Terwijl de ‘moving billboards’ van sommige ondernemingen-op-zoek-naar-arbeidskrachten zelfs de parkeerterreinen van de concurrent niet meer schuwen, is outsourcing voor veel softwarebedrijven nog steeds onbekend terrein. Het gevecht om de spaarzame Nederlandse IT’ers neemt in hevigheid toe, terwijl er op een paar uur vliegen in oostelijke richting duizenden wachten op werk. Hoe xenofoob is het automatiseringswereldje eigenlijk?
In het zicht van de eeuwwisseling en met een nieuw monetair stelsel in voorbereiding is de last voor de personeelsmanagers in de sector informatietechnologie wel erg zwaar geworden. De komende drie jaar moeten er dertienduizend mensen aan de slag in de IT-sector, berekende de werkgeverskoepel Fenit.
Hoe rustig kan een mens daaronder blijven? Paniek zaaien wil hij niet, maar bedrijfsadviseur Paul Tjia van GPI Consultancy maakt zich bepaald zorgen over de komende drie jaar. Tjia, die automatiseerder was en antropologie studeerde: "Ik verwacht dat het een chaos wordt op de arbeidsmarkt. Ik zie de toekomst somber in. Nederland zal in de verste verte niet aan de vraag naar arbeidskrachten kunnen voldoen."
Op dit moment kunnen bedrijven nog werk weigeren als ze de mensen er niet voor kunnen vinden. Maar laat het ‘jaar 2000’-probleem op zich wachten? Tjia wijst er op dat het moeilijk zal zijn voor het relatief eentonige millennium-werk Nederlandse programmeurs in te zetten. "Als die dat te lang moeten doen, zullen ze naar een andere baas gaan uitkijken." De aangekondigde arbeidspool van het Millennium-platform zet volgens hem geen zoden aan de dijk. "Dat is een druppel op de gloeiende plaat."
"De programmeur zal er wel bij varen. De lonen zullen gaan stijgen. Dat is voor de grote bedrijven nog niet zo’n probleem, maar wel voor het midden- en kleinbedrijf. Kleinere softwarehuizen vertellen mij dat ze een verdubbeling van de lonen in de komende jaren vrezen. Het zou mij niet verbazen."
Drempelvrees voor outsourcing
De sector lijkt op drie manieren te reageren op de dreigende chaos: de wervingsinspanningen worden geïntensiveerd, men probeert efficiënter werken of men laat bepaalde werkzaamheden door buitenlanders uitvoeren: outsourcing.
De meeste automatiseringsbedrijven snuffelen alleen nog maar wat aan deze bedrijfsstrategie. Men wint hier eens een adviesje in, gaat daar eens praten met een bedrijf dat het al doet. Tjia, die het fenomeen al tien jaar bestudeert: "Tot nu toe kabbelt het nog een beetje voort. De voor- en nadelen worden uitgebreid overwogen. Maar outsourcing wordt in de komende jaren de enige mogelijkheid die bedrijven hebben om het mankracht-probleem op te lossen. Er is dan geen alternatief meer. Bedrijven zullen geen andere keus meer hebben dan uitbesteden naar het buitenland."
In die situatie zal elk land dat mensen kan leveren interessant zijn, al is het op de Zuidpool. In ieder geval zal de belangstelling voor Oost-Europa toenemen. "Nederland richt zich daar al op, maar er is wel sprake van grote drempelvrees. Men is erg terughoudend", weet Tjia. Een delegatie Hongaarse bedrijven die in oktober naar Nederland kwam vond slechts een handjevol belangstellenden tegenover zich.
En hoe staat het met andere werelddelen? "Zuid-Amerika is op het gebied van automatisering goed ontwikkeld, maar de bedrijven richten zich daar hoofdzakelijk op de eigen landen en op de Verenigde Staten. In Afrika zitten maar heel weinig automatiseringsbedrijven."
Op dit moment komt Azië dan ook het meest in beeld als het om outsourcing gaat. Waarbij het in landen als Thailand, Filippijnen, Indonesië, Vietnam en China nog hoofdzakelijk kleine projecten betreft.
Anders ligt het in India. Zo’n zeventig Nederlandse bedrijven hebben daar in de afgelopen decennia contacten gelegd. Philips, ‘dochter’ Origin en Baan hebben er zelfs eigen vestigingen opgezet. Met het aantal van zeventig loopt Nederland overigens ver achter op een land als Amerika, waar bijna elke softwareleverancier een eigen vestiging in India heeft.
