Computers zijn tot nu toe geen groot succes in het onderwijs. Uit het mengen van machines, programma’s, leerlingen en docenten, budgetten en organisaties ontstond zelden een geslaagd brouwsel. Snelle Internettechniek biedt nu wel bruikbare kansen, en de Fontys Hogescholen in Eindhoven en twee educatieve uitgevers hebben een zeer ambitieus project opgezet om die kansen uit te buiten. Amerigo Vespucci keek er ook anders tegenaan.
Dat benutten van kansen gaat veel verder dan wat oefeningen op de computer, zoeken in een digitaal boek of een multimediale encyclopedie. Bovendien voert Fontys meteen een kleine revolutie in het onderwijs uit en stelt niet de mogelijkheden van de machine voorop, maar de wensen van de mens. En zo moeten binnen vier jaar alle vijftien verspreid gelegen studierichtingen hun eigen intranet krijgen, gekoppeld aan grote databases, met daarin driekwart van de leerstof – véél meer dan boeken alleen. De naam: Vespucci, de net iets slimmere collega van Columbus die doorkreeg dat het land achter de Atlantische Oceaan niet Azië was, maar iets heel anders. En dat wordt het nieuwe project Vespucci ook – iets heel anders.
De boeken gaan in het jaar 2000 niet het raam uit, maakt ir John Claessens snel duidelijk. Hij is lid van de stuurgroep, het hoogste orgaan van Vespucci, en is tevens lid van de raad van bestuur van Fontys Hogescholen, de grootste hbo-groep van het land. Informatie op papier blijft een belangrijke rol spelen, maar die rol wordt wel kleiner omdat de computer het nu eindelijk beter kan – een groter geheugen, een kortere inwerktijd, sneller selecteren, filmpjes en geluid afspelen. Ook zijn nu bijvoorbeeld individueel gerichte opdrachten mogelijk met snel interactief teruggekoppelde uitslagen. Claessens benadrukt dat Fontys met Vespucci een waagstuk onderneemt – het is het grootste project waar hij ooit aan gewerkt heeft, en hij moet de kaarten voor deze ontdekkingsreis samen met de uitgevers zelf maken want die bestaan nog niet. Het hoeft niet te verbazen dat Claessens wijst op het ‘mission statement’ van Fontys: We first.
Fontys is de naam
Fontys is de nieuwe naam van een groep gefuseerde zuidelijke hogescholen. De groep heeft 33.000 studenten, 1800 docenten en een omzet van 400 miljoen gulden waarvan 50 miljoen gulden uit zakelijke diensten. Vooral in Eindhoven en Tilburg liggen de vestigingen, plus in negen andere plaatsen in het zuiden en midden van het land en ook nog in Amsterdam, Rotterdam en zelfs Groningen. De hogeschoolgroep biedt vrijwel alle studierichtingen, inclusief Hogere Informatica, maar ook bijzondere zoals ‘golf professional’, en cursussen in het Duits of Engels als Absatzwirtschaft, International Logistics en Fysiotherapy. Deze laatste volgens Amerikaanse opzet voor studenten die ook echt uit de VS overkomen, omdat daar te weinig docenten zijn en hier genoeg. Het is, zo stelt Claessens niet ontevreden, de enige school die ook een echte R&D-afdeling heeft, een eigen uitzendbureau en nu ook een Internet-providerslicentie. Dat is mede een gevolg van de beslissing om meer te gaan doen aan nieuwe media.
Opzet van project
De hogeschool werkt sinds de start in april 1997 in dit project nauw samen met de marktleiders voor hbo-boeken, Wolters-Noordhoff en Educatieve Partners Nederland. Fontys had al enige ervaring met nieuwere ICT-projecten, zoals het project Firstnet samen met KPN Telecom, over teleleren. De twee uitgevers hebben de ontwikkeling al enige tijd zien aankomen, vooral in de VS. Ooit zal de computer toch bij een flink deel van de informatie-overdracht de plaats van boeken innemen. Snelheid, redelijke lage kosten, interactiviteit en volwassen grafische en auditieve mogelijkheden zijn enkele factoren die dit nu toestaan – computers kunnen nu eindelijk dingen die net echt lijken. De uitgevers hebben Vespucci tevens samen met Fontys opgezet met het doel de licenties ook aan andere hogescholen te kunnen verkopen en zo net als nu met boeken weer een landelijke positie op de markt te verwerven. Er is nog geen kijk op wat gebruikers ervoor moeten betalen, omdat de presentatie van de complete plannen pas op 20 mei plaatsvindt. De eerste echte database loopt pas over twee jaar. Wel is het de bedoeling om licenties voor een jaar te verkopen, gebaseerd op het aantal studenten, gekoppeld aan het gemiddelde dat studenten aan voorgeschreven literatuur uitgeven.
