De voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Internetproviders, drs Eisner, houdt een vurig pleidooi voor een genuanceerdere en meer functiegerichte discussie over Internet-wetgeving. Bekijk precies wie welke handeling verricht, en eventueel z’n intenties.
Past Internet in onze huidige wet- en regelgeving? Die vraag heeft al tot veel discussies geleid. Teveel van die discussies kenmerken zich echter nog door misverstanden, spraakverwarring en oversimplificatie. Een voorbeeld: het definiëren van Internet als een wereldwijd kopieer-apparaat leidt tot het definiëren van vrijwel alle bestanden als kopieën. En dat onafhankelijk van bijvoorbeeld hun herkomst, omvang, functie, eigenaar of karakter. Zo kom je echter nooit uit eventuele auteursrechtelijke kwesties. Ander voorbeeld: het definiëren van Internetproviders als uitgevers leidt al snel tot de gedachte dat zij verantwoordelijk zijn voor alle informatie die door Internet stroomt. Op die manier zouden binnenkort alle Internet-dienstenaanbieders gevangen zitten. Internet, de vele mogelijkheden voor de gebruikers, en de diverse functies van de verschillende (!) providers, zijn te complex voor zo’n enkelvoudige en statische benadering. Die leidt eerder tot verwarring en tot misverstanden dan tot oplossingen. En levert dus ook geen bevredigende antwoorden of wetgeving op.
Diverse wetsontwerpen
Binnenkort bereiken diverse van die discussies een officieel hoogtepunt. Thans, of zeer binnenkort, liggen diverse wetsontwerpen bij de Tweede Kamer: de wijziging van Art. 13 van de Grondwet – onder andere over e-mail en het briefgeheim; de nieuwe Telecomwet – ondermeer over het aftappen van telecommunicatie; de nieuwe Wet Computercriminaliteit, over bijvoorbeeld verboden handelingen op of met computers; de nieuwe Wet Bescherming Persoonsgegevens, onder andere over bescherming van digitaal opgeslagen persoonsinformatie. Daarnaast komt het kabinet deze maand met een algemene nota over Uitgangspunten voor Wetgeving op de elektronische snelweg.
Verder vindt binnenkort een proefproces plaats, uitgelokt door een Internetprovider, omdat de gezamenlijke dienstenaanbieders vinden dat politie en justitie (in hun zoektocht naar de juiste opsporings-instrumenten voor gebruik op het net) een zeer vergaande vordering tot ’tappen’ op onjuiste gronden baseren en daarmee grondrechten van gebruikers op oneigenlijke wijze schenden.
Tot slot weerspreken zeer recente gerechtelijke uitspraken in bijvoorbeeld de VS de meningen die nu bij sommige van de Nederlandse opsporingsinstanties heersen. Meningen over de vraag wie verantwoordelijk is voor de informatie op Internet: de gebruikers of de aanbieders. De CRI (Centrale Recherche en Informatiedienst) bijvoorbeeld zegt dat de laatsten verantwoordelijk zijn. ‘The US Fourth Circuit Court of Appeals’ is veel genuanceerder en stelt dat de afzender, degene die daadwerkelijk zelf publiceert, verantwoordelijk is (‘No provider or user of an interactive service shall be treated as the publisher or speaker of any information provided by another information content provider’).
Genuanceerder benadering
Wij stellen als bijdrage aan de discussies een genuanceerder en meer functiegerichte benadering voor. Kort gezegd: kijk naar wie precies actief welke handeling verricht, en eventueel z’n intenties. Diegene die op zijn ‘home-page’ of ‘world wide web’-server kinderporno heeft gezet is strafbaar. Diegene die in een ‘newsgroup’ oproept tot geweld is strafbaar. Diegene die door middel van e-mail een ander belastert is strafbaar. Diegene die op zijn ‘ftp-server’ illegale software beschikbaar stelt is strafbaar.
Niet strafbaar is diegene die ongevraagd een e-mail met racistische uitingen in zijn postbus ontvangt (die e-mail ligt in zijn postbus te wachten totdat de post door de geadresseerde wordt opgehaald). Tenzij hij die e-mail na lezing bijvoorbeeld doorstuurt. Wel strafbaar met betrekking tot het in dit laatste voorbeeld genoemde e-mailtje is de auteur/afzender.
Ook de rol en de positie van de Internetprovider is alleen met behulp van een functionele benadering correct te definiëren. Er zijn namelijk vele soorten providers. Bedenk: Internet kan alleen maar bestaan als de beheerders van de diverse netwerken en de ‘backbone’-providers ervoor zorgen dat hun computers de gegevens van het ene netwerk, volgens het Internet Protocol (IP), ongehinderd en zo snel mogelijk doorsturen naar de andere netwerken. Déze providers hebben dus één allesoverheersende taak: het doorgeven van pakketjes data, ook wel: ‘IP-forwarding’, of ’to expedite and maintain an orderly flow of IP-traffic’.
Zonder dat geen Internet. Uw gegevens worden door computers getransporteerd, en u moet er uiteraard op kunnen vertrouwen dat dat snel en betrouwbaar gebeurt. Daarnaast zijn er de laatste jaren nog andere Internet-diensten ontwikkeld, met name rond het ‘world wide web’. Sommige Internetproviders zijn meerdere diensten gaan aanbieden, sommige hebben zich juist gespecialiseerd in één enkