Is India op weg het nieuwe softwarecentrum van de wereld te worden? Het land heeft een aandeel van 16,7 procent in de wereldmarkt voor maatwerksoftware. De export van programmatuur groeide in de eerste helft van 1997 met 64,4 procent. De software-moguls zijn trots, maar nog niet tevreden. In het cybercafé van ‘boomtown’ Bangalore droomt men hardop over de ‘derde fase’. Na het ‘body-shoppen’ en de ‘off-shore’ wordt het tijd dat India zelf pakketten gaat ontwikkelen en exporteren. Aan inzet, ambitie en expertise ontbreekt het ze zeker niet.
Een lange rij jongemannen staat te wachten op het smoezelige trottoir van Brigand Road in het centrum van Bangalore, India’s Silicon Valley. Langs hen heen raast een onafgebroken stroom van toeterende en hoestende auto’s, gemotoriseerde rikshja’s en scooters. Boven het wegdek hangt een smerige, donkerblauwe walm van uitlaatgassen. Op de gezichten van de jongens is een stemming van gespannen verwachting af te lezen. Die opwinding betreft nu eens niet een nieuwe cursus Visual Basic 4.0 of een baan bij één van de tweehonderd softwarebedrijven van Bangalore. Ze staan in de rij voor een vertoning van de film Barbwire met in de hoofdrol Pamela Anderson. Meestal gaat de voorkeur van het Indiase publiek uit naar de Hindi-films die worden geproduceerd in Bollywood (Bombay), maar de Baywatch Babe blijkt ook hier een trekpleister. Onder het gigantische affiche waarop Pamela uitdagend haar eigen Silicon Valley naar voren schuift, hangt een wat zielig spandoek met de tekst: ‘We get you ready for Year 2000 conversion in two months, join Bangalore’s school of computing’.
De tieners en twintigers die zich verdringen voor de Rex-bioscoop maken deel uit van de generatie op wiens schouders de hoop van de internationale softwaresector is komen te rusten. Die sector schreeuwt immers om programmeurs. Programmeurs die steeds complexere programma’s moeten schrijven en die de wereld moeten behoeden voor de dreigende chaos van het ‘jaar 2000’-probleem. "Jarenlang hadden Indiase jongeren uit de betere klassen twee opties in het leven: dokter worden of advocaat", zegt Sushma Rajagopolan, een vrouwelijke recruiter voor het Amerikaanse softwarebedrijf Mastech. "Nu is er plotseling een alternatief: de software in." En het is een zeer aantrekkelijk alternatief. Om arts of advocaat te worden moet een Indiase jongere vijf jaar lang een dure studie volgen en dan nog maar zien of er een baan is. Een opleiding voor ‘software engineer’ is korter en goedkoper en men is daarna verzekerd van een baan en de mogelijkheid om naar het buitenland te vertrekken.
Tenten in India
Waarom slaat de softwaresector zo massaal zijn tenten op in India? "In India heeft in het onderwijs altijd een belangrijk accent gelegen op wiskunde en analytisch denken", zegt S. Shekar, managing director van het softwarebedrijf Mascot. "Ouders zetten hun kinderen onder druk uit te blinken in wiskunde. Ik kan me nog herinneren dat mijn vader zei, dat het niet erg was wanneer ik geschiedenis verknalde op school, maar wiskunde dat moest goed zijn". Zoals vrijwel iedere Indiër in de softwarebranche verwijst hij met gepaste trots naar de wiskundige prestaties van veel van zijn landgenoten, waaronder de introductie van het getal 0. "India beschikt over een schier onuitputtelijke bron van softwaretalent, de salarissen zijn een stuk lager dan in de VS, men spreekt goed Engels, de mensen zijn bereid hard te werken en de meeste Indische jongeren staan te popelen om reiservaring op te doen". Het zijn in een notendop de eigenschappen waarvan men hoopt dat ze de Indiase softwaresector van een aardige 1,2 miljard dollar bedrijfstak kunnen omvormen tot een internationale krachtcentrale.
