India kent een bloeiende software-industrie. In schril contrast hiermee is de situatie in het buurland Pakistan, hoewel beide landen gelijk ‘van start’ zijn gegaan. Arnold Bomans over de oorzaken van dit verschil.
De laatste vijf jaar is India in Nederland bekend geworden als bron van goedkope, hoogopgeleide programmeurs en begeleidende staf. Nabij Bombay is zelfs een tweede Silicon Valley ontstaan waar, om maar een voorbeeld te noemen, de meeste broncode van Informix is gebouwd. Anders is echter de situatie in Pakistan, eens een deel van het door de Britten overheerste India en sinds 1947 een zelfstandige Islamitische staat. Pakistans bankwezen, telecom en defensie hebben het nodige geautomatiseerd, indien niet door eigen afdelingen, danwel door één van de tientallen in automatisering gespecialiseerde bedrijven. Meestgebruikte gereedschappen zijn Cobol, Informix, Oracle (inclusief Developper-2000) en C; kleinere bedrijven gebruiken Foxpro als betaalbaar alternatief voor een databasesysteem. Het verschil met India is dat de automatiseerders nauwelijks zaken doen met het buitenland, afgezien van een enkele whizkid die het spel Doom over de grens verkoopt.
De achterstand van Pakistan ten opzichte van India wekt verbazing aangezien beide landen gelijk ‘van start’ zijn gegaan.
De godsdienst als verklaring lijkt te gemakkelijk. Weliswaar is alles op de wereld een geschenk van God en overleeft een overvolle stad als Karachi door Zijn goedertierendheid, maar iedere moslim zal daar onmiddellijk aan toevoegen dat de mens zelf zijn kansen moet scheppen en niet lui achterover mag leunen. Strikt gezien dient een moslim zich bovenal moeite te getroosten – salaris, voedsel en giften van gasten zijn geschenken van God, eerder dan van de directe gever. Dat neemt niet weg dat veel programmeurs het na één of twee jaar in Pakistan voor gezien houden, vanwege een hoger salaris in het buitenland. Daarin verschilt het land niet van India.
Volgens Salahuddin Ahmad, sales manager van ICL Karachi, is één verklaring van de achterstand dat de software-industrie (die deels voortkomt uit bedrijvigheid van de Britse overheersers) zich in het centrale deel van India vestigde, omgeven door een bevolking van 700 miljoen tegen 100 miljoen in Pakistan in de jaren vijftig. Arbeid was in die jaren ook goedkoper dan in Pakistan; nu is het eerder omgekeerd. Een extra impuls voor de software-industrie in India werd gegeven door Tatat, het Indiase telecomconglomeraat, en de ruimtevaartindustrie waaraan India nu zijn eigen satellietnetwerk te danken heeft. Pakistan kampt nog met een verouderd telefoonnetwerk.
Scholingsprogramma
S. Saud Alam, algemeen bestuurder voor de bevordering van investeringen in de zogenaamde Export Processing Zone (een belastingvriendelijk gebied om investeerders aan te trekken) is van mening dat de achterstand in wezen is terug te voeren tot het gebrek aan lange-termijn planning van de Pakistaanse regering. Als de Pakistaanse ministers bij een internationale conferentie voor investeringen, ruim een maand geleden in Dubai, verstek laten gaan, wat kan hij dan nog doen? Investeerders laat hij dan ook, in alle eerlijkheid, de horizon op drie jaar stellen. Aan de andere kant wil de regering maar al te graag de Pakistaanse software-industrie wereldwijd bekendmaken om de nodige valuta binnen te halen. Zo is een Software Export Board (pendant van de Export Processing Zone) opgericht, die een half jaar geleden in Las Vegas een keur van Pakistaanse (overigens particuliere) automatiseerders presenteerde. Begin van dit jaar is dit orgaan een scholingsprogramma begonnen dat het aantal programmeurs binnen een jaar met maar liefst een factor vier of vijf moet opdrijven. Valuta heeft Pakistan zeker nodig: midden 1997 was het kas-tekort 2,6 miljard dollar tegen de huidige koers van de roepi en eind 1995 had Pakistan 30,1 miljard dollar aan buitenlandse schulden uitstaan. De regering voert echter niet zozeer een gevecht tegen financiële rampspoed alswel tegen zichzelf, want voor de meeste Pakistani is ‘regering’ synoniem met corruptie. Misschien roept het westen nog de hulp van Pakistan in om het ‘jaar 2000’-probleem op te lossen. In ieder geval zal in een land waar studenten steeds meer computer-engineering kiezen in plaats van de prestigieuze medicijnenstudie, een op het buitenland gerichte software-industrie nog maar enkele jaren op zich laten wachten. Inshallah – zo God het wil.
Arnold Bomans, coördinator datawarehousing en datamining bij Vektis te Zeist.