Materie is passé bij virtuele tv. Veel ICT-kracht is echter een vereiste. Omdat de computerindustrie het laat afweten, ontwikkelt John de Mol Produkties de IT zelf. Daarmee heeft het bedrijf een vooraanstaande positie weten te verwerven op de ‘virtuele markt’.
Ongemerkt hebben virtuele TV-programma’s hun intrede gedaan. Neem Business Update, dat wordt gemaakt door John de Mol Produkties. Momenteel bedraagt de productie zo’n 450 programma’s per jaar. In augustus zal de capaciteit zijn opgevoerd tot zeshonderd stuks.
Een programma bestaat uit virtuele decors, geluid en live-opnamen. Al die elementen worden verenigd in een ‘werkstroom’ en uiterst nauwkeurig gestuurd. Een dergelijk cluster van programma-elementen wordt in korte tijd geschreven en geassembleerd. Voor het realiseren van een virtueel tv-programma is veel ICT-kracht nodig. Het huidige ICT-aanbod is niet krachtig en eenvoudig genoeg en biedt onvoldoende standaarden om alle activiteiten effectief in een werkstroom bijeen te kunnen brengen.
‘Veel informatietechnologie hebben we zelf moeten ontwikkelen’, stelt Hoofd afdeling Virtuele Televisie Producties, Raymond le Gué. ‘Informatietechnologie is een hulpmiddel dat we in hoge mate beheersen en in dienst stellen van nieuwe producties’.
Endemol heeft zich daarmee een vooraanstaande positie in de wereld van virtuele-tv-makers verworven en wil nummer één in die wereld worden. Het management van het productontwikkelingsproces en het veranderen van de organisatie staan centraal. Nieuwe IT wordt toegepast voorzover dat bedrijfseconomisch verantwoord is.
Van ‘broadcasting’ naar ‘narrowcasting’
De tv-markt verandert van broadcasting naar narrowcasting; van een markt waar weinig mensen iets te vertellen hebben aan een breed publiek naar een markt waar veel mensen iets kwijt willen aan weinig mensen. Het aantal doelgroepen stijgt en de doelgroepen zelf worden kleiner en verlangen kwalitatief betere programma’s.
De tv wordt meer en meer een toegesneden informatiemedium. Het patroon van informatie-overdracht verandert en daarmee ook de inhoud van het medium. Die verandering legt een forse claim op de programmamakers. Meer geld om in programma’s te investeren is er niet. Efficiëntieverbeteringen kunnen op de langere termijn iets bereiken, maar slechts in de orde van grootte van enkele tientallen procenten. Dat is echter bij lange na niet voldoende. Het enige antwoord op de snel toenemende vraag is innoveren. In dat innovatieproces staat John de Mol Produkties vooraan. Bewust is gekozen voor innovatie van het productieproces, omdat hier bij uitstek kansen liggen om mondiaal marktleider te worden.
De enige manier om te innoveren is integratie met behulp van informatietechnologie. Integreren leidt tot schaalvergroting, maar niet overal. Aan de toeleveringskant van het integratieproces zie je schaalverkleining, terwijl aan de output -bij het montageproces- schaalvergroting optreedt. Integratie maakt het ook mogelijk om met gebruikmaking van de nodige creativiteit audio-visuele producten te creëren die eerder nauwelijks mogelijk waren. Bovendien is de prijs/prestatieverhouding zeer gunstig.
Het anticiperen op die veranderingen is een opgave voor het management. Het management van John de Mol Producties denkt vooruit, maar gaat bij de uitvoering van het beleid uit van het huidige aanbod op de ICT-markt en van de wensen van de kijkers. Virtuele programma’s maken enorme veranderingen mogelijk. Alles wat kan worden bedacht is in principe virtueel weer te geven. Maar de markt vraagt er nog niet om. Daar komt bij dat tv om ICT vraagt die de computerfabrikant momenteel nog niet kan aanbieden.
John de Mol Virtuele Televisie Producties kent zijn kansen, wacht deze af en stuurt op basis van wat economisch haalbaar is. Dankzij dat beleid heeft de onderneming zich in de wereld van virtuele tv-producties een vooraanstaande plaats weten te veroveren.
Virtuele producten zijn complex
Iedere door-de-weekse dag presenteert Elleke van Doorn of haar collega Rolph Pagano ’s avonds om 23.15 uur op RTL 5 Business Update. Het decor is functioneel en kleurrijk. De werkelijkheid in studio 23, waar de live-opnames plaatsvinden, is anders. Daar bestaat de achtergrond uit niet meer dan een blauw doek dat in de vorm van een cirkel is gespannen. Dat is nodig voor een mooie belichting van de presentator. Verder staat er een lessenaar met ingebouwd beeldscherm, dat de benodigde informatie tijdens de presentatie aanreikt, een paar camera’s en de nodige belichting. Wat de kijker rondom de presentator ziet, is virtueel.
