In Amerika woedt al enkele maanden een discussie over de rol van de overheid met betrekking tot nieuwe wetgevingen, subsidies en belastingen rond nieuwe technologische ontwikkelingen zoals Internet, elektronisch zakendoen, de ‘elektronische supersnelweg’, Twinning-Netwerk, enzovoort. Moet de overheid participeren of genoemde zaken overlaten aan de markt?
We leven in een tijdperk van razendsnelle veranderingen op zowel economisch, sociaal en technisch gebied. Dit betekent dat een betrekkelijk kleine groep mensen dit thema aan kan.
In de VS voerden veel bewindslieden het credo: ‘let the market decide’. Dat klonk mooi, zeker in een tijd waarin regeringsuitgaven omlaag moesten. Doe niets, laat het maar gebeuren.
Het probleem is echter complex en er is veel ruimte voor interpretatie, zowel in de VS als in Nederland. Wel is duidelijk geworden dat alles overlaten aan de marktwerking sommige regeringsinstanties en bedrijven een blauw oog kan bezorgen.
Veel nieuwe technische mogelijkheden worden in hoog tempo aangeboden, met name computers, communicatiemiddelen en oplossingen. De bedrijven die deze tools ontwikkelen en aanbieden zullen moeten nadenken of het wel zo handig is om de markt te laten beslissen. Neem een bedrijf dat een nieuwe oplossing of dienst op de markt brengt die nieuwe wetgeving eist of aanpassing van een bestaande wet. Lobbyen kan effect sorteren, maar werkt lang niet altijd. Het thema is of te complex, of politiek gevoelig, of speelt zich op wereldschaal af. Veel van de problemen zijn zo ingewikkeld dat er geen andere oplossing is dan samen rond de tafel te gaan zitten. Daarbij moeten oplossingen gevonden worden die op economisch en technisch terrein gunstig zijn voor de betreffende bedrijven, maar ook voldoen aan de eisen van de bewindslieden op het gebied van wetgeving en belasting. Belangrijk is dat er voortgang wordt geboekt en dat zowel land als bedrijf de aansluiting in de wereld niet verliest. Garanties zijn er niet, wel kansen door deel te nemen en na te denken. Niet meedoen betekent bijna zeker uitsluiting.
Anders handelen en anders denken over subsidies en projecten is gewenst. Bedrijven en overheid moeten bespreken hoe voortgang te realiseren is, ze moeten subsidies geven voor en participeren in projecten met als doel onduidelijke toekomstige situaties te vermijden.
De Amerikaanse regering heeft de laatste jaren veel ruchtbaarheid gegeven aan de plannen van Clinton en Gore voor de ‘elektronische supersnelweg’ en elektronische handel. Dat zijn zeer goede plannen. De problematiek dient zich echter aan bij de uitvoering van de wetgeving op het gebied van elektronische handel en cryptografie. De technologie van de cryptografie in de VS is onderhevig aan exportbeperkingen, voornamelijk vanwege ‘binnenlandse veiligheid’ (FBI). ‘Let the market decide’ betekent hier dat de regering in de VS helemaal geen idee meer heeft van de technische situatie binnen de VS en daarbuiten. De oude wet op de exportbeperking is gebaseerd op de gedachte dat de technologie in de VS de beste ter de wereld is. Dit is echter niet meer het geval. Technologie uit ondermeer Israël, Duitsland, Nederland en Frankrijk hebben de producten van de VS met gemak ingehaald. De idiote situatie doet zich nu voor dat elke technologie mag worden ingevoerd in de VS, maar dat de exportbeperkingen blijven bestaan. Als gevolg van deze regeling zal de binnenlandse veiligheid van de VS een kaartenhuis worden, omdat er allerlei soorten ‘crypto-tools’ binnenkomen waar niemand meer vat op heeft. Daarbij komt dat technische bedrijven in de VS geen concurrentie aankunnen buiten de VS, omdat ze geen goede producten mogen verkopen vanwege de exportbeperkingen.
Veel leden van de Amerikaanse regering vinden dan ook dat er een vorm van samenwerking moet worden gezocht tussen bedrijfsleven en regering; hier dus geen ‘let the market decide’. In deze samenwerking moet een aantal zaken ter tafel komen, zoals belastingen voor elektronische handel, privacy, auteursrecht, het beschermen van handelsmerken, contracten voor elektronisch zakendoen, enzovoort. Drijvende krachten achter het idee van samenwerking zijn ondermeer Ira Magaziner en een aantal grote computer- en communicatiebedrijven in de VS. Al snel werd duidelijk dat ‘modern bestuur’ betekent dat zowel regering als bedrijfsleven niet meer aan de kant kunnen staan, maar moeten participeren en moeten proberen om samen een aantal heel complexe zaken aan te pakken. Dit is makkelijker gezegd dan gedaan, want zodra je het hebt over samenwerking, roepen veel mensen om interventie.
Ik denk dat de meeste zaken aan de markt moeten worden overgelaten, maar zoals met alles, zijn er uitzonderingen op die regel. Hierover meer in de volgende column.