"Het is mager wat Nederland doet", erkent Tjia. Om vervolgens de automatiseringssector te beschuldigen van ‘angst voor het vreemde’, xenofobie, vindt hij te ver gaan. "Dat vind ik wat te sterk uitgedrukt. Maar tot nu toe is Nederland hierin erg terughoudend geweest."
Ontwikkelcapaciteit en maatwerk
Om de Nederlanders wat sneller over de streep te trekken, hebben vijf Indiase softwarebedrijven recent een kantoor in Nederland geopend. FAR Consolidated zoekt contact met zowel eindgebruikers als software-huizen. Manager business-development Douwe Terpstra: "FAR Consolidated kan ontwikkelcapaciteit aanbieden en op maat gemaakte software. Ons hoofddoel is ontwikkelen in India, maar we kunnen ook mensen naar Nederland laten komen." De mogelijkheden zijn legio. "India is een enorm land, waar 900 miljoen mensen rondlopen. De mensen zijn zeer mathematisch gericht, ze zijn goed in bèta-vakken. De overheid stimuleert dat ook."
FAR (omzet 200 miljoen gulden, 3000 arbeidskrachten beschikbaar) is sinds het begin van dit jaar actief in Europa. Behalve het aanbieden van mankracht kan FAR ook bemiddelen bij het leggen van contacten met andere bedrijven in India. "We hebben behoorlijk wat contacten", formuleert Terpstra het voorzichtig. "Er is natuurlijk een grote schaarste aan informatici. India heeft kwalitatief hooggeschoolde mensen te bieden. Jaarlijks komen er 55.000 bij de bestaande pool van 200.000 IT-professionals. Meer dan 70 procent van de software ontwikkeling bestaat al uit export. 60 Procent gaat naar Amerika, 23 procent naar Europa. Duitsland en België lopen daarin voor op Nederland. Engeland is de grootste afnemer. De waarde van de export was in 1996 600 miljoen dollar, in 2000 zal dat naar verwachting 2,5 miljard dollar zijn."
FAR Consolidated heeft contracten met bedrijven als SAP, American Express, Cap Gemini-Engeland en Dunn & Bradstreet. In Engeland heeft FAR 150 man werken.
Baan Company was tien jaar geleden het eerste bedrijf dat contacten legde met Indiase bedrijven, weet financial controller Michel Cornelissen van Baan-Research en Development. En dat is lange tijd zo gebleven, want tot zo’n twee jaar geleden kwam het nog nauwelijks voor. Jan Baan, het ‘ongeleide projectiel’ van het Baan-duo, voorzag tien jaar geleden dat er grote mogelijkheden lagen in het werken met India. "Hij is een visionaire man", concludeert Cornelissen achteraf. "Als hij een idee had dan zette hij het in gang en dan was het ‘go’. Gingen we er met z’n allen achteraan. Later bleek dan vaak dat het een goed idee was. Zo is dit ook gegaan."
Virtuele kwaliteitsbewaking
"Stel dat je honderd Cobol-programmeurs nodig hebt", oppert Tjia. "Die zijn in Nederland niet meer te vinden. Het is de belangrijkste reden waarom bedrijven uitwijken naar landen als India: de snelle beschikbaarheid van mensen." Kostenbesparing vormt niet het belangrijkste argument. Tjia leidt dat af uit het feit dat het veelal grotere bedrijven zijn die met India werken; aan geld geen gebrek, maar wel aan mensen.
De besparingen aan loonkosten liggen ook niet zo hoog als wel wordt aangenomen. "De mythe die de ronde doet is dat het daar om waanzinnig lage lonen gaat. Ik denk wel dat het werk tientallen procenten goedkoper kan, maar het is geen negentig procent." De documentatie moet veel gedetailleerder zijn dan voor verwerking in Nederland zou hoeven. Het vertaalwerk kost ook geld.
Outsourcing wordt volgens Terpstra pas interessant wanneer met een project zo’n vijf tot tien manjaren werk gemoeid zijn. Er komt voor een organisatie immers heel wat bij kijken. "Als een bedrijf iets wat het tot nu toe zag als een ‘core business’ gaat uitbesteden, kan dat nogal wat voeten in de aarde hebben. Neem de technisch manager die op afstand z’n product moet maken terwijl hij toch verantwoordelijk gehouden wordt voor kwaliteitseisen, tijdslimieten en dergelijke. Dat kan een vreemde gewaarwording zijn."
