Software is een reusachtige, wereldomspannende business met een jaarlijkse omzet van zo’n 120 miljard dollar. Het groeipercentage wordt al dertig jaar met twee cijfers geschreven. De goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa kunnen een welkome oplossing blijken voor het tekort aan programmeurs in het westen. Daarnaast vormen ze een springplank bij het openen van markten aldaar.
Er zijn landen waar software-deskundigen veel goedkoper en aanzienlijk productiever zijn dan in de Verenigde Staten en West-Europa. Door de ineenstorting van de Sovjet-Unie zijn er heel wat programmeurs beschikbaar uit voormalige Oostbloklanden. Doorgewinterde programmeurs uit Rusland, Hongarije, Polen en Oost-Duitsland worden tegenwoordig actief geworven door West-Europese softwarebedrijven. De kosten voor het ontwikkelen van software variëren nogal. Dat is afhankelijk van waar het werk wordt gedaan en wie het uitvoert. De goedkoopste plaatsen zijn ondermeer te vinden in Oost-Europa; daar liggen de prijzen in de orde van grootte van 150 tot 200 dollar per feature point (een standaard om de omvang en complexiteit van software te meten). Vergelijk dat met de 1400 en 1600 dollar voor dezelfde hoeveelheid software die respectievelijk in Groot-Brittannië en Japan is gemaakt, en het wordt duidelijk waarom westerse bedrijven al decennialang vaak een beroep doen op ‘programmeurs in het buitenland’.
Bij een wereldwijd onderzoek, uitgevoerd door het New Yorkse management-adviesbureau Edward Yourdon, werd aan deelnemers gevraagd het relatieve gewicht aan te geven van zo’n dertig factoren die een rol speelden bij het kiezen van een softwareleverancier in een lage-lonenland. Zwaarwegende factoren bleken te zijn: bekendheid met een programmeertaal, goede telecommunicatieverbindingen, de gesproken taal en een groot personeelsbestand.
Tetris en El Fish
Terwijl India al sinds de koloniale tijd het Engels als voertaal kent, heeft Oost-Europa een veel sterkere programmeer-traditie. Tot de bekendste softwareproducten uit dit gebied behoren Tetris, een hoogst verslavend spel waar iedereen een gloeiende hekel aan heeft maar dat iedereen blijft spelen. Ook bekend is El Fish, een prachtig, onpraktisch programma dat op Dos is gebaseerd en waarmee je aantrekkelijke virtuele aquariums kunt maken, compleet met virtuele vissen. El Fish is geschreven door Animatek, een softwarebedrijf dat gebruik maakt van Russisch talent. Het wordt op de markt gebracht door Maxis Corporation, de vader van alle Sim-spellen: Sim City, Sim Farm, Sim Ant enzovoort.
De verantwoordelijke man voor de schepping van zowel Tetris als El Fish is een Russische software-ontwerper, Alexey Pajitnov. Pajitnov woont nu in de staat Washington en werkt bij Microsoft, waar hij bezig is met de ontwikkeling van een reeks hersenkrakers en puzzels. Eén manier om Russische programmeurs te gebruiken is dus simpelweg ze naar het westen over te halen.
Een ander Oost-Europees succesverhaal is dat van Recognita, een van de beroemdste softwarebedrijven die het gebied ooit heeft voortgebracht. Dit Hongaarse bedrijf was gespecialiseerd in ocr-software (optical character recognition), en het mag geen verbazing wekken dat het een paar jaar geleden werd opgekocht door het Californische Caere Corporation voor 4,7 miljoen dollar, in contanten.
Software-braindrain
Bill Gates prees onlangs met name Rusland aan om de vele mogelijkheden op het gebied van software-ontwikkeling. Volgens hem evenaart het India. Hij verwacht trouwens niet dat het land last zou krijgen van een IT-braindrain, omdat ‘het digitale zenuwstelsel’ (Internet) de Russen in staat zou stellen ‘hun vaardigheden overal te wereld beschikbaar te stellen’. Maar Rusland heeft, net als heel Oost-Europa, te maken met een zo massale braindrain dat de schade al onherstelbaar is. Een paar jaar geleden exporteerden Russische bedrijven nog voor zo’n 30 miljoen dollar aan software-pakketten. Dat is nu geslonken tot nog geen vijftien miljoen. Vijf jaar geleden telde Rusland nog meer dan 200.000 programmeurs, nu zijn het er slechts 50 à 60.000. Slechts tien of twintig Russische softwarebedrijven leveren pakketten. Daarnaast zijn er 100 tot 120 kleine en middelgrote bedrijven die software op maat leveren, en 50 tot 70 die actief zijn op het gebied van systeem-integratie. En de werkelijkheid is waarschijnlijk ongunstiger dan deze cijfers suggereren. Deze cijfers werden een tijdje geleden door IDG op Internet gepubliceerd.
