De Tweede Kamer vreest dat de nieuwe Telecommunicatiewet snel achterhaald zal zijn gezien de snelle technische veranderingen. Toch kan ze zich aardig vinden in de hoofdlijnen van de nieuwe wet. Ze betreurt dat de convergentie tussen de media- en de telecommunicatiesector onvoldoende uit de verf komt, terwijl de overheid steeds vaker te maken zal krijgen met convergentie-vraagstukken.
De wet geeft geen grote impuls tot innovatie, zo meent D66-kamerlid Guikje Roethof. Een voorbeeld is de Adsl-techniek voor snel Internet, waarmee momenteel in Amsterdam en omgeving proeven lopen. Daarbij kan PTT Telecom als aanbieder van het openbare telecommunicatie-netwerk televisie gaan doorgeven. Roethof opperde de mogelijkheid dat kabelexploitanten die Internet aanbieden, gelijktijdig hun infrastructuur moeten opstellen voor andere providers. Ze vroeg zich af of dit valt af te dwingen via de wet.
Belemmering innovatie
Vooral CDA-kamerlid Leers vraagt zich af hoe lang de wet zal leven. Hij vindt sommige punten te gedetailleerd. De beslechting van geschillen is volgens hem vaag, terwijl de overheid te gretig zou zijn. Dit alles kan innovatie belemmeren. Verder vindt Leers dat de concurrentie zich teveel beperkt tot diensten. Veel nieuwe, hoogwaardige infrastructuur komt er niet bij. Hij mist ook een duidelijke doelstelling. Onduidelijkheid bestaat er over een begrip als universele dienst. Leers vroeg zich af of Internet daarbij hoort.
PTT Telecom is niet ontevreden over het kamerdebat over het wetsontwerp. Een meerderheid is tegen regionale tariefverschillen, maar vindt kortingen op de zakelijke markt goed. Waar de concurrentie dat vereist, mag PTT Telecom voor bepaalde deelmarkten de tarieven voor bepaalde telecommunicatie-producten verlagen. Deze segmentatie is in principe beperkt tot de zakelijke markt. De Tweede Kamer gaat ervan uit dat in een aantal segmenten van die markt de concurrentie al aardig loopt. Voor de consumentenmarkt geldt dat minder. Daarom voelen PvdA, CDA en D66 voorlopig niets voor regionale tariefdifferentiatie. Alleen de VVD voelt daar iets voor, binnen bepaalde marges.
Deur open
Tot tevredenheid van PTT Telecom realiseert de Tweede Kamer zich steeds meer dat liberalisering de deur openzet voor concurrenten uit landen met een nog vrij gesloten markt. Niet zozeer nieuwe spelers als wel grote voormalige staatsmonopolies penetreren in de Nederlandse markt. VVD-kamerlid Kamp vindt het tijd dit in Brussel aan te kaarten.
Een kamermeerderheid van PvdA, CDA en D66 voelt weinig voor het opnemen van een bepaling die het aftappen van telecommunicatie-netwerken mogelijk maakt. PvdA en D66 vinden het helemaal raar als ook niet-openbare netwerken daaronder zouden vallen.
Kamer wil onafhankelijk telecom-toezicht
De Tweede Kamerfracties van PvdA en D66 zijn er weinig gelukkig mee dat het toezichthoudende orgaan op telecommunicatie-gebied, de Opta, door de marktsector zelf wordt gefinancierd. Ze vrezen dat de onafhankelijkheid in het geding komt als betrokken bedrijven hun eigen toezichthouder moeten betalen. Slechts een fractie van de 1,8 miljard gulden die de veiling van mobiele frequenties heeft opgebracht, zou al voldoende zijn voor de bekostiging van de Opta. PTT Telecom draagt het meest bij aan de financiering van deze toezichthouder.
Het werkterrein van de Opta ligt dicht bij dat van de Nieuwe Mededingingsautoriteit (NMA). Deze laatste instantie valt onder Economische Zaken en bestrijkt een breed gebied. In principe moeten beide instellingen hun beleid op elkaar afstemmen. Mochten ze daar niet uit komen, dan moeten de ministers van Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken de knoop doorhakken. Echter, de overheid is als 44 procent-aandeelhouder van KPN ook belanghebbende, aldus D66-woordvoerster Guikje Roethof. Daarom stelt ze voor dat de overheid dit belang verder gaat terugbrengen.