Vanaf oktober 1998 krijgen circa 350 scholen voor primair en voortgezet onderwijs en 35 openbare bibliotheken een aansluiting op het nieuw te realiseren Edunet. In onderwijskringen reageert men tamelijk sceptisch. Men vraagt zich af of het wel zin heeft nu al te investeren in een dermate kostbaar breedbandig netwerk.
Dat de overheid recentelijk heeft gekozen voor het Enertel-consortium, waarin naast de samenwerkende energiebedrijven de grote kabelmaatschappijen op telecom-gebied samenwerken, blijkt vooral een financiële kwestie op basis van prijs-kwaliteitverhouding. Volgens Enertel-projectleider ir Fred Kappetijn kon het andere mededingende consortium, waaraan ondermeer KPN Telecom, IBM en Roccade deelnemen, de gevraagde diensten, gecombineerd met de gewenste bandbreedte niet voor dezelfde prijs leveren.
Of de interne strubbelingen die bij Enertel zijn ontstaan naar aanleiding van de overname door het Amerikaanse Worldport consequenties hebben voor de Edunet-pilot is onduidelijk. Wel valt in kringen van de afgevallen aanbieder KPN Telecom/Roccade en IBM te beluisteren dat men niet erg tevreden is over het verloop van de tender. Men beraadt zich echter nog over te nemen stappen en wil daarom voorlopig geen commentaar geven.
Vraagtekens
In onderwijskringen plaatst men vraagtekens bij het nut om nu al te investeren in een dermate kostbaar breedbandig netwerk. De nadruk ligt bij de plannen voornamelijk op de technologie en nauwelijks op de onderwijsinhoud. Eerder uitte de Onderwijsraad en de SER zich ook al in die zin.
Volgens Michael Polman, directeur van de Stichting Antenna die sinds 1986 maatschappelijke en onderwijsinstellingen begeleidt bij het gebruik van ICT en voorzitter van de Nederlandse afdeling Internationale Internet Society, hebben de scholen momenteel het meeste behoefte aan begeleiding bij het gebruik van Internet in de onderwijsleersituatie en het beschikbaar komen van zinvolle educatieve inhouden.
Geen platform
Hij vindt het jammer dat met de reeds bestaande ervaringen van groepen uit het veld zoals bijvoorbeeld de Digitale school en de School van Morgen, nauwelijks iets gebeurt. Zo bestaat er geen educatief Internet-platform waarin ervaringen kunnen worden uitgewisseld en behoeften kunnen worden gepeild. Het in te voeren breedbandige netwerk is vooral bedoeld voor de overdracht van multimediale leermiddelen waarbij gebruik wordt gemaakt van video. Volgens de ervaringen van Polman is een dubbele Isdn-verbinding in combinatie met een proxy-server voldoende en uitstekend te gebruiken voor kleinere instellingen zoals basisscholen met circa tweehonderd mensen. Daar komt nog bij dat de experimenten van KPN Telecom met Adsl op de gewone lijnen bemoedigend zijn.
Bandbreedte
Scepsis ook bij Sjoerd Spoelstra, actief lid van de Vereniging I&I (Vereniging voor docenten informatiekunde) en docent en ICT-coördinator van het Coenecoop College in Waddinxveen. "Op termijn is zo’n hogesnelheidsnetwerk natuurlijk prachtig. De vraag is of we deze bandbreedte binnen het onderwijs op dit moment wel echt nodig hebben, gelet op de kosten die er mee gemoeid zijn. Ik zie veel in het op korte termijn verstrekken van email-adressen aan alle leerlingen, zodat we makkelijk mee kunnen doen aan allerlei e-mail-projecten, maar daar heb je geen glasvezel voor nodig. Glasvezel is natuurlijk wel mooi voor de kabelboer die met video-on-demand gaat werken." Tijdens een bezoek begin dit jaar aan de grote Engelse onderwijscomputerbeurs Bett heeft Spoelstra maar één bedrijf gevonden die binnen een Ethernet met full-screenvideo kon werken. Daar zat dan wel de prijs van 2000 gulden extra per werkplek aan vast.
Geen samenhangende visie
Op een onlangs gehouden studiedag voor leraren bleek volgens Bronkhorst dat de kloof tussen scholen die Internet gebruiken en de niet-gebruikers steeds groter wordt. Waar het volgens hem aan ontbreekt, is een onderwijskundige samenhangende visie rond de verschillende actielijnen zoals de productie van educatieve software en de verschillende ontwikkelingen rond de vernieuwing van de ROC’s (Regionale Opleidingscentra) en lerarenopleidingen. Dat men er met de beschikbaarheid van een netwerk een Internet-aansluiting alleen niet is, bleek onlangs nog uit de opmerkingen van rector Sjamaar van het Utrechtse Niels Stensen College in Het Onderwijsblad. Zijn school investeerde zes ton in veertig werkstations met Internet-aansluiting, "maar er zit bijna nooit iemand", verzucht hij. n
Multimediale toepassingen
Een breedbandig netwerk kan met name zijn kracht bewijzen bij multimediale toepassingen. Het is echter maar de vraag of dit soort educatieve applicaties met real-live video een hoge vlucht zullen nemen. Veel tekenen die daar op wijzen zijn er niet en ook de educatieve uitgevers staan niet te trappelen. In de Verenigde Staten is nog nauwelijks ervaring met multi mediale software-ontwikkeling waarin real-live video een belangrijke rol speelt en die deze bandbreedte noodzakelijk maakt. Er zijn wel enige voorbeelden van campustoepassingen rond universiteiten waar ook enkele basisscholen en colleges bij betrokken zijn en die gebruikt worden voor onderwijsonderzoek, stelt John Bronkhorst ICT-coördinator van de lerarenopleiding van de Hogeschool Enschede. De leereffecten van het gebruik van video in combinatie met software zijn nog zeer onduidelijk. Volgens Bronkhorst staan veel scholen te springen om een aansluiting op Internet en is voor de meeste een Isdn-verbinding meer dan voldoende.