Eind maart was Marsha Woodbury, voorzitter van de Computer Professionals for Social Responsibility (CPSR), in Nederland. Zij was te gast bij het SAIA, de afdeling van het NGI die zich bezighoudt met de sociale aspecten van ICT. Over de vraag of een cultuur kan overleven zonder censuur of taboes en waarom het belangrijk is dat Internet open blijft, hield zij een boeiende lezing. Omdat het Net zoveel nieuwe mogelijkheden biedt zijn er geen eenvoudige oplossingen, maar met gezond verstand komen we een heel eind, stelt zij.
In Duitsland wordt een parlementslid vervolgd omdat er op de ‘home page’ een ‘link’ staat naar een Nederlands document, dat in Duitsland verboden is (en hier niet). In Singapore staat de New York Times terecht omdat het een aanstootgevende tekst op Internet heeft gepubliceerd. Het Internet is goed voor veel nieuwe haken en ogen.
Elke technische oplossing roept meer nieuwe problemen en vragen op dan zij oorspronkelijk tracht op te lossen. Dat geldt niet alleen voor Internet, maar ook voor oplossingen in de computerwereld. Maar omdat Internet zo’n revolutionaire oplossing is, met heel veel implicaties, speelt deze stelling daar des te sterker. Vandaar dat Marsha Woodbury zich vooral daarmee bezighield in haar voorbeelden.
Woodbury betoogde dat censuur bestaat zolang er beschavingen bestaan. Een cultuur, maatschappij of netwerk kan eigenlijk niet zonder dat bestaan. Regels, normen en waarden zijn bepalend voor een beschaving, een bindend en beschermend element, of anderen het daarmee eens zijn of niet. Als het gaat om de veiligheid van een land ten tijde van oorlog, is censuur volledig geaccepteerd. Bij de vervolging van criminelen iets minder. Waar ligt de grens?
Woodbury: "Die grens is vaak heel moeilijk te trekken. Ik stel veel meer vragen dan ik kan beantwoorden. Mijn voornaamste doel is dat er meer duidelijkheid komt, want onzekerheid is funest. In elke samenleving moet duidelijk zijn waar haar grenzen liggen. Censuur is natuurlijk geen doel op zich, maar een middel. Uiteindelijk gaat het erom dat overtreders op de een of andere manier ‘bestraft’ worden, zodat de groep een eenheid kan blijven. Belangrijk hierbij is dat je van tevoren weet waar je aan toe bent."
Censuur ten goede of ten kwade
Wij gaan in de Westerse wereld prat op onze persvrijheid en het recht om te zeggen wat je ergens van vindt. Is het, afgezien van haat- en lastercampagnes via Internet, werkelijk nodig om censuur in te voeren?
Woodbury: "Vergis je niet, aan veel vormen van censuur zijn we al gewend. Als bepaalde uitdrukkingen niet ‘politiek correct’ zijn, betekent dat een taboe. Als kranten aan bepaalde gebeurtenissen weinig of geen aandacht besteden omdat daarbij invloedrijke mensen betrokken zijn, dan is dat een vorm van censuur. Als de foto’s van de verongelukte prinses Diana niet gepubliceerd worden, is dat ook een vorm van censuur, zelfcensuur. Of je het daarmee eens bent of niet, is een heel ander punt; censuur kan ten goede of ten kwade werken. De CPSR (Computer Professionals for Social Responsibility) vindt dat iedere maatschappij of groep zijn eigen normen moet stellen, niet de overheid. En niet alleen op het gebied van censuur. In Italië is het gebruikelijk dat mensen in een trein of tram stappen voordat men de gelegenheid krijgt om uit te stappen. Ik begrijp dat niet, maar dat is hun zaak, een onderdeel van hun cultuur. Belangrijk is dat de normen voor iedereen duidelijk zijn."