Eén manier om aan mensen te komen is ze strikken als ze nog jong zijn; veel Oost-Europese studenten komen naar het westen om door te leren (meestal krijgen ze beurzen of leeropdrachten) en blijven vervolgens als ze afgestudeerd zijn. Anderen worden in Oost-Europa gerekruteerd door Amerikaanse of West-Europese bedrijven op basis van een tijdelijk contract. Weer anderen komen terecht bij bedrijven die opgezet zijn door uit Oost-Europa afkomstige ondernemers, of bij Oost-Europese bedrijven die ‘software-export’ uitleggen als het leveren van mensen die voor weinig geld kunnen programmeren.
Kenmerkend is dat de beste en slimste medewerkers vertrekken en de minder getalenteerden achterblijven. Ondanks betrekkelijk strenge visumregelingen vinden de meesten die naar de VS of Europa vertrekken voor studie of een tijdelijke opdracht, wel een of andere manier om te blijven. In feite wordt een belangrijk deel ingelijfd door grote computerbedrijven die veel waarde hechten aan kwalitatief hoogwaardige programmatuur.
Het ‘jaar 2000′-probleem geeft een extra impuls aan het laten produceren van software in het buitenland. Door deze enorme conversieklus, die wereldwijd op zo’n 600 miljard dollar wordt geraamd, neemt de vraag naar personeel in de IT-branche significant toe. Veel westerse bedrijven lossen dit op door een deel van het programmeerwerk in het buitenland uit te besteden. De meeste van die opdrachten lopen via leveranciers met verkoopkantoren in de VS of West-Europa en software-‘fabrieken’ in den vreemde, soms op zulke afgelegen plaatsen als Siberië.
Assembler-programmeurs
Deze software-uitstapjes naar het buitenland brengen ook ‘legacy’-problemen aan het licht. Veel van de oude, te converteren code is op IBM-mainframes geschreven, soms op basisniveau, in Assembler. Deze ruwe code is afgeleid van programmeertalen als C++ of Cobol, via een conversieproces dat als ‘compilatie’ bekend staat. Voordat er sprake was van deze zogenoemde derde-generatietalen, was Assembler de enige optie en tot op de dag van vandaag worden sommige gespecialiseerde delen van een programma op deze wijze geschreven.
Assembler-programmeurs moeten met een lampje worden gezocht. Sommige bedrijven hebben in Rusland een rijke bron van legacy-programmeurs ontdekt. Rusland telt zo’n groot aantal goede Assembler-programmeurs dankzij de aantallen IBM-mainframe-klonen die er tijdens de Koude Oorlog zijn gebouwd. Ze hadden alleen de beschikking over de traditionele compilaties van Assembler-codes en dus kunnen ze goed programmeren in 370 Assembler. Ook programmeurs die getraind zijn in oertalen als Cobol, Fortran en PLI zijn zeldzaam. Op dat terrein kunnen Oost-Europeanen in de leemte voorzien. Zij zijn opgeleid op het hoogste niveau, vaak binnen de militaire instellingen van het voormalige Sovjet-blok.
"Het fenomeen van het laten schrijven van software in het buitenland is hiermee verklaard", stelt de Canadese software-consultant en ‘jaar 2000’-expert Peter de Jager. "De waarheid is dat we hier gewoon niet genoeg mensen hebben om al het werk te doen." Hoewel automatiseringsbureaus in de Europese Unie steeds vaker in Oost-Europa gevestigde individuele programmeurs of hele teams inzetten, geven ze dat over het algemeen niet graag toe aan hun cliënten. Bij het onderzoek voor dit artikel werden heel wat grote bureaus in Groot-Brittannië benaderd, en hoewel er enkele bereid waren toe te geven dat ze eventueel een beroep zouden doen op Oost-Europese hulp bij het programmeren, wensten de meeste geen bijzonderheden over dergelijke activiteiten te verschaffen.