Gevolgen voor studenten
Elke student moet binnen enkele jaren dagelijks thuis en op school aan de computer, en dat is nogal een beslissing voor bijvoorbeeld studenten Fysiotherapie of Personeel en Arbeid, die dat niet meteen verwachten. De aanwezigheid op school zal dalen van 30 naar 20 uur. Het belangrijkste voordeel zal zijn dat de individuele wensen van studenten kunnen worden gehonoreerd. Elke student krijgt veel meer wat hij of zij nodig heeft op het scherm dan nu mogelijk is, dat levert dus een efficiëntere studie op. Andere voorziene voordelen zijn een afwisselender leeromgeving voor de studenten, meer actualiteit en werkelijkheid – zo meldt de brochure van het project. Maar bovendien wordt de leerstof flexibeler en de keuze van het moment voor het aanbieden van bepaalde stof vrijer. De studenten zullen volgens Claessens ook samen online aan groepsopdrachten kunnen werken.
De intranetten daarvoor zijn gekoppeld aan een grote database waarin naast teksten uit leerboeken ook opgenomen zijn; readers, opgaven, tentamina, alle studieresultaten, animaties, leerzame spelletjes, vaak multimediaal. Wat merken de studenten hiervan wanneer zij ’s ochtends inloggen? De opzet voorziet erin om studenten telkens als zij aan een nieuwe studiemodule beginnen, even te testen, en de uitslag daarvan mede te laten bepalen welk niveau zij dan krijgen voorgeschoteld op het scherm. Dat testen en het verwerken van de resultaten zou zonder de computer en de database erg moeilijk worden. De student kiest dan zelf het materiaal voor die dag om de stof meester te worden. Dat houdt ook in dat een keuze mogelijk is tussen theorie en oefeningen met steun van bijvoorbeeld een naslageenheid, of tussen alleen werken of in groepen. Vaste studieonderdelen blijven natuurlijk bestaan. Bij werktuigbouw bijvoorbeeld hoort cad/cam (computer ondersteund ontwerpen en fabriceren), bij verpleegkunde anatomie. Voor de docent betekent Vespucci dat de greep op de studieresultaten verbetert – van dag tot dag is te zien wat iemand gedaan heeft, en wat de resultaten zijn. Daardoor kunnen studenten meer vrijheid krijgen om zelf hun smaak te volgen – het systeem zal hen er altijd op wijzen wat er op andere onderdelen nog gebeuren moet.
Organisatorische gevolgen
Ook organisatorisch eist de overstap veel, want voor elke opleiding moet nu eerst worden vastgesteld wat er in de database komt. En dat kan niet even intern, want een belangrijk gegeven is dat de database ook bruikbaar moet zijn voor hogescholen buiten Fontys, willen de kosten er ooit uitkomen. Daarom moeten de lesprogramma’s nu op een algemeen aanvaardbaar niveau vastgelegd worden, op basis van landelijke afspraken, wat voor sommige opleidingen of onderdelen daarvan nog niet het geval was – bijvoorbeeld computerkennis voor studenten Personeel en Arbeid. Via Vespucci kunnen er dan ook teksten en andere vormen van leerstof aangemaakt worden voor dit soort deelopleidingen. Vroeger bestonden hier nooit specifieke boeken voor, omdat de oplagen te klein en de kosten dus altijd te hoog zouden blijven. Een groot bijkomend voordeel is ook, dat studenten nooit meer de verkeerde druk van een leerboek zullen hebben – Wolters-Noordhoff en Educatieve Partners Nederland kunnen nu probleemloos de nieuwste edities in het systeem laden, nog afgezien van de veel frequentere veranderingen die docenten kunnen inbrengen.
Doublures in de stof en in leerboeken die nu bestaan zijn te vermijden. Er zijn onderdelen genoeg die bij verschillende faculteiten tegelijk gebruikt kunnen worden, zoals Recht of Nederlands, en die dus maar eenmaal, maar dan wel uitgebreid, in de database kunnen. Vespucci gaat van start bij vier opleidingen: Technische Bedrijfskunde, Personeel & Arbeid, Bedrijfseconomie en Management Economie & Recht, die dergelijke raakvlakken hebben. Daar zal de database voorjaar 2000 gereed moeten zijn. Dit jaar is er ook een begin gemaakt met de ontwikkeling van de databases voor de Pabo en voor Commerciële Economie.