En vertaald naar Internet; onlangs verscheen een verhaal dat een web-site over astronomie geweerd werd, omdat in de tekst de uitdrukking ‘met het blote oog waarneembaar’ voorkwam.
Denkt u dat censuur op Internet mogelijk is?
Woodbury: "Nee, op Internet is censuur in de praktijk onmogelijk. Je kunt met filters wel wat doen, maar echt effectief zijn ze niet, zoals je voorbeeld al aangeeft. Bij CPSR stellen wij dat het filteren door de mensen zelf moet plaatsvinden. Toch is er een sterke beweging om filters te gaan gebruiken in de Amerikaanse openbare bibliotheken. De CPSR is daarop tegen omdat wij vinden dat je daar alle informatie moet kunnen vinden die je wenst. Als je er informatie tegenkomt die je niet wenst of waardoor je je beledigd voelt, schuif die dan terzijde."
Verzender verantwoordelijk
Toch zijn er nogal wat mensen die een bibliotheek of dienstenaanbieder zien als een medeschuldige bij het aanbieden van ongewenste informatie. In Frankrijk wordt een Internet-dienstenaanbieder bedreigd met sluiting omdat hij weigert de toegang tot bepaalde sites af te sluiten. Woodbury: "Dat getuigt van groot onbegrip voor de situatie. Zou je de besteller van een dreigbrief willen vervolgen omdat hij deze brief bezorgt? Zou je het telefoonbedrijf aansprakelijk willen stellen omdat iemand van zijn diensten gebruikmaakt om een telefonische scheldpartij of bedreiging te uiten? Waarom dan wel een aanbieder op Internet verantwoordelijk stellen voor de inhoud van informatie die hij slechts overdraagt? De voortbrenger of verzender is uiteraard wel aansprakelijk, maar niet degene die de informatie overbrengt. Tenzij er sprake is van grove nalatigheid van de kant van de dienstenaanbieder, maar je mag van niemand verwachten dat alle Internet-informatie gescreend wordt."
In Nederland wil men e-mail wettelijk gaan beschermen op dezelfde manier als brieven: e-mail-geheim. (De invoering zal waarschijnlijk worden uitgesteld omdat de Eerste Kamer er niet in slaagt de benodigde wijziging van de Grondwet tijdig te behandelen – HvSt) Daarbij zou de aanbieder een zekere verantwoordelijkheid moeten dragen, net als het post- en telefoonbedrijf. Wat denkt u daarvan?
Woodbury: "Dat lijkt mij absurd. Informatie op Internet is niet te beschermen, dat is de essentie ervan. Als iemand zijn e-mail wenst te beschermen kan dat cryptografisch op individuele basis, bijvoorbeeld met PGP. Een van onze bestuursleden, Phil Zimmerman, heeft PGP ontwikkeld en stelt dat gratis ter beschikking. Maar zoiets als algemene norm invoeren zou de gewenste openheid van Internet volslagen teniet doen. Bovendien is het technisch niet uitvoerbaar. Iedereen moet goed beseffen hoe open Internet is; daar geef je je niet bloot. Wel bestaat er enig verschil tussen de situatie op kantoor en thuis. Op kantoor werk je met apparatuur en voorzieningen van het bedrijf. Dat geeft zekere rechten op de informatie die je ontvangt of verspreidt."
Goed en kwaad
De Amerikaanse federale overheid houdt nog steeds vast aan de exportbeperkingen van cryptografische producten, met als argument de veiligheid van de natie. Hoe denken u en de CPSR daarover?
Woodbury: "Wij zijn het daarmee niet eens. Ook dat is een kwestie van onbegrip: mensen die echt kwaad willen, vinden heus wel methoden om hun communicatie voor anderen onleesbaar te maken. Door het verbod op de export worden de vele mensen en bedrijven met wel goede bedoelingen getroffen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?! Bovendien lijdt het Amerikaanse bedrijfsleven sterk onder dit verbod. Helaas lijden de goeden meestal onder de kwaden, maar wij vinden wel dat je dit zoveel mogelijk moet beperken."