Een van die bronnen, een ‘senior consultant’ bij een bekend softwarebedrijf in Londen, gaf toe dat heel wat 2000-activiteiten werden uitbesteed aan Oost-Europese programmeurs. Om twee redenen onthield het bureau die informatie echter liever aan zijn cliënten. Ten eerste zouden de forse tarieven die in rekening worden gebracht, exorbitant lijken als bekend werd dat dit bureau gebruik maakt van vrij goedkope Oost-Europese krachten. Ten tweede, hoewel deskundigen in de bedrijfstak weten dat de programmeurs daar werk van de hoogste kwaliteit afleveren, zouden cliënten dit zacht gezegd – vanwege het Oost-Europese imago – ‘niet echt in overeenstemming met het idee van high technology‘ vinden.
Twee vliegen in één klap
Niet alle bedrijven schakelen Oost-Europese programmeurs slechts in om hun eigen programmeer-problemen op te lossen. Sommige slaan twee vliegen in één klap; ze openen een vestiging in Oost-Europa. Dat stelt ze in staat het nieuw-ontdekte arbeidspotentieel niet alleen in te zetten om problemen op de thuismarkt op te lossen, maar ook om de nieuwe, groeiende markten van Oost-Europa zelf te betreden.
De Duitse IT-gigant SAP kondigde in september plannen aan om een eerste Russische dochteronderneming te openen. Het bedrijf staat vooral bekend om zijn software voor client/server-toepassingen, ontworpen voor ondernemingen van elke omvang en in elke bedrijfstak. Het doel van de nieuwe vestiging is gebruik te maken van het Russische reservoir aan goedkope, hooggekwalificeerde programmeurs. Mede-oprichter Hasso Plattner schat dat dat reservoir van software-talent in omvang slechts onderdoet voor dat van de VS. Daar is sprake van acute tekorten; gekwalificeerde programmeurs slepen enorme salarissen in de wacht.
Volgens hem heeft SAP, net als andere softwarebedrijven, zowel in de VS als in Duitsland te kampen met salarisinflatie en met headhunters die het personeel voortdurend belagen. Het gevolg is dat zelfs gewone IT’ers in Duitsland moeilijk te krijgen zijn. In zijn eigen woorden: "Wat Rusland aantrekkelijk maakt is dat we voor evenveel of minder geld, eersteklas mensen krijgen." Volgens Plattner is de Russische onderneming bedoeld als aanzet tot een omvangrijke verkoop- en marketing-inspanning, niet alleen als ontwikkelingscentrum. SAP denkt dat Rusland tegen de eeuwwisseling zijn vierde grootste markt zal zijn, na de VS, Duitsland en Japan. De nieuwe dochter zal begin volgend jaar vestigingen openen in Moskou en Sint Petersburg.
Lokale krachten inzetten
Corporate Solutions Consulting (CSC), een Brits adviesbureau dat gespecialiseerd is in bedrijfsherstructureringen en informatietechnologie, heeft een nieuw bureau in Moskou geopend. Het bedrijf is al sinds 1993 actief op de Russische markt. Het bestuur besloot definitief tot de nieuwe vestiging vanwege de veelbelovende perspectieven voor herstructureringen in de voormalige Sovjet-Unie.
"Het doel van het Russische kantoor is greep te krijgen op de Russische markt, uit te breiden en nieuwe mensen in huis te halen", zei Kayvon Adami, toen bestuurslid van het bedrijf. "We zijn van plan de komende vijftien tot zestien maanden ter plekke hooggekwalificeerde mensen aan te trekken: tussen de tien en vijftien ‘senior consultants’ met een gedegen kennis van de lokale situatie en ervaring met werken in westerse bedrijven."