Shekar zelf begon in 1986 zijn IT-carrière als systeemanalist bij India’s grootste softwarebedrijf Tata Consultancy Services (TCS), dat hem voor een jaar uitzond naar een bedrijf in Hazerswoude. "In die tijd deden Indiase bedrijven vrijwel uitsluitend body-shopping, ze leenden specialisten voor kortere of langere tijd uit aan bedrijven in het buitenland. "Pas de laatste vier, vijf jaar is een aanzienlijke verschuiving opgetreden van dienstverlening ter plaatse (‘on-site’) naar werk in India zelf (‘off-shore’). Indiase bedrijven nemen nu de projectverantwoordelijkheid voor ‘jaar 2000’-conversie, onderhoud, migratie van platform en het ontwikkelen van maatwerksoftware", aldus Shekar. In de praktijk betekent dit dat Indiase bedrijven zich bezighouden met een mengelmoes van on-site (in het buitenland) en off-shore diensten (in India). Volgens gegevens van Nasscom, de vereniging van Indiase softwarehuizen, vormt dienstverlening ter plaatse in het buitenland nu nog ongeveer 55 procent van de totale export van de Indiase softwaresector.
Opvallend veel vrouwen
Mascot, waarvan Shekar directeur is, is volledig eigendom van Mastech, een Amerikaans bedrijf met een jaarlijkse omzet van 150 miljoen dollar dat kantoren heeft in Pittsburgh, San Francisco, Tokio, London, Singapore en Amsterdam. Mastech verzorgt het werk ter plaatse in het buitenland en sluist het leeuwendeel van het coderingswerk en het ontwikkelen van nieuwe programma’s door naar de driehonderd programmeurs van Mascot in Bangalore. Het team in Bangalore, waarin opvallend veel vrouwen werken, is via een eigen satellietverbinding (Intelsat) verbonden met on-site teams van Mastech die verspreid over de hele wereld opereren. Oorspronkelijk bestonden die rondreizende teams uitsluitend uit Indiërs. Tegenwoordig werkt Mastech ook met softwarenomaden uit Bulgarije, de VS, Canada, de Filipijnen en Zuid-Afrika.
Bangalore moet ooit een prachtige stad zijn geweest. De Indiase elite werd aangetrokken tot de Garden City door het koele klimaat en de vele parken en tuinen. Maar zelfs de manager van mijn hotel adviseert nu zijn klanten om voor een stukje authentiek India maar naar het nabijgelegen stadje Mysore te gaan. Sinds de komst van Texas Instruments, Siemens, Oracle, Microsoft, Apple, Motorola en consorten is Bangalore de ‘boom-town’ van de software-industrie geworden, met alle gevolgen van dien. Tussen de veelal verwaarloosde overblijfselen van de koloniale tijd worden links en rechts Amerikaans aandoende winkelcentra uit de grond gestampt. Er is ook een redelijk bruisend nachtleven- het Cybercafé, de Nasa bar – waar jonge programmeurs zo lang mogelijk proberen te doen over de consumptie van een pot Kingfisher bier. De 10.000 roepies die een beginnende programmeur in Bangalore per maand verdient, mag voor Indiase begrippen een vorstelijk salaris zijn, dat betekent nog niet dat je het echt breed kunt laten hangen. Terwijl er overal naar hartenlust wordt gebouwd, lijkt de rest van de stad het tempo maar met moeite te kunnen volgen. De aanleg van wegen en trottoirs houdt geen gelijke tred met de bebouwing waardoor voetgangers met gevaar voor eigen leven aangewezen zijn op de rand van het wegdek.