Als ander voorbeeld van goeden die onder de kwaden lijden, schetst Marsha Woodbury de situatie op de University of Illinois. Vroeger kon iedereen vrij en onbeperkt Internet op – een voortreffelijk initiatief. Van dit vertrouwen maakte een student misbruik door een bedreiging te sturen aan het adres van president Clinton. Na een onderzoek van de FBI werd de student achterhaald en sindsdien moet iedereen op naam inloggen. Woodbury ziet dit als een beperking op het gebruik: een zekere censuur, en dat vindt zij jammer.
Hoe staat u tegenover fascisten, subversieve elementen of criminelen die via Internet samenspannen? Moeten die hun gang kunnen gaan?
Woodbury: "De grens is moeilijk te trekken. Ik houd het erop dat Internet niet anders is dan de post of de telefoon. Als iets via de post of telefoon wettelijk verboden is, bijvoorbeeld een bedreiging, dan moet dat ook via Internet verboden zijn. Maar als het gaat om communicatie onderling, waarom dan? Dat kan ook ongestraft via brieven en telefoongesprekken! Binnen de eigen groep, mag wat mij betreft iedereen de eigen grenzen bepalen voorzover dat binnen de wetgeving valt. Dat valt te vergelijken met het stellen van regels binnenshuis, iets wat wel geaccepteerd is. Het probleem met zoiets als porno is dat het ook buiten de eigen kring in trek is. In principe denk ik dat in zulke gevallen de nationale wetten van toepassing zijn." Een Nederlander die de wet in Alabama overtreedt met zijn informatie op een Nederlandse site, is dus in Nederland niet strafbaar; een aanvrager in Alabama wellicht wel. En als diezelfde Nederlander op reis Alabama aandoet?
Woodbury: "Afhankelijk van de aard van het vergrijp, zou hij daar eventueel opgepakt kunnen worden."
Het kenmerk van Internet is nu juist dat het grensoverschrijdend werkt, waardoor het moeilijk te bepalen valt welke wetten van toepassing zullen zijn. Er wordt via Internet ook gegokt in andere landen omdat het in de eigen staat of het eigen land verboden is. Woodbury: "Het is ook allemaal niet zo eenvoudig… Het kost tijd om jurisprudentie over nieuwe technologie te ontwikkelen. Het lijkt mij dat in principe de wetten in het land van de initiatiefnemer of de gebruiker moeten gelden. Maar Internet opent zoveel nieuwe mogelijkheden dat er geen eenvoudige oplossingen zijn. Voor de toepassing van nationale wetten op het gebruiken
van nieuwe media zal nog veel ervaring moeten worden opgedaan."
Invloed van Internet
Woodbury: "Internet heeft mijn leven en dat van vele anderen in zeer positieve zin volslagen veranderd. Ik heb oorspronkelijk journalistiek gestudeerd en ben daarna met mijn man naar Nieuw-Zeeland geëmigreerd. Toen mijn moeder ernstig ziek werd, ben ik teruggegaan naar de VS en heb ik mijn studie in de jaren tachtig verder opgepakt. Op de universiteit was het – in tegenstelling tot de flower-powertijd in de jaren zestig – ongelofelijk rustig. De reden: iedereen met een computer was aan het internetten: op de universiteit kon dat gratis. Dus ben ik daar ook mee begonnen en dat was een sensatie. Ik kon bijvoorbeeld heel eenvoudig met mijn vrienden in Nieuw-Zeeland in contact komen! Zo raakte ik geïnteresseerd in informatica en nu geef ik een introductiecursus informatica op de University of Illinois. Ik vond CPSR een goede instelling en werd lid, nu ben ik zelfs voorzitter. Allemaal ondenkbaar zonder een open Internet."