Het betekent ook dat de hogeschool een uitgebreide helpdesk gaat opzetten, zowel voor computerproblemen als voor problemen met de leerstof. Maar het zal niet zo zijn, benadrukt Claessens, dat de studenten bijna nooit meer op school komen. Dat blijft behouden, omdat de studenten daar zelf ook behoefte aan hebben. Hij schat dat Fontys dankzij deze aanpak 10 procent minder gebouwen nodig heeft. Dat is een besparing, maar de kosten van Vespucci – tussen 10 en 12 miljoen gulden – wegen daar voorlopig wel tegen op. Een ander belangrijk doel is het leren effectiever te maken door meer op de behoefte van de individuele student aan te sluiten. Die aansluiting zal veel verder gaan dan wat tot nu toe mogelijk is geweest, meent Claessens. Ook moet Vespucci de kloof tussen opleiding en praktijk verkleinen – en dat kan doordat de leermiddelen sneller – dagelijks – aangevuld of vernieuwd kunnen worden.
Gevolgen voor docenten
Ook voor de docenten heeft Claessens voordelen in petto. Door de nauwkeuriger informatie over de vorderingen is de begeleiding beter toe te spitsen. De docent kan nu simpeler specifieke informatie aan bepaalde studenten toesturen. Eigen dictaten passen probleemloos op het net. Zelfs materiaal van derden, zoals cases van bedrijven, kunnen eenvoudiger bij docent en student terecht komen. Door de multimediale opzet is de docent eveneens in staat de stof aantrekkelijker te maken dan die in boekvorm – voor zover de docent dat zelf kan natuurlijk. Hier lijkt meer een rol voor de uitgever weggelegd te zijn. In het algemeen verandert de docent in een coach.
Ir Claessens hoopt vurig dat zijn ontdekkingsreis zal slagen, en hij is er trots op dat ze in de VS niet verder zijn met deze aanpak dan de Fontys Hogescholen in Eindhoven. Maar er is nog veel te doen – denk aan de driehonderd ontwikkelteams die allemaal aan het werk moeten en gecoördineerd moeten worden. Het ziet ernaar uit dat deze vorm van integratie van onderwijs en ICT tegemoet komt aan twee van de belangrijkste eisen die de maatschappij aan onderwijs stelt: veranderbaarheid en openheid.
Arthur Graaff, freelance medewerker Computable
Technische eisen
Het platform voor Vespucci zal vrijwel zeker Unix worden, en wat de databases betreft staan Oracle of Sybase op de lijst. Elke vestiging van Fontys zal zijn eigen intranet krijgen. Wat de hard- en software betreft, zijn er nog geen duidelijke beslissingen genomen. Dat komt ook door het vroege stadium en het ontbreken van harde cijfers over bijvoorbeeld omvang van de database. Een indicatie kan zijn dat Wolters-Noordhoff zo’n vijfhonderd boektitels voor het hbo uitgeeft, waarvan een meerderheid in aanmerking kan komen voor opname in de database. Maar, zegt projectmanager Vincent Diks van W-N, daar komen nog boeken van andere uitgevers bij en veel ander materiaal, waarmee hij doelt op bijvoorbeeld de bijdragen van de docenten (tests, tentamens, readers, eigen teksten), scores van studenten en het multimedia-aanbod. Wel kan zijn collega-projectmanager Henk van de Laar van Fontys al zeggen dat een project van deze omvang alleen kan werken met ‘proven technology’. Hij erkent echter dat enkele afwijkende eisen dat kunnen doorkruisen; Vespucci gaat namelijk niet uit van de techniek, maar van de wensen in het onderwijs. Voor de leraren komt er een auteurs-’tool’, bijvoorbeeld Word of WP (5.1 is nog heel populair in het onderwijs), gekoppeld aan Html. Daarnaast staan programma’s als Learning Space van Lotus Domino, Mercator of het door Fontys zelf ontwikkelde Constructor op de lijst. Voor de verbindingen krijgt Fontys een eigen datanetwerk, waar deze zomer de eerste fase van ingaat. Voor het nu gebruikte student-volgsysteem moet er een vervanger of bewerking van Volg+ van Omega (Roccade) komen.
Columbus is Amerigo niet
Vespucci, Amerigo (1454-1512) Italiaans koopman, zeevaarder en ontdekkingsreiziger, werkte samen met Columbus, maar begreep beter dan hij dat Amerika niet Azië is. Hij maakte veel reizen langs Zuid-Amerika. Op de kaarten die hij vervaardigde stond uiteraard zijn naam en die werd door Noord-Europese cartografen gebruikt om aanvankelijk alleen Zuid-Amerika (‘het land van Amerigo’) aan te duiden. Pas veel later ging de naam ook voor Noord-Amerika gelden. Hoewel over Vespucci wel gezegd is dat zijn roem gebaseerd is op de wijsheid van anderen, weerspreken zowel zijn brieven als zijn laatste, hoge positie als hoofdnavigator van het Spaanse hof dat, meent de Encyclopaedia Brittannica.