Electronic City
En dan zijn er natuurlijk de kantoren en de ontwikkelcentra van multinationale ondernemingen, Indiase bedrijven en de joint-ventures tussen Indiase en buitenlandse bedrijven. Een groot aantal van hen is geconcentreerd in het Software Park Electronic City dat door de Indiase overheid een eind buiten de stad is opgezet. Op een andere locatie, ook buiten de stad is een conglomeraat van bedrijven uit India en Singapore begonnen met de bouw van het International Tech Park. Hier moet het huwelijk van het zakeninstinct van de Singaporezen met de software-virtuositeit van de Indiërs leiden tot iets moois. De vestigingen van een aantal andere bedrijven als Siemens, Apple, Oracle, Wipro, bevinden zich in de hectische binnenstad waar high-tech en onderontwikkeld, stinkend rijk en straatarm wat ongemakkelijk naast elkaar leven. Oracles nieuwe besturingssysteem voor de netwerkcomputer is hier ontwikkeld in een straat waar dag en nacht mensen door het straatvuil poeren op zoek naar een manier om te overleven. See the many faces of India, staat op een poster van een reisbureau.
Het softwarepark Electronic City ligt een paar kilometer buiten het centrum van Bangalore. Op de onverharde wegen die de verschillende bedrijven in het complex met elkaar verbinden, staan groepjes programmeurs rondom de eetstalletjes. Het is lunchtijd, hoewel dat een betrekkelijke zaak is in een omgeving waar veel bedrijven flexibele werktijden hanteren. De programmeurs van veel ondernemingen kunnen komen en gaan wanneer ze willen, als ze maar het minimale aantal uren per week maken. "Indiase programmeurs zijn harde werkers en ze kunnen zich goed concentreren", zegt B.V. Naidu, de directeur van het Software Park van Bangalore. Met gepaste bescheidenheid voegt hij eraan toe dat hij dit van buitenlanders heeft gehoord. Alle Indiërs die ik spreek in Bangalore zijn trots op de software rush, maar ze slaan zichzelf liever niet al te hard op de borst.
Navelstreng van de ‘gateway’
Het kantoor van Naidu biedt een fraai uitzicht op de navelstreng van het complex, de schotels van de gateway die Electronic City via Intelsat verbindt met de IT-centra van de wereld. Het signaal uit India wordt via de Intelsat-satelliet verstuurd naar een grondstation in Amsterdam, vanwaar het via een glasvezelkabel op de bodem van de oceaan wordt doorgezonden naar de VS. Achter de satellietschotels van de gateway is een veld zichtbaar waarop honderden hutjes van matten en plastic staan. Het zijn de onderkomens van de honderden arbeiders, mannen en vrouwen die het zand, het cement en de stenen aandragen voor een nieuw bedrijfspand van Siemens. Bouwen is hier natuurlijk ook veel goedkoper dan in het westen. Het is alsof de duvel er mee speelt, maar wanneer Naidu mij de gateway wil laten zien is het hele systeem down.
De kiem voor de ontwikkeling van Bangalore tot de Silicon Valley van India werd gelegd toen Texas Instruments in 1985 het eerste ontwikkelcentrum in Bangalore opende. In 1991 begon het Indiase ministerie voor elektronica met de aanleg van het softwarepark Electronic City. Er zijn inmiddels ook softwareparken in Pune, Hyderabad, Bubaneshwar, Noida (bij Delhi) en Ahmedabad. Multinationals die Offshore Software Development Centers opzetten in deze parken krijgen ontheffing van importbelastingen en bovendien een ‘belastingvakantie’ gedurende de eerste vijf jaar van hun aanwezigheid. Door de goede telecommunicatie-infrastructuur hebben ook veel- voornamelijk Amerikaanse- bedrijven dataverwerking en back office operaties verhuisd naar Bangalore. Naidu verwacht een enorme toevloed van klantenondersteuningsdiensten wanneer het binnenkort mogelijk wordt via Amerikaanse 800-nummers gratis te bellen met India. Een Amerikaan die zit te prutsen met zijn PC kan dan gratis bijstand krijgen vanuit Bangalore.
