Intel en Microsoft lanceerden afgelopen vrijdag een serieuze aanval op het Unix-platform door het gebruik van Wintel-werkstations te promoten. Hierbij richten de twee bedrijven zich op zowel gebruikers van dergelijke machines als ontwikkelaars van software daarvoor.
Voorheen waren Unix-werkstations krachtiger, maar ook duurder dan de Windows-tegenhangers met Intel-processoren. Sinds enige tijd leveren de alternatieve werkstations minstens dezelfde prestaties, maar nog steeds voor een lagere prijs. Bijkomend voordeel is de compatibiliteit met de overvloed aan bestaande PC-applicaties. De Wintel-alliantie heeft al ruim 80 procent van de PC-markt in handen.
De twee bedrijven organiseerden vorige week hun Workstation Leadership Forum in Seattle. Daar begonnen ze, met ruim driehonderd aanhangers, aan het bewerken van de markt. Microsoft en Intel beweren dat, dankzij de Pentium II-processor, nieuwe grafische technieken en verbeteringen aan Windows NT, zelfs zeer zware ontwerp-hulpmiddelen nu op hun systemen draaien. Dergelijke applicaties waren traditioneel gebonden aan Unix-werkstations op basis van relatief snellere risc-chips (reduced instruction set computing).
Tijdens het Forum werd ook een voorproefje gegeven van een zware versie van de Accelerated Graphics Port (AGP), die in het tweede kwartaal beschikbaar is als een toevoeging aan AGP versie 2.0. De specificatie voor AGP Pro biedt ondermeer snellere doorvoer en verbeterde koeling. Het gezamenlijke marketingoffensief van Microsoft en Intel biedt verder technische ondersteuning aan geselecteerde software-ontwikkelaars voor de overstap van Unix naar NT.