In alle drukte rondom de aanval van de Amerikaanse trustbusters op Microsoft, zou men bijna vergeten dat Gates nog een andere hond aan zijn broekspijp heeft hangen: Scott McNealy. De ceo van Sun Microsystems heeft zichzelf uitgeroepen tot Javaman, de beschermer van weduwen en wezen in de IT die hun hoop hebben gevestigd op de universele computertaal Java.
Het deert McNealy niet dat sommige ‘insiders’ zich wel eens hardop afvragen of hij eigenlijk wel weet wat Java nu wel en niet kan. Voor McNealy is Java een stok om Microsoft mee te slaan, en dat is voorlopig voldoende.
Dat Gates probeert met een gecorrumpeerde versie van Java McNealy van zich af te houden, drijft de laatste tot razernij. Sun Microsystems heeft Gates dan ook voor de rechter gesleept wegens het niet naleven van het licentiecontract dat Microsoft heeft gesloten met Sun over het gebruik van Java. Nu Netscape het moede hoofd kan neerleggen in de schoot van Janet Reno, maakt McNealy zich op voor het vervolg op de browseroorlog: de slag om Java.
Wie zal ons redden van de totale onderwerping aan Bill Gates? Javaman!
De slogan van Javaman luidt: ‘Het netwerk is de Computer’. In oktober 1997 formuleerde McNealy het zo: ‘Ik wil niet dat de werknemers van mijn klanten allemaal computerwetenschappers moeten zijn om met mijn spullen te werken.’
McNealy kan zich goed inleven in die werknemers van zijn klanten want hij is zelf ook nooit een groot licht geweest op het gebied van computertechnologie. De man die zich tijdens zijn studie aan Harvard voornamelijk bezighield met bierdrinken en golfen moest toen hij ceo werd van Sun Microsystems flink bijgespijkerd worden om in ieder geval het jargon van Silicon Valley te begrijpen.
Dat is voor McNealy overigens nooit een belemmering geweest om hoog van de toren te blazen. Zijn verbale aanvallen op Gates en de zijnen zijn soms amusant, soms keihard en soms zelfs genant voor zijn eigen medewerkers. McNealy is echter niet uitsluitend een bluffer en een trashtalker. Hij is vooral gepokt en gemazeld in iets waar het Nederlands niet eens een goed woord voor heeft: ‘manufacturing’, het efficiënt maken van dingen in fabrieken. "Ik hou van fabrieken", zegt McNealy. "Fabrieken, daar draait het allemaal om. Het gaat niet om het gedoe van Wall Street en niet om de flauwe kul van advocaten en consultants. Je moet iets maken, daar gaat het om."
IJshockey
McNealy’s passie voor het maken van dingen ontstaat al tijdens zijn jeugd in Michigan, het mekka van de Amerikaanse auto-industrie. Terwijl zijn vader zich opwerkt naar de top van American Motors, een bedrijf dat auto-onderdelen levert aan Detroits Grote Drie, gaat Scott naar de duurste particuliere scholen in de buurt. Die zijn niet geheel aan hem besteed want Scott speelt het liefst ijshockey en scoort vooral B’s (voldoende).
Ondanks zijn middelmatige inspanningen op de middelbare school gaat McNealy in 1972 naar Harvard University, om economie te studeren. Een jaar na McNealy arriveert ook Bill Gates op Harvard; de twee schijnen elkaar daar echter nooit te hebben ontmoet.
Fabrieksarbeider
In biografieën van Javaman wordt wel eens vermeld dat hij zijn carrière begonnen is als fabrieksarbeider. Dat past mooi in het beeld van de self-made man die zich opwerkt van de werkvloer tot de vlotgebekte ceo van Sun Microsystems. Feit is dat McNealy in zijn eerste baan voorman is in een fabriek van Rockwell International die onderdelen van carosserieën maakt. Maar McNealy wil echter hogerop. In 1978 – Intel introduceert de 8086-microprocessor, John Travolta schittert in Grease en Robbie Rensenbrink treft de paal in de finale van het WK voetbal in Argentinie – wordt McNealy na twee eerdere afwijzingen aangenomen op de business school van de Stanford University. Stanford University bevindt zich niet alleen in de Silicon Valley, het is ook het kloppend hart en de broedkamer van Amerika’s computerindustrie.