De software van de outsourcende partij wordt meestal per koerier of e-mail bezorgd op de plaats van verwerking. Alleen Amerika maakt veel gebruik van online-verbindingen via een satelliet. Er wordt dan gewerkt met zowel eigen hard- als software. Interessant voor bedrijven die eigenlijk niet willen dat hun software de grens over gaat, aldus Tjia. "Het is dan net alsof je een programmeur extra hebt, die echter niet in het gebouw zit. Dat is het ‘virtual office’-concept: iemand werkt voor je, maar waar hij zit is niet meteen duidelijk."
Ook Baan streeft een virtuele eenheid van het bedrijf na, ondanks dat het vestigingen verspreid over de hele wereld heeft. Er zijn altijd zo’n dertig Indiërs in Nederland om de bedrijfscultuur van Baan ‘in te ademen’. Verder zijn er permanent -op roulatiebasis- een paar eigen mensen in India om voeling te houden met de activiteiten daar.
Nederlandse bedrijven die voor outsourcing kiezen, zijn volgens Tjia erg geporteerd van de mogelijkheid om Indiërs naar Nederland te halen: de ‘on site’-variant van outsourcing, in tegenstelling tot het oorspronkelijke ‘off-shore’-concept. Het financiële voordeel wordt dan kleiner, want vervoer en verblijf kosten veel geld.
Tevredenheid in achterkamertje
Programmeerwerk leent zich goed voor outsourcing. De specificaties liggen vast. Ook het maken van een technisch ontwerp is op afstand te doen, afhankelijk van het soort programma. Salarissystemen: nee, een relatiebeheersysteem: ja. Testen is ook goed uit te besteden, aldus Tjia.
Baan laat Indiërs vooral codes ontwerpen. De aard van het uitbestede werk is de afgelopen tien jaar niet veranderd. "De Indiërs zijn goed in software-engineering. Daar zijn we heel tevreden over. Het ontbreekt ze nog wel aan kennis van de marktbehoefte. We zijn bezig om ze aan te leren hoe dat beter kan, zodat ze ook pakketten kunnen gaan ontwikkelen."
In de toekomst zullen Indiërs voor Baan ook klanten gaan bezoeken. Volgens FAR is de tijd daar nog niet rijp voor. Het bedrijf suggereert de mogelijkheid van een ‘front/back-office’-systeem, waarbij outsourcing vooral als middel ingezet wordt om meer mensen in Nederland vrij te maken voor commerciële activiteiten zoals het bezoeken van klanten.
Maar zo’n scheiding van ‘front-‘ en ‘back-office’, waarbij alleen Nederlanders klantencontacten doen, heeft volgens Cornelissen een negatief effect. "Dan zie je de Indiërs alleen maar als een ‘capaciteitspot’. Wij willen dat zij zelf ook naar klanten kunnen gaan."
In Nederland lijkt praten over outsourcing nog achterkamertjeswerk. Want bedrijven laten zich er bepaald niet op voorstaan dat ze contacten hebben met India. Reden: de veronderstelde mindere kwaliteit van het werk. Maar ook: als het goed gaat brengt het alleen maar concurrenten op een idee, en als het slecht gaat is dat geen reclame voor het management.
Paul Tjia heeft te maken met bedrijven die in het openbaar zeggen dat ze niets zien in outsourcing. "Ondertussen zijn ze al wel met mij aan het praten om te kijken wat voor mogelijkheden er zijn." Of, nog curieuzer: terwijl een bedrijf in Nederland ontkent te werken met Indiase bedrijven, laten werknemers in India argeloos aan Tjia zien dat ze voor datzelfde bedrijf software aan het maken zijn!
Douwe Terpstra heeft met dezelfde terughoudendheid van outsourcende bedrijven te maken als Tjia. Hij kan, ook na enkele dagen, geen namen geven van Nederlandse bedrijven waar FAR-Consolidated contacten mee heeft. Terpstra: "Het heeft ermee te maken dat de publieke opinie er nog niet aan toe is dat een gedeelte van het werk daar gebeurt. Omdat er bij de eerste gedachte aan India geen beeld opkomt van technisch hooggeschoolde mensen. Dat imago willen wij ook omvormen."