Adami verwacht op de lokale markten aanzienlijke successen te behalen, daar zich in Oost-Europa voortdurend overal nieuwe groeikansen voordoen. Volgens zijn voorspellingen zal het bedrijf zijn marktaandeel in de komende paar jaar waarschijnlijk ruim verdubbelen. Hij baseert dat op het gegeven dat CSC al vijf projecten in Rusland heeft lopen en massa’s nieuwe projecten op stapel heeft staan. Daarbij gaat het vooral om het automatiseren van de boekhouding en het herstructureren van verkoop, marketing en productie.
Het bedrijf, dat 70 procent van zijn omzet in de voormalige Sovjet-Unie realiseert, gaat zich speciaal toeleggen op de sectoren financiën, energie, telecommunicatie en industrie. Vanzelfsprekend zal het ook doorgaan met opdrachten van het Britse Overseas Development Agency en met projecten die gefinancierd worden door het Britse Know-How Fund en door de Ebrd, de Oost-Europese Ontwikkelingsbank.
Groeiende behoefte aan hulp
Robert Ingram, directeur ‘human resources’ bij Cap Gemini, geeft zijn mening over de noodzaak meer en meer een beroep te doen op Oost-Europa en andere bronnen voor het ‘ruwe’ programmeerwerk: "Het tekort aan IT-deskundigheid is een gegeven. Er zal om twee redenen altijd een tekort zijn: de bedrijfstak groeit en is voortdurend aan verandering onderhevig. Misschien heb je vandaag ergens de juiste opleiding voor, maar morgen moet je je toch laten bijscholen in de laatste technologie. Dus zolang er nieuwe technologieën als SAP en Baan op de markt komen die meteen explosief groeien, moet de beschikbaarheid van professionals met de juiste vaardigheden wel tekort blijven schieten."
Een ander korte-termijnprobleem dat in Europa voor opschudding zorgt, is de EMU. De noodzaak voor het einde van de eeuw oude software aan te passen zodat die overweg kan met de noodzakelijke muntconversie, leidt tot gebrek aan deskundigheid op weer andere terreinen. Omdat het probleem samenvalt met dat rond het ‘jaar 2000’, beginnen bedrijven de adviesmarkt af te schuimen met aanlokkelijke contracten. Dat leidt er weer toe dat sommige ondernemingen vaste medewerkers kwijtraken die de gelegenheid grijpen om snel rijk te worden op de freelance-markt.
Op dat gebied zijn de Amerikanen al meer dan twintig jaar heer en meester. Het hoeft niemand te verbazen dat ook bedrijven in Silicon Valley sterk afhankelijk zijn van uitbesteed werk. De vraag naar goede programmeurs is in dat gebied zo groot dat heel wat grote firma’s invallen doen bij programmeerclubjes voor jongeren op zoek naar talent. Ook zij hebben belangstelling voor Oost-Europa.
Sun Microsystems, waarvan de oprichter afkomstig is uit India en dus beslist geen vooroordeel koestert tegen softwareschrijvers uit minder ontwikkelde landen, schepte erover op voor een koopje vijftig uitstekende programmeurs uit Moskou te hebben aangetrokken voor werk aan supercomputer-systemen. Het gerucht gaat dat Quattro Pro, een populair spreadsheet-programma van Borland, in recordtijd werd vernieuwd dankzij de inzet van werkloze Hongaarse programmeurs.
Van Petersburg tot Novosibirsk
Zoek op het Web naar ‘Russische programmeurs’ en je vindt ze waar je ze het laatst zou verwachten. Workbench Software Ltd. werd opgericht in 1989 en biedt sindsdien een combinatie van ontwikkelings- en adviesdiensten aan. De clientèle varieert van internationale concerns met een omzet van twee miljard dollar tot twee-mans bedrijfjes. Het bedrijf is gevestigd in het Engelse Cambridge en heeft ook een vestiging nabij Moskou, waar het Russische programmeurs inzet. Typhoon Software, een Amerikaans bedrijf met het hoofdkantoor in Santa Barbara, Californië, heeft een omvangrijke staf ervaren programmeurs in Sint Petersburg, een vooraanstaand centrum van hoogstaand academisch, industrieel en wetenschappelijk onderzoek. Philip Brenan, president van Novosoft, woont en werkt in Houston, Texas, de halve wereld verwijderd van zijn werknemers in Siberië. Brenan is het Amerikaanse gezicht en de marketing-afdeling van een softwarebedrijf met tien man personeel in het Russische Novosibirsk.
