‘Het antitrust-proces begon een stempel te drukken op alles wat we deden. In die jaren moesten we bij iedere beslissing over het beleid – zelfs de meest triviale – rekening houden met het mogelijk effect ervan op het proces.
Om belastend bewijs tot een minimum te beperken, vertelden onze advocaten ons precies wat we wel en niet tijdens een vergadering konden zeggen. We ontwikkelden een vreemd taalgebruik en hanteerden allerlei codewoorden. De managers in onze computerafdeling werden geïnstrueerd niet langer militaire metaforen te gebruiken wanneer ze spraken over het verslaan van concurrenten.’
Nee, Computable heeft niet de hand weten te leggen op een voor publicatie uit de memoires van Bill Gates. Bovenstaande citaat is geplukt uit de autobiografie Father, Son & Co, van Thomas Watson Jr.
Watson Jr. was de ceo die IBM uit het tijdperk van de ponskaarten binnenloodste in het tijdperk van de computers. In de memoires doet hij uitgebreid uit de doeken hoe IBM en hij persoonlijk in de jaren zestig en zeventig gebukt gingen onder het antitrust-onderzoek en het daarop volgende proces dat werd aangespannen door het Amerikaanse ministerie van Justitie. De beschuldiging? IBM zou op kwalijke en oneerlijke wijze de concurrentie uit de markt drukken en daardoor een monopolie zijn in de computermarkt. Hoe? Door het bundelen van hardware, software en diensten.
Bundelen?
Zei iemand bundelen? Er bestaat een duidelijke overeenkomst tussen het IBM-van-toen en het Microsoft-van-nu. Deze laatste wordt er immers van beschuldigd door het bundelen van software-producten een oneerlijk voordeel te hebben over de concurrentie. Een herhaling van de geschiedenis zou goed nieuws zijn voor Gates, want de Amerikaanse overheid liet in 1981 alle pogingen om IBM op te delen in ‘zeven dwergen’ vallen. Maar als Gates het boek van Thomas Watson Jr. heeft gelezen dan blijven er genoeg redenen over om zich zorgen te maken. Volgens Watson Jr. is de hele rechtszaak een geweldige aderlating geweest voor de ondernemingslust en creativiteit van zijn bedrijf.
Ijzeren greep
In de jaren zestig begon het Amerikaanse ministerie van Justitie een uitgebreid onderzoek naar de ijzeren greep die IBM had op de computermarkt. Big Blue controleerde ongeveer 70 procent van de Amerikaanse computermarkt en leverde een totaalproduct met één prijskaartje voor het pakket mainframes, randapparatuur, software en diensten. Voor de klant was dat gemakkelijk en overzichtelijk, maar overheid en concurrenten riepen in koor: monopolie! In 1969 mondde het onderzoek uit in een aanklacht tegen IBM. Pas op 19 mei 1975 begon de rechtszaak. die men indertijd beschreef als ‘het proces van de eeuw’. De Amerikaanse overheid tegen IBM. Het proces was een monstrum waarin 974 getuigen werden gehoord en waarin alleen IBM al 66 miljoen pagina’s bewijsvoering aandroeg. In de hoogtij dagen van het proces had IBM tweehonderd advocaten in dienst die zich met de zaak bezighielden.
IBM nam de dreiging van een opsplitsing wel degelijk serieus. Naar buiten toe deed het bedrijf alsof de neus bloedde, maar intern begon men maatregelen te nemen om het stigma van ‘monopolie’ kwijt te raken. De vertegenwoordigers van IBM kregen al in het begin van de jaren zestig instructies om niet al te agressief op te treden bij de verkoop van IBM’s producten. Alle werknemers van IBM moesten een verklaring ondertekenen waarin ze zich verplichtten een groot aantal ethische regels op het gebied van zakendoen na te leven.
Halfzacht
Deze strategie van de fluwelen handschoen was zeer deprimerend voor de agressieve Watson Jr. Watson Jr wilde knokken. Hij had zijn hele leven bij IBM gewerkt en in 1952 zijn vader afgelost als ceo. ‘Deze halfzachte benadering ging tegen al mijn instincten in. Ik wilde dat IBM op alle terreinen de beste zou zijn, dat betekende geen excuses maken en meer marktaandeel pakken dan wie dan ook.’ Meer marktaandeel pakken dan wie dan ook zat de Watsons kennelijk in het bloed. Thomas John Watson Sr – de vader van Watson Jr en de oprichter van IBM – was in 1912 al eens veroordeeld wegens het overtreden van de antitrust wetten met zijn toenmalige bedrijf NCR.
In 1968 – het jaar van de moord op Martin Luther King en waarin Nixon werd herkozen als president – ontbundelde IBM zijn computerpakketten. IBM’s totaalproduct werd opgesplitst in aparte segmenten met ieder een afzonderlijk prijskaartje. Vanuit bedrijfseconomisch oogpunt gezien was dit slecht. Voor de verkoopafdeling was het een frustrerende en onbegrijpelijke beslissing. Volgens de top van IBM was het echter noodzakelijk om een dreigende opsplitsing te voorkomen. William Aspray – medeschrijver van het boek Computer: A History of The Information Machine – meent dat het ‘ontbundelen’ van IBM het startschot was voor de bloei van de onafhankelijke software-industrie. IBM’s producten werden vanaf dat moment minder goed geïntegreerd en de concurrentie kreeg een voet tussen de deur.
Uitputtingsstrategie
Het slepende proces had IBM aangeslagen. Big Blue had ook nog te kampen met rechtmaken die waren aangespannen door concurrenten en met een antitrust-zaak die de Europese Gemeenschap tegen het bedrijf had aangespannen. Toch volgden de advocaten van IBM een uitputtingsstrategie die de hele zaak nog meer rekte en compliceerde. Het gevolg was onder andere dat de hele juridische spel hopeloos achter de feiten begon aan te hollen. De beschuldiging dat IBM een monopolie was, werd door veranderingen in de computerindustrie in jaren zeventig achterhaald.
Uiteindelijk werd pas in 1981 een streep gehaald door de aanklacht. Een groot probleem voor het ministerie van Justitie was dat IBM op redelijke gronden kon aantonen dat de prijzen van computers daalden en dat de producten beter werden. Het kwalijke van een monopolie is juist dat de prijzen omhoog gaan en de producten slechter worden. Soortgelijke argumenten hanteert Bill Gates nu ook in zijn verdediging: Microsoft is een zegen voor de consumenten.
‘No-op’
Het leek er even op alsof het niet echt doordrong tot Gates dat de beschuldigingen tegen Microsoft wel degelijk een grote invloed kunnen hebben op zijn bedrijf. Weinig diplomatieke opmerkingen over Janet Reno en de karakterisering van het onderzoek als een ‘no-op’, een computerinstructie die niets doet, wijzen in die richting. Na zijn bezoek aan een enigszins vijandige commissie van het Amerikaanse congres zullen hem de ogen wel zijn geopend. Misschien kan Gates nog iets leren uit de memoires van Thomas Watson Jr. IBM heeft in het plaatsje Nyack in de staat New York een pakhuis waarin de 66 miljoen pagina’s aan documenten liggen opgeslagen die gebruikt zijn in de antitrust rechtszaak. In de gangen van Microsofts hoofdkwartier staan ook al tientallen dozen met documenten klaar die verscheept moeten worden naar het ministerie van Justitie.