Tjia begrijpt niet waar het vooroordeel vandaan komt. "Het is een grote mythe dat de kwaliteit minder zou zijn. Het kan wel, maar het hoeft niet. Ik heb veel projecten fout zien gaan, maar er is geen relatie tussen de lage prijs en het aantal fouten dat gemaakt wordt."
Ook Terpstra is overtuigd van de kwaliteit van de Indiase software. Hij is daarom ook niet bang voor zware concurrentie uit landen als Hongarije, Polen of Tsjechië. "In Oost-Europa heeft men ten eerste problemen met de taal. Bovendien denken we ook dat we kwalitatief beter werk leveren. We hebben meer in huis. India is verder, en qua structuur beter georganiseerd." Het land huisvest naar eigen zeggen naar verhouding de meeste ISO-gecertificeerde bedrijven ter wereld. De vijf partners in FAR zijn ook allemaal gecertificeerd.
Cultuurverschil overbrugbaar
Wat gebeurt er wanneer een uit de klei getrokken Nederlandse software-jongen gaat overleggen met een door de Aziatische beleefdheidscultuur doordrenkte Indiër? "De cultuurverschillen zijn niet zo groot", meent Douwe Terpstra van FAR. "Het zijn natuurlijk mensen die in een andere cultuur zijn opgegroeid, maar de software-cultuur is volgens mij wereldwijd niet zo verschillend. Bovendien zijn de bedrijven waar wij contacten mee hebben, gewend om met westerse bedrijven samen te werken."
Maar volgens Tjia moeten de verschillen niet onderschat worden. Vaak worden ze niet opgemerkt. "Je zit bij wijze van spreken allebei in een net pak, in een westers aandoende omgeving. Uiterlijk ziet het er hetzelfde uit, maar toch zijn er grote verschillen. Aziaten durven bijvoorbeeld niet snel ‘nee’ te zeggen. Dat gaat misverstanden geven. Als men ‘ja’ zegt op de vraag of een project op tijd klaar is, terwijl het ‘nee’ is, moet je dat wel onderkennen. Dat is heel moeilijk. Daarvoor moet je iemand hebben die daar gevoel voor heeft. Doorvragen is belangrijk."
Voor Baan was het tien jaar lang ‘vallen en opstaan’ wat betreft het leren kennen van elkaar. "De Indiërs moesten ons leren begrijpen en wij hen. De manier van werken, communiceren, omgaan met mensen, waarden en normen. Daar zijn in het begin fouten in gemaakt, waardoor de reikwijdte van Baan in India lange tijd vrij beperkt gebleven is", vertelt Cornelissen.
"Een voorbeeld is dat je Indiërs volledige verantwoordelijkheid moet geven als je ze iets wilt laten doen. In het verleden gaven we Indiërs delen van het werk, terwijl ze sterk door ons gecontroleerd werden. Dan krijg je frustraties omdat ze zich niet erkend voelen, alsof wij hen niet vertrouwen. Als je dat spelletje niet goed speelt, komt er niets uit."
"We houden nog steeds eindverantwoordelijkheid, maar we geven de Indiërs nu volledige projecten die ze zelf managen. Ze hebben ook de vrijheid om dingen te initiëren en te accorderen. Als zij het gevoel hebben dat iets beter op een andere manier kan gebeuren, dan is daar ruimte voor. Dat maakt de samenwerking veel vruchtbaarder."
Wederzijds begrip
Omdat deze inzichten maar langzaam rijpten bij de Baan-mensen, bleef het belang van de India-connectie acht jaar lang zeer beperkt. Maar mede vanwege de toenemende krapte op de arbeidsmarkt hier, groeide Baan vorig jaar voor het eerst sneller in India dan in Nederland. In het komend jaar zal dat weer zo zijn. "Tot twee jaar geleden hadden we nog maar een man of dertig in India. Nu zitten er driehonderd, en het gaat heel goed. Er zitten nog steeds een paar mensen die er vanaf het begin bij zijn geweest, zowel Indiërs als Nederlanders. Die hebben een heel goed begrip van elkaars cultuur opgebouwd."
Nieuwkomers vergissen zich in het belang daarvan, merkt Cornelissen. "Bedrijven als Oracle en Microsoft die daar naar toe gaan, hebben enorme problemen met de opstart. Ze denken alleen maar: daar zitten duizenden ontwikkelaars, die kunnen we mooi inzetten. Maar ook zij moeten door die leerschool heen."