Om zout in de wonden te wrijven: westerse bedrijven zoeken het niet alleen in het oosten omdat de prijs ze aanspreekt, maar ook vanwege de kwaliteit. Dat was wat Edward Yourdon, tevens schrijver van het bekende boek ‘The Fall and Decline of the American Programmer’, aangaf toen hij waarschuwde voor ernstige gevolgen wanneer Amerikaanse programmeurs hun productiviteit niet zouden verhogen. ‘De achilleshiel van de Amerikaanse software is dat die meestal vol bugs zit. Het is net als in de jaren vijftig en zestig, toen we het vanzelfsprekend vonden dat auto’s mankementen vertoonden.’
Yourdon is sindsdien van gedachten veranderd en heeft nog een boek geschreven, getiteld ‘Rise and Resurrection of the American Programmer’, waarin hij het idee van ‘goed-genoeg software’ een nastrevenswaardig doel noemt, maar op een of andere manier heeft dat de bloei van ‘software-ontwikkeling in het buitenland’ geen halt kunnen toeroepen.
Piek nog niet bereikt
De vraag naar Oost-Europese programmeurs is groot maar heeft zijn piek nog lang niet bereikt. In de komende paar jaar zullen West-Europese bedrijven vaker een beroep moeten doen op ‘programmeerhulp van over de grens’ en zal Oost-Europa favoriet zijn. Enerzijds belooft de Economische en Monetaire Unie een chaos op de markt voor computerdienstverlening. Sommige deskundigen voorspellen dat de omvang van dit probleem zelfs het ‘jaar 2000′-probleem in de schaduw zal stellen. De manier waarop we de Oost-Europese softwaremarkt zullen aftappen, zal dan ook veranderen. Naarmate deze in omvang toeneemt zal zij ook in betekenis toenemen, en grote IT-ondernemingen zullen moeten leren hun houding ten opzichte van deze ’tijdelijke hulp’ te veranderen. Om te beginnen zouden ze kunnen toegeven van hoeveel waarde die hulp voor hen is.
Jelena Rupnik, freelance medewerkster Computable
‘Niet achteroverleunen bij uitbesteden’
Al meer dan vijf jaar heeft Roccade Civility in Eindhoven een joint venture met het Russische bedrijf Nicotech in Moskou. Kort nadat de glasnost in Rusland uitbrak, kwam Charles de Wuffel, inmiddels financieel directeur van Roccade Civility, via een uitwisselingsproject in contact met de directeur van Nicotech. Mainframes waren toen nog strategische goederen waar Amerikaanse bedrijven geen exportvergunning voor kregen. Toch was het personeel van Nicotech goed op de hoogte van de nieuwste technieken: door literatuurstudie wisten ze bijvoorbeeld exact hoe het AS/400-systeem van IBM in elkaar zat.
De Wuffel zag het wel zitten om Nicotech projecten te laten uitvoeren. Zijn bedrijf werkt veel voor gemeenten en waterschappen. Momenteel werken de Russen ook aan de oplossing van het millennium-probleem. "We zijn begonnen met re-engineering van een 36-pakket om het geschikt te maken voor AS/400. De werknemers hebben Engelse les gekregen en zijn een aantal weken in Nederland geweest. Gedeelten van een project die goed afgebakend zijn, met een goed functioneel detailontwerp, krijgen ze mee om in Moskou uit te werken."
Bij Nicotech werken in totaal vijftien mensen. Groeien is moeilijk. De doorstroom is groot, ervaren werknemers stappen vaak over naar nieuwe westerse bedrijven die zich in Moskou vestigen. De peperdure kantoorruimte vormt ook een barrière.
Hoofdargumenten om te ‘outsourcen’ zijn voor Roccade: flexibiliteit en capaciteit. De kostenbesparing is in de loop van de tijd minder belangrijk geworden: de lonen zijn in een paar jaar met 300 procent gestegen. Toch is werken met een Russische automatiseerder volgens De Wuffel altijd nog 25 procent goedkoper dan met een Nederlandse.