Terwijl zijn medestudenten van Stanford broeden op plannen om computerbedrijven te beginnen, wil McNealy na zijn studie het liefst weer de fabriek in. Dat gebeurt ook. In 1980 krijgt hij een baan bij FMC, een bedrijf dat lichte gevechtsvoertuigen maakt voor het Amerikaanse leger. Hij wordt daar echter benaderd door voormalige studiegenoten om hen te helpen bij het op poten zetten van een bedrijf. Ze willen een werkstation produceren dat is ontworpen door Andy Bechtolsheim voor het computernetwerk van de Stanford University. Het werkstation wordt sun gedoopt, wat staat voor Stanford University Network. McNealy wordt gevraagd omdat hij als enige van zijn klasgenoten eravring heeft in het maken van dingen. Wanneer initiatiefnemer Vinod Khosla vertrekt, wordt Scott McNealy, die de ballen verstand heeft van computers, bij gebrek aan beter ceo van Sun Microsystems.
Gouden greep
Dat McNealy een gouden greep is als ceo blijkt pas wanneer het bedrijf dreigt vast te lopen in het eigen succes. In 1988 verkoopt Sun Microsystems voor niet minder dan een miljard dollar een hele serie computerproducten. De productie moet enorm worden opgeschroefd en er wordt een IBM-mainframe aangeschaft om het overzicht over het bedrijf te bewaren. Wanneer de mainframe aanvankelijk niet goed werkt, loopt de hele trein van Sun Microsystems van het spoor. McNealy verplaatst acuut zijn werkplek van zijn kantoor naar de werkvloer. Hij krijgt Sun weer op de rails met de productie van Sparc-werkstations.
In 1992 passeren de verkoopcijfers van Sun voor het eerst de drie miljard dollar. Solaris, Suns variant van het Unix-besturingssysteem, ligt lekker in de markt. McNealy slaagt er echter niet in om IBM, Hewlett-Packard en anderen over te halen om Suns versie van Unix te bombarderen tot de standaard voor de computerindustrie. Daarnaast heeft hij ook andere zorgen: de Wintel-combinatie van Gates en Grove begint op volle toeren te draaien. Wintel verkoopt tien miljoen PC’s per jaar en Gates werpt hongerige blikken naar de markt van de high-end workstations.
McNealy voelt zich bedreigd en begint zijn verbale aanvallen op Microsoft. De softwareproducten van Gates zijn in de retoriek van McNealy ‘overontwikkelde haarballen met de betrouwbaarheid van Trabants’. Na de lancering van Windows 95 financiert McNealy een Silicon Valley-lobby die de overheid moet bewegen een antitrustproces te beginnen tegen Microsoft. De actie heeft geen succes. De slogan ‘het netwerk is de computer’ is gericht aan dovemansoren. Uit arrenmoede doopt McNealy zijn hond Network en maakt het dier de mascotte van Sun.
En dan is er Java
Een groep zeer getalenteerde programmeurs van Sun heeft sinds 1990 gewerkt aan Oak, een programmeertaal die bruikbaar is om allerlei programma’s te maken die via een netwerk gedistribueerd kunnen worden naar intelligente apparaten. James Gosling, de leider van het Oak-project, verliest in 1994 het vertrouwen in zijn product. Eric Schmidt – dan Chief Technical Officer van Sun, nu ceo van Novell – beweegt Gosling om nog eenmaal de mogelijkheden van Oak, inmiddels omgedoopt in Java te presenteren aan Scott McNealy.
Het slaat bij McNealy in als een bom. Eric Schmidt: "We lieten de technologie zien aan Scott en gaven aan hoe we met onze partners zouden kunnen werken om het product een bredere basis te geven. Maar Scott zag er onmiddellijk veel meer in. Hij zag het als een nieuwe richting voor het hele bedrijf, ja zelfs voor de hele bedrijfstak. Het was net alsof er bij hem een schakelaar omging." De transformatie van de cynische fabrieksrat Scott McNealy in de gedreven technoprofeet Javaman is een feit. McNealy ziet in Java eindelijk een technologie waarmee Internet gemobiliseerd kan worden om de machtige Wintel-machine tot staan te brengen.