Alle elementen van het programma – de informatie op de lessenaar, informatie voor het invullen van grafieken, de grafieken zelf, het bedrijvennieuws, de slotkoers van de Dow, enzovoort – worden in een werkstroom verenigd en ‘just in time’ gepresenteerd. Het redactiesysteem is in hoge mate geautomatiseerd. De werkstroom is opgebouwd uit een sequentiële en parallelle bundeling van vaak honderden, tot op de seconde geplande activiteiten. Voor zo’n virtuele productie zijn tussen de drie en zes video- en audiobronnen tegelijkertijd actief. Het geheel is enorm complex. Een programma – in dit geval van 20 minuten – moet vlekkeloos verlopen. Het wordt in de controlekamer gevolgd, zodat bij onvoorziene calamiteiten ogenblikkelijk kan worden ingegrepen. Mocht er onverhoopt een camera uitvallen, dan springt er ogenblikkelijk een andere in. De meeste bronnen kunnen echter onmogelijk dubbel of meer worden ingezet. Zij moeten uiterst betrouwbaar zijn. Alles wat zich in het ‘front office’ afspeelt, wordt in het ‘back office’-proces real time geregeld met een betrouwbaarheid van praktisch 100 procent.
Ieder product wordt ’top down’ ontwikkeld. Net als bij de ontwikkeling van ieder ander product begint het productieproces met het formuleren van het concept, gevolgd door een technologiescript, een programmascript en het programmeren en assembleren van de technologie en de virtuele decors. Het resultaat van dit alles wordt gepresenteerd in de huiskamer. De technische programma’s voor bijvoorbeeld communicatie en monitoring zijn herhaald te gebruiken en worden zorgvuldig getest. Virtuele decors, spelletjes, en dergelijke ondergaan hun vuurdoop in een proefsessie.
Grote amusementsproducties zijn overigens nog niet virtueel. Dat is weinig zinvol. Het publiek is direct betrokken bij het programma en brengt een gevoelswaarde in. Bovendien wordt zo’n product vaak slechts één keer gebruikt, waardoor het voor virtuele productie te duur is.
Gepland en gestructureerd werken bij het maken van programma’s is onmogelijk. Een programma wordt in veertien dagen gemaakt. De top-down-structuur zit als het ware ingebakken in de programmerende programmamakers.
ICT schiet te kort
"Het achtergrondproces voor een productie is veel gecompliceerder dan welk commercieel of industrieel proces dan ook. Veel van de op de markt beschikbare hard- en software schiet dan ook te kort", stelt Le Gué. "De computerindustrie levert een aantal gereedschappen en substraten zoals microprocessoren en kabels die absoluut niet geschikt zijn voor het programmeren en vooral het uitzenden van de snelle en gecompliceerde virtuele tv-producten. De tv-markt ondergaat dezelfde ontwikkeling als de markt voor industriële producten. "Met steeds meer programma’s voor slinkende doelgroepen zijn we op weg naar een interactief tv-product", vervolgt Le Gué zijn betoog. "Als spin-off van de interactieve communicatie met de tv-kijker ontstaat interactieve multi-mediacommunicatie binnen en tussen ondernemingen. Het wachten is op voldoende bandbreedte voor interactieve tv. Kabel- en computerleveranciers moeten die aanleveren. Het gebeurt niet, en dus moeten we comprimeren met systemen als Mpeg (Moving pictures expert group) en Jpeg (Joint photographic expert group). We doen het fout. In plaats van breedband-voorzieningen is er een miljoenen-industrie opgezet om beelden te kunnen comprimeren. Het is het paard achter de wagen spannen. Met dat soort kunstgrepen kunnen we nu nog enigszins vooruit met de telefoon- of Isdn-kabel. Voor de geavanceerde ‘broad- en narrowcast’-markt is echter meer bandbreedte nodig. Er is overigens nu een forse discussie gaande over de noodzaak om snel meer kabels in de grond te leggen."
Veel van de digitale systemen waarmee de televisie werkt, vinden hun oorsprong in de defensiewereld. Ook dat zorgt voor problemen, want de systemen die in de defensiewereld worden gebruikt, zijn veel minder nauwkeurig dan de voor tv benodigde systemen. Momenteel wordt defensie-knowhow overgedragen naar de wereld van de productie en van de tv. Voor een goed gebruik van deze technologie moeten de eisen nauwkeurig gespecificeerd worden. Eén van die eisen is absolute non-stop prestatie tegen een betaalbare prijs.
De meeste ICT-systemen zijn gebouwd rond een concept dat zijn energie kwijt raakt aan de eigen ‘housekeeping’: het regelen van de interne communicatie met de database, het cache-geheugen of andere geheugenblokken, de harddisk of het verkeer op de bus. De tv wil dat de boodschappen binnen en tussen de diverse hardware-systemen direct en snel worden verstuurd. De logistiek binnen de huidige computersystemen is daartoe te complex en inefficiënt. Voor de realisatie van de werkstroom met al zijn gelijktijdige activiteiten zijn heel veel subsystemen nodig die beheerd en onderhouden moeten worden. Die overhead kost nu onnodig veel energie. Zij sluit niet aan op de werkelijkheid van het tv-maken.