Een gedegen voorbereiding kost vaak meer tijd en geld dan gedacht, maar het is niet weggegooid. Tjia: "Ik heb projecten zien mislukken die bedrijven tonnen aan verlies hebben gekost. Het Aziatische softwarehuis blijkt er in zo’n geval bijvoorbeeld niet veel van te bakken, terwijl het Nederlandse bedrijf wel al een afleverdatum met de klant heeft afgesproken. Dat levert forse schade op."
Op tijd beginnen met de oriëntatie is van belang. Tjia: "Als je over twee jaar, wanneer het volgens mij paniek is op de arbeidsmarkt, nog moet besluiten om te gaan outsourcen, dan is dat wel het meest ongunstige tijdstip. Je wilt het niet, je weet niet hoe het moet, maar je wordt wel gedwongen om het te doen."
Auke Schouwstra, freelance medewerker Computable
Efficiënter werken
"We hebben het gevoel dat we nog steeds voldoende mensen uit de markt kunnen krijgen, als we ons best doen. Maar, ik geef toe, het wordt wel steeds moeilijker." Hans van Grieken, pr-manager van Cap Gemini-Nederland dat jaarlijks zo’n 1300 man aanneemt, is zeer gedecideerd over outsourcing. "Op dit moment doen we dat niet. We hebben weleens bekeken of we wat ontwikkeling van standaardelementen zouden kunnen uitbesteden. Maar wij zijn gepositioneerd aan de bovenkant van de markt, we zijn het vijfde business consultancy bedrijf in Nederland. Daarvoor moet je mensen hebben die de cultuur en de bedrijfsprocessen kennen. Dat kun je niet doen met mensen die je uit een ver land haalt."
Cap Gemini zoekt daarom in toenemende mate haar heil in ‘component-based programming’. Losse elementen uit een ‘kennisbank’ worden geassembleerd tot een oplossing. Cap Gemini heeft een alliantie met Randstad gesloten om over voldoende menskracht te beschikken wat betreft het millennium-probleem. Zou werken met Indiërs niet goedkoper kunnen zijn dan Randstad inschakelen? "Daar geloven wij niks van. We denken dat de prijs die je betaalt voor het taal- en cultuurverschil en het kwaliteitsverschil hoog is. Ik zeg niet dat die mensen niet slim zijn. Maar we hebben voor onszelf een bepaalde norm in ons werk ontwikkeld. En we vinden het prettig dat de mensen die voor ons bij klanten werken zich die manier van werken eigen hebben gemaakt. We denken dat dat niet lukt met mensen die alleen leuk in C++ kunnen programmeren en Indiaas-Engels spreken."
Moeilijk in de hand te houden
CMG-directeur Cees Weug reageert op zijn karakteristiek-onderkoelde toon als hem de outsourcing-optie voorgehouden wordt. "We denken er weleens over na, maar we doen er niets mee. Wat onze motieven zijn om het niet te doen? Het gedoe. ’t Is moeilijk om een project in de hand te houden. Persoonlijk contact vinden we heel belangrijk, en dat is er dan niet. Onze kwaliteitsmeetsystemen zijn gebaseerd op menselijk contact. Je moet elkaar in de ogen kunnen kijken."
"Het heeft onze belangstelling wel hoor. Pas was er een dag over Polen, die hebben we nog gesponsord. Maar als het om Oost-Europa gaat, stuit je al snel op het taalprobleem. Wil je met een klant spreken, dan is de taalbeheersing erg belangrijk. Controleren wat je elkaar belooft doe je in een gesprek. Pas dan kun je goed begrijpen waar het de klant om gaat en kun je nagaan wat je aan elkaar hebt."
Deel 1
Software wordt in toenemende mate in het buitenland geschreven. Ook de programmatuur van Nederlandse ondernemingen. Computable start met ingang van dit nummer een serie ‘software schrijven over de grens’.
Als eerste van de reeks dit verhaal over het uitbesteden van dit soort activiteiten, vervolgens drie verhalen over programmeren in India en Oost-Europa. De serie wordt afsloten met de mening van de bonden en de Fenit.
De visie van Nederlandse bedrijven op programmeren in het buitenland leest u de komende tijd. In Amerika zijn ze een stuk verder, getuige ‘De wereld als jachtterrein – De VS zoekt IT-specialisten elders’ (21 november 1997).