Gates in India
De Indiase software-moguls zijn niet van plan op hun lauweren te rusten. Nasscom, de vereniging van Indiase softwarebedrijven, is blij met de 64 procent groei van de software-export in de eerste helft van 1997, maar men wil ook het echte Silicon Valley naar de kroon steken. India moet zelf softwareproducten gaan produceren en exporteren. Bill Gates gelooft er wel in. Tijdens zijn met veel media-hoempa omgeven Indiase bezoek in maart vorig jaar drong hij er bij de Indiase bedrijven op aan nieuwe wegen in te slaan. "De Indiase softwarehuizen moeten de overstap maken van projectgeoriënteerde ontwikkeling naar standaardproducten. Ontwikkelpakketten die zijn afgestemd op de behoeften van de lokale markt, investeer meer in R&D en ontwikkel eigen intellectueel eigendom, gebruik Internet voor internationale marketing en bereid je voor op zeer intensieve concurrentie." "En", zo besloot Gates tot niemands verbazing, "Windows is het beste platform om producten voor te ontwikkelen."
Mooi gezegd van Bill, maar een aantal pioniers van de Indiase software-industrie zitten allang op dit spoor. Gates was zelf aanwezig bij de introductie van Marshal 3.0, een erp-pakket (enterprise resource planning) van het Indiase bedrijf Ramco, gebaseerd op Microsoft NT en SQL server-technologie. Infosys, het meest op Amerikaanse leest geschoeide Indiase softwarehuis, exporteert op bescheiden schaal Bancs2000, een softwarepakket voor banken. Het is een klein begin. India heeft een zeer mager aandeel van 0,05 procent in de wereldmarkt van softwarepakketten. Binnen Nasscom wordt al een tijd lang in een typisch Silicon Valley-jargon geroepen om een ‘paradigma-verschuiving’. En aan de bar van het Cybercafé in Bangalore is de derde fase een net zo populair onderwerp als de verrichtingen van het Indiase cricketteam. Het ontbreekt in Bangalore zeker niet aan technische expertise en bevlogenheid. "Waar het India nog aan ontbreekt, is durfkapitaal en een zeer dynamisch ondernemersklimaat", aldus B.V Naidu. Maar zit de wereld wel te springen om softwareproducten uit India?
Naidu, de directeur van Electronic City, is optimistisch. "Er is de laatste tijd een enorme groei in het aantal kleine en middelgrote Indiase softwarebedrijven", zegt Naidu. "Het gaat om start-ups van mensen die een aantal jaren ervaring hebben opgedaan bij de grote Amerikaanse en Indiase ondernemingen of van Indiase ondernemers die in Amerika zijn begonnen en nu terugkeren naar Bangalore. Deze kleine bedrijven zijn veel gespecialiseerder dan de grotere ondernemingen en concentreren zich meestal op de ontwikkeling van één nieuw product. Ik geloof dat een aantal van deze bedrijven zeker succesvol zal zijn". Naidu geeft toe dat het grootste probleem voor deze bedrijven een gebrek aan investeerders is die, à la Silicon Valley, geld willen steken in riskante ondernemingen.
Geen thuismarkt
Sunil Wadhwani de Indiase ceo van het Amerikaanse bedrijf Mastech is echter zeer sceptisch over de derde fase van de Indiase softwaresector. "Ik geloof wel dat Indiase bedrijven in kleinere marktsegmenten een rol kunnen spelen, maar op het gebied van softwareproducten is er internationaal gewoon te weinig ruimte. Het ontwikkelen van pakketten is enorm complex en duur en de Indiase bedrijven hebben geen thuismarkt die groot genoeg is om hun producten uit te testen, zoals bijvoorbeeld SAP dat had in de Duitse markt. India kan een fantastisch softwareproduct ontwikkelen, maar dan nog is het vrijwel onmogelijk toegang te krijgen tot de Amerikaanse markt", aldus de topman van Mastech. Hij meent ook dat Indiase bedrijven die internationaal willen meetellen eerder voor SAP, Oracle en Baan zullen kiezen dan voor Ramco’s Marshall 3.0. of een ander Indiaas product.
Bangalore – Silicon Valley: 1-0
Kwaliteit, flexibiliteit en lage prijs, dat zijn de voornaamste pijlers waarop de softwaresector van Bangalore is gebaseerd. En dat betreft al lang niet meer uitsluitend eenvoudig codeerwerk. Gayathri Shekar, de pr-manager van Oracle Software India, gloeit bijna van trots als ze vertelt over het team dat in Bangalore het besturingssysteem voor Oracles op een Intel-microprocessor gebaseerde ‘corporate network computer’ heeft ontwikkeld. "Begin juli 1996 kregen we de opdracht van Oracle in de VS om binnen twaalf weken een prototype voor een besturingssysteem te ontwikkelen. Het leek een onmogelijke tijdslimiet voor een project dat normaal tien maanden zou vergen", aldus Gayathri Shekar. De bedrijfsleiding haalde vijftien topprogrammeurs uit andere projecten om onder de codenaam Combat de klus te klaren. Het team werkte onder leiding van Bikramjit Gupta Sarma twaalf weken lang de klok rond. In een aanpalend hotel werd een aantal kamers gehuurd om de programmeurs af en toe een paar uur slaap te gunnen. En het lukte.
Op 8 oktober 1996 kreeg Oracles ceo Larry Ellison een demonstratie van het prototype dat was ontwikkeld in Bangalore. Hij was dol-enthousiast en het team dat in Californië al zes maanden aan eenzelfde besturingssysteem werkte kreeg een koude douche, ze mochten hun project oprollen: 1-0 voor India’s Silicon Valley. Het ontwikkelcentrum in Bangalore kreeg toestemming om het besturingssysteem verder te ontwikkelen en in april 1997 werd de eerste volledig operationele netwerkcomputer van Oracle in Tokio gepresenteerd met het nieuwe besturingssysteem. Pas in september van dit jaar maakte Oracle bekend dat het besturingssysteem ontwikkeld was in Bangalore.
De Indiase pers is jubelend over de ‘internationale triomf’ van Oracle in Bangalore. "Het blijkt maar weer eens dat Indiase programmeurs wel tot meer in staat zijn dan code te schrijven naar blauwdrukken van Amerikaanse software-engineers", schrijft de Times of India. Dat was natuurlijk al lang bekend. Het is zelfs niet onwaarschijnlijk dat het Oracle-team dat in Californië werkte aan een besturingssysteem ook voor een belangrijk deel bestond uit Indiase software-experts. Ongeveer 20 procent van de werknemers in het hoofdkwartier van Oracle in Californië is afkomstig uit India. Het succes van operatie Combat maakt in ieder geval duidelijk dat het mogelijk is om in Bangalore in een mum van tijd een softwareteam samen te stellen dat snel, goedkoop en efficiënt een topproduct kan leveren.
Teake Zuidema,
freelance medewerker Computable
Deel 2
Software wordt in toenemende mate in het buitenland geschreven. Ook de programmatuur van Nederlandse ondernemingen. Computable schenkt in een serie artikelen aandacht aan het schrijven van software ‘over de grens’.
Deze week over de software-industrie in India. Inmiddels bekend genoeg als centrum voor de aanpak van het millennium-probleem. Maar de ambities in Bangalore reiken verder. Later in de serie een artikel over Oost-Europa en nog twee reportages uit India. De serie wordt afsloten met de mening van de Nederlandse vakbonden en de Fenit.
Tot dusver verscheen een artikel over het uitbesteden van programmeerwerk door Nederlandse ondernemingen: ‘Softwarecode op wereldreis’ (week 4, 23 januari 1998).
In Amerika zijn ze al een stuk verder, getuige ‘De wereld als jachtterrein – De VS zoekt IT-specialisten elders’ (21 november 1997).