De computerindustrie volgt een concept van ‘self-fulfilling proficy’. Zij concentreert zich op het ontwikkelen en functioneren van haar eigen systemen en niet op die van de klant. Die systemen zijn echter geen doel op zich, maar een eerste voorwaarde om binnen een ‘realtime’ omgeving de nodige signalen binnen te krijgen, te bundelen en uit te zenden. De miljoeneninvesteringen in digitale hardware zijn in feite capacitatief en kwalitatief onvoldoende om datgene uit te zenden wat we willen. De computerindustrie adviseert dan bijvoorbeeld verdubbeling van computerkracht, maar dat lost niets op. Aan het fundamentele probleem van snelle en gecompliceerde informatieverwerking en overdracht wordt voorbijgegaan. De computermarkt kijkt nauwelijks naar de tv-markt omdat het een niche-markt lijkt. Maar dat is schijn. De tv-markt is een van de grootste en meest algemene consumentenmarkten. De computermarkt en de markt voor de consumentenelektronica kijken niet verder dan het eigen kastje en niet naar de ‘entertainment’ – en technologisch daarmee verwant – de kennisvoorraadketen.
Een tv-product is net als een vliegtuig een dicht op elkaar gepakte verzameling componenten, die wordt samengesteld uit een groot aantal ‘black boxes’. De informatie-uitwisseling tussen al die ‘black boxes’ verloopt buiten de tv-wereld via standaarden als Corba en Dcom. Die standaarden voldoen als de werkstroom eenvoudig en traag is. Voor de realtime afwikkeling van een tv-programma zijn zij te traag om de enorme informatiebundels te kunnen overdragen. Televisie heeft de wereld veranderd, niet omdat de tv voldeed aan bepaalde standaarden en computerspecificaties, maar vanwege de ‘content’. Ook naar die verandering moet de computerindustrie luisteren.
Consolidatie van kennis
Uitkijkend naar en wachtend op nieuwe tv-technologie maken Le Gué en de zijnen virtuele producten met veel zelf ontwikkelde technologie. "Er is geen ervaring waar je op terug kunt vallen", vertelt hij. "Het productieproces is nu tot rust gekomen. De productopbouw is modulair. Een groot deel van het maakproces bestaat uit modificeren en assembleren. De archivering van de virtuele programma-elementen is goed geregeld.
Door de snelle groei van de afdeling Virtuele Televisie Producties moet kennis snel geconsolideerd worden, voordat die verdwijnt. De nieuwe instroom bestaat uit jonge medewerkers die het vak bij voorbaat in de vingers hebben. "Dat hoor je zo", stelt Le Gué. "Het zijn zeer gemotiveerde en deskundige mensen die iets met tv hebben, en weten waarover zij praten. In korte tijd hebben zij de vaardigheid om in veertien dagen tijd een applicatie van drieduizend programmaregels te ontwikkelen. Je kunt deze mensen niet van een opleiding afhalen, want er is er geeneen die aansluit op wat wij doen. Tijd om op te leiden is er niet. Het is ook niet nodig, want de mensen die wij aantrekken hebben de creativiteit en systematiek voor het programmamaken als het ware in het bloed. Die mensen moet je ook niet met een moeilijk programmeersysteem lastig vallen. Zij moeten zonder meer aan de slag kunnen. De gui hebben we daarom zelf gemaakt."
Naast die programmastaf runt Le Gué ook een technische staf. Beide zijn ondergebracht in de afdeling Virtuele Televisie Producties, die direct aan de directie van John de Mol Producties rapporteert. Nu men het proces voor het maken van virtuele producties onder de knie heeft, wordt het geconsolideerd. Werkstroom- en ‘asset’-management worden er aan toegevoegd. Elektronische ‘assets’ zijn moeilijker te herkennen dan investeringen in fysieke goederen. Daarom moet, ook internationaal, goed worden geregeld welke objecten in het elektronische magazijn uiteindelijk op de balans moeten verschijnen. De grote stap die na beëindiging van de consolidatieperiode in augustus volgt, is de ontwikkeling van het commerciële proces: de verkoop van virtuele producties in het buitenland. De afdeling groeit daarmee naar een divisie-status. Het productieproces wordt overgedragen naar buitenlandse vestigingen. Naast het maken en verkopen van eigen producties behoudt de afdeling de ontwikkeling, monitoring en productie voor de Nederlandse markt. Virtuele Televisie Producties is dan het kennisinstituut voor het bedienen van een wereldwijde tv-markt.
Cees van Heijkoop, freelance medewerker Computable