Roccade Civility heeft nu al een jaar of zes continu tien man aan het werk in Rusland. "Het gaat niet zonder horten of stoten", aldus De Wuffel. "Je moet zorgen dat de contacten goed zijn, zodat er over en weer vragen gesteld kunnen worden over de voortgang. Ook testen we tussentijds. Bij uitbesteden kun je niet achterover leunen tot het werk klaar is. Je moet als organisatie ook investeren, het moet van twee kanten komen."
Daarnaast kent werken met Rusland geheel eigen problemen, zoals de bureaucratie, de regelmatig veranderende belastingwetten en het gevaar van de Russische maffia. "Dankzij de directeur van Nicotech, die professor is geweest aan de Moskouse Universiteit, kunnen we de bureaucratie omzeilen. Hij heeft veel relaties. Ik wil niet zeggen dat het daar een wild-west is, maar je moet toch heel goed weten met wie je in zee gaat."
Auke Schouwstra, freelance medewerker
‘Uiteindelijk aarzelt men’
"Ik merk een sterke terughoudendheid, en dat is me wel tegengevallen. Het verbaast me dat er zo weinig gebruik gemaakt wordt van deze mogelijkheid."
Directeur H. Seeser van PVT-Europe klinkt wat teleurgesteld als het onderwerp ‘Nederlandse automatiseerders en Oost-Europa’ ter sprake gebracht wordt. Zijn in Gouda gevestigde bedrijf vertegenwoordigt sinds begin 1996 het automatiseringsbedrijf PVT-Soft uit Slowakije in Nederland.
Het voormalige staatsbedrijf in Nitra heeft tweehonderd mensen in dienst die uitstekend geëquipeerd zijn. PVT-Soft is snel overgeschakeld op client/server-architectuur toen die opkwam. Het is distributeur en opleider voor Cognos, Microsoft en Oracle. De werknemers beheersen alle moderne computertalen. Maar in Nederland wil bijna niemand gebruikmaken van de diensten van het bedrijf, tot verdriet van Seeser. Op één bedrijf na, een ‘groot gerenommeerd automatiseringsbedrijf’ waarvan hij de naam (nog) niet mag noemen. Voor dat bedrijf zijn in Slowakije gemiddeld zeven man aan het werk. In maart is de eerste klus klaar, maar pas als de klanten van het bedrijf in Nederland ook tevreden zijn mag Seeser gaan vertellen dat het werk door Slowaken gedaan is…
De Nederlandse automatiseerders zijn bang, denkt hij. "Toen ik hiermee begon, ik heb bij IBM gewerkt, zei iedereen: kom over een poosje maar eens praten. Heel bemoedigend. Maar uiteindelijk blijft iedereen aarzelen. Ik begrijp dat; zo iemand heeft een goede baan, een mooie auto en een mooi kantoor. Die denkt: ik kan dat wel gaan doen, maar als het niet goed gaat zal mijn directie mij niet dankbaar zijn."
"Ik heb een keer voor een bedrijf berekend dat het twee miljoen kon besparen bij een bepaald project. ‘Ach, die twee miljoen’ riep de directeur toen. Tsja, als zo’n project fout gaat kost het hem z’n kop. Dan zegt men: je hebt een gaatje in je hoofd, dat je met Slowaken gaat werken. En op directieniveau is twee miljoen niet zo spannend. Men kijkt de kat uit de boom. Het is een zaak van lange adem."
Auke Schouwstra, freelance medewerker
Deel 3
Software wordt in toenemende mate in het buitenland geschreven. Ook de programmatuur van Nederlandse ondernemingen. Computable schenkt in een serie artikelen aandacht aan het schrijven van software ‘over de grens’. Deze week gaat het over de opkomende software-industrie in het voormalige Oostblok.
Later in de serie nog twee reportages uit het land van de Groot Moguls. De serie wordt afgesloten met de mening van de Nederlandse vakbonden en de Fenit. Tot dusver verschenen twee artikelen.
Deel 1 gaat over het uitbesteden van programmeerwerk door Nederlandse ondernemingen: ‘Softwarecode op wereldreis’ (week 4, 23 januari 1998).
Deel 2 beschrijft software-moguls die zich op standaardpakketten storten: ‘Bangalore droomt van Silicon Valley’ (week 6, 6 februari).
In Amerika zijn ze al een stuk verder, getuige ‘De wereld als jachtterrein – De VS zoekt IT-specialisten elders’ (21 november 1997).