Woodbury: "Er zijn vele anderen wier leven ook volslagen veranderd is door Internet. Als je terugdenkt aan het begin van deze eeuw en weet hoeveel moeite de emigranten gehad hebben om een deel van de Amerikaanse gemeenschap te worden… Met een open Internet gaat het allemaal zoveel sneller, ook al is op vrijwel alle sites het Engels de voertaal. Het nadeel van Internet is wel dat het je, net als een PC, in zekere zin isoleert van je directe omgeving. Als je maar goed onderscheid kunt maken tussen Internet en je werkelijke omgeving, lijkt me dit niet zo’n groot bezwaar."
De CPSR
Wat is de CPSR voor organisatie, wat is de doelstelling en hoeveel leden telt zij?
Woodbury: "De CPSR (Computer Professionals for Social Responsibility) is een organisatie van vrijwilligers die oorspronkelijk in de jaren tachtig ontstaan is om oppositie te voeren tegen het Star Wars-project van de Amerikaanse overheid. Wij achtten dat technisch onmogelijk en bovendien niet wenselijk. Dat eerste is later ook wel gebleken. De voornaamste doelstelling van CPSR was en is nog steeds het verantwoord gebruik van computers en Internet maakt daarvan een belangrijk deel uit. De organisatie telt op dit moment rond de 1800 leden die zich als vrijwilliger bezighouden met onder andere werkomgeving, privacy-kwesties en basisrechten; er zijn 22 afdelingen werkzaam. Ik ben zelf in mijn vrije tijd actief in een commissie die kleine bedrijven voorlicht over ‘jaar 2000’-problemen. Wij proberen onze doelstelling te realiseren door het geven van voorlichting, lobbyen en het beschikbaar stellen van onze expertise. Uiteraard werken we heel vaak via Internet, omdat we het vrijwilligerswerk in onze vrije tijd moeten doen."
Wat voor soort mensen zijn betrokken bij CPSR?
Woodbury: "Oorspronkelijk vrijwel alleen Amerikaanse wetenschappers uit de universitaire wereld. Nu komen er steeds meer mensen uit het bedrijfsleven de gelederen versterken. We hebben ook de nodige internationale leden, maar vrijwel alle activiteiten vinden plaats in de VS." Er is een eigen web-site (http://www.cpsr.org) aanwezig en voor het verspreiden van informatie maakt men gebruik van een ‘list server’ (http://www.cpsr.org/lists/lists.html). Informatie kan ook per e-mail worden opgevraagd bij lists@cpsr.org met als tekst HELP.
Er zijn organisaties die zich bezighouden met informatie op Internet, bijvoorbeeld de Britse Internet Watch Foundation (http://www.iwf.org.uk) en het Platform for Internet Content Selection (http://www.w3.org/PICS). Woodbury: "Die doen gedeeltelijk nuttig werk. Zowel het IWF als PICS willen verdorven sites weren, en daar ben ik op tegen. Het Internet moet open blijven. Ik vind het wel goed wanneer sites het gebodene classificeren, hoewel dat een arbitraire zaak is. Openheid en duidelijkheid is gewenst. Verder moet iedereen zijn eigen natuurlijke filter, zijn gezond verstand maar gebruiken. Internet mag niet op slot!"
Hein van Steenis, freelance medewerker Computable
Literatuur
M. Couzy: ‘Internet op slot?’. Computable, 27 februari 1998, pagina 41-43.
De Stichting Ideële Reclame plaatste – vlak na de lezing van Marsha Woodbury – in alle landelijke dagbladen een paginagrote oproep. Het slot van de tekst, naadloos aansluitend bij Marsha Woodbury’s gedachtengoed, luidde:
BESTE DORPSGENOTEN
In welke maatschappij leven we eigenlijk?
‘Dat bepalen we zelf. Op straat, in de buurt, in de stad in ons land.’
Want wie is de maatschappij?
‘Dat zijn wij. Dat ben jij.’