaringen. Volgens hem zijn er drie factoren die een essentiële rol spelen bij het behalen van succes. "Een ongeforceerde betrokkenheid van de gebruikers, een evenwichtige samenstelling van het projectteam gelet op de ervaren- en onervarenheid van medewerkers, én voldoende aandacht voor product- en procesgerichte kwaliteitszorg." Met betrekking tot deze laatste factor maakt Van Hesteren zich sterk voor het instellen van een onafhankelijke kwaliteitsmanager. "Deze brengt risico’s in kaart en rapporteert aan de projectleider en de stuurgroep. IT-projecten zonder risico zijn per definitie niet mogelijk. Een kwaliteitsmanager zorgt ervoor dat met risico’s bewuster wordt omgegaan. Hij kan er bijvoorbeeld op wijzen dat het beter is een project in te delen in deelprojecten en bewezen technologie te kiezen boven innovatie."
Water bij de wijn
Moret-partner Van Abbe staat stil bij de uitkomst van het Standish-rapport dat veel ingebouwde functionaliteit niet of nauwelijks wordt gebruikt. "Deze conclusie is ook herkenbaar voor de Nederlandse situatie. Gebruikers leggen gedurende het traject steeds weer nieuwe wensen op tafel uit angst functionaliteit te missen wanneer het systeem klaar is. Om dit te voorkomen, wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van methodes als Rapid Application Development (RAD) en Dynamic Systems Development Methodology (Dsdm), waarbij de ontwikkelaars in nauwe samenwerking met gebruikers vaststellen welke functies er per se in moeten. Doordat de trajecten korter zijn dan bij traditionele ontwikkelprojecten, moeten er knopen doorgehakt worden. Gebruikers moeten water bij de wijn doen; de franje komt dan wel in een volgende versie."
Van Abbe denkt dat op langere termijn het op componenten gebaseerde ontwikkelen eindelijk doorbreekt. "Het is te vergelijken met de industriële manier van produceren, waarbij de software bestaat uit allerlei kleine, aan elkaar gekoppelde onderdelen. Deze flexibele opzet vergt veel minder onderhoud. Het automatiseren begint steeds meer op een proces te lijken dan op een project."