‘Let’s spend de night together’ kopte de uitnodiging die het jubilerende Compuware uit deed gaan. Feico Alkemade, directeur Nederland van het Amerikaanse softwarebedrijf, blijkt een groot liefhebber te zijn van de Rolling Stones en pakt het vijfentwintigjarige jubileum van zijn bedrijf groter aan dan zijn bazen op ‘corporate’ niveau.
Deze memoreren het vijfde lustrum alleen door middel van een fotoboek. Alkemade daarentegen maakte zich afgelopen maandag geliefd bij achthonderd medewerkers, klanten, relaties en … juist ja, uw verslaggever van Computable. Hij nodigde iedereen uit voor een backstage-party en het concert van de ‘greatest rockband on earth’ Rolling Stones in de Amsterdam Arena.
Dat de achtste-finalewedstrijd Nederland-Joegoslavië op dezelfde avond gespeeld werd, kon door het organisatiecomité niet worden voorzien. Het nieuws van de 1-0 van Bergkamp sijpelde vlak voor het begin van het concert het stadion in. Mick Jagger kon met zijn Oranje sjaal en shirt ook op applaus rekenen. De 1-1 halverwege zorgde voor een massaal ‘oohhhhh’. Het mocht de pret allemaal niet drukken. Het winnende doelpunt van verloren zoon Davids maakte het Keith Richards even onmogelijk om aan een nieuw nummer te beginnen. ‘The crowd was going crazy’ en hij boog zijn hoofd en knikte begrijpend om het enthousiasme. Het Nederlands personeel van een Amerikaans bedrijf viert met zijn relaties feest bij de Rolling Stones in de Arena, terwijl Oranje tot de kwartfinale finale doorstoot. Onvergetelijk.
En onvergetelijk wil ook Compuware zijn. Het wil de eer krijgen die het verdiend: qua omvang het vijfde softwarebedrijf ter wereld, met een jaarlijkse omzet van meer dan één miljard dollar en meer dan vijfduizend medewerkers.
Beetje Nederlands
Compuware mist het imago van een modern en flitsend softwarebedrijf. Wellicht is dat het gevolg van het grote aantal acquisities en de integratie van legio bedrijfsculturen.
Eén van die acquisities deed Compuware in 1994. Met de overname van Uniface werd het zelfs een beetje een Nederlands bedrijf. Toch ontbreekt het bij Compuware aan Oranje-gevoel. Ondanks het feit dat directeur Alkemade de lijfspreuk van Jan Baan, Neerlands standbeeld op de softwaremarkt, op zijn kantoor heeft hangen (je kunt beter om vergeving vragen dan om toestemming). Het is een organisatie met een laag publiciteitsprofiel.
Compuware zag in 1973 het levenslicht als softwarehuis, wijst een korte terugblik in de geschiedenis uit. Door tal van acquisities groeide het bedrijf steeds meer in de rol van productleverancier. Het profileert zichzelf als product lifecycle-company. Het bedrijf heeft producten voor alle levenscycli van software: het bouwen, testen en beheren. Door de verscheidenheid aan gekochte technologie heeft het bedrijf echter geen eigen ‘smoel’ kunnen creëren. Vergelijk dit eens met de Stones. De band bestaat uit vier individualisten. De stage-performance van de band is echter fenomenaal en zoals dat heet high profile. Aan smoel geen gebrek. De heren van de Stones weten ondanks hun hoge leeftijd publiek en pers te boeien, te raken en enthousiast te maken. Een gave die Compuware mist. Ze doen hun werk gewoon goed, that’s it, niet meer en niet minder.
Maar ze willen meer. Bijvoorbeeld erkenning voor de toptechnologie die ze met de ontwikkelomgeving Uniface in huis hebben. Onlangs deed het bedrijf in Parijs zijn best om de wereld te doen geloven dat het ontwikkelen van software op basis van componenten geen toekomstmuziek meer is. Naast de technologie gooit Compuware nu ook een sloot faciliteiten en diensten in de strijd die de onderneming op het hoogste podium van de software-industrie moet brengen. Succes, status, erkenning en aandacht.
Geen allure
Zoals gezegd startte Compuware in 1973 in de Verenigde Staten als softwarehuis. Het richtte zich met een groep mainframe-programmeurs op bedrijven met een tekort aan capaciteit of expertise. Destijds had men nog geen behoefte aan wereldwijde allure. Alkemade onderstreept dat zijn bedrijf sinds die tijd steeds dezelfde visie heeft uitgedragen: de applicatie staat centraal in de IT-infrastructuur. De applicatie voegt waarde toe en is dus een waardevol bezit.
In 1978 kocht Compuware het bedrijf Abend-Aid. Het bleek een eerste in een lange reeks te zijn, want Compuware ontpopte zich in de loop van de tijd tot een koopgrage marktpartij. Abend-Aid bracht tevens het eerste product binnen de bedrijfsmuren; een testhulpmiddel voor het opsporen van fouten in software. Het betrof een soort van black box. Wat ging er vooraf aan een crash?, was de vraag die de tool beantwoordde. Met dit product zette Compuware de toon voor zijn toekomstige bedrijfsactiviteiten, die voor een groot deel op testen gericht zijn.
Productleverancier
In de eerste helft van de tachtiger jaren is het bedrijf geen softwarehuis pur sang meer. Het begint zich langzamerhand te profileren als productleverancier. De acquisitie van File Aid in 1983 draagt bij aan die trend. Ook het aantal medewerkers groeit gestaag, tot zo’n 5300 vandaag de dag.
De overname van Uniface betekende in meer dan één opzicht een aanwinst voor Compuware. Tot dan toe had het bedrijf zich met producten bijna uitsluitend gericht op testen in een mainframe-omgeving. Met Uniface werd daar een ontwikkeltool aan toegevoegd met platformonafhankelijkheid als belangrijk kenmerk. Hoewel nog steeds binnen de levenscyclus van het product software, betreedt Compuware hiermee een nieuwe markt.
Compuware deed in zijn bestaan meer acquisities dan hier beschreven. Het zal ook overnames blijven plegen. Totdat zijn productportfolio compleet is. Hulpmiddelen applicatiebeheer en voor het testen van Internet-applicaties zijn nog van de gaten die het wil opvullen. Ook wil Compuware de toepassing van zijn producten bij klanten meer ondersteunen door zijn dienstverleningstak uit te breiden.
Instituut
Terug bij Alkemade op kantoor valt, naast de lijfspreuk van Jan Baan, ook de afbeelding van Mick Jagger op. Niet verassend, maar wel typerend. Voor de backstage-party en het Stones-concert heeft Compuware zo’n vier ton moeten ophoesten. "Maar zoiets doen we niet elk jaar", legitimeert Alkemade zijn knaljubileum. Hij noemt de Stones een instituut. "Net als de Stones doet ook Compuware waar het goed in is." Alkemade vergeet hierbij dat de Jagger en consorten nooit de geringste moeite hebben gehad om publiciteit te genereren.
Compuware’s strategie is gericht op het ontwikkelen en verkopen van een veelheid aan producten, gebundeld door één visie: het ondersteunen van softwareproducten van de wieg tot het graf. Aan die visie ligt het niet. Misschien moet Compuware zijn successen wat meer vieren en uitdragen. Keith Richards houdt zijn gitaarsolo ook net even iets langer aan om het applaus te rekken. Mick Jagger rent ook van links naar rechts over het podium om steeds weer een ander deel van het publiek te bedienen en aan zijn voeten te krijgen. Des te meer het publiek uit zijn bol gaat, des te gekker Jagger doet en des te groter de kick aan beide kanten. Compuware zou moeten streven naar die intensieve interactie tussen zichzelf en de markt. Het moet die succesvolle projecten net even iets langer uitdragen en zijn visie net iets meer profileren over de volle breedte van de markt, van links naar rechts. Pas dan mag Compuware zich vergelijken met de Stones en kan zijn vijfde positie op de wereld softwaremarkt tot de status groeien die het graag wil hebben. Het bedrijf moet natuurlijk wel tonen dat het de bedrijfscultuur heeft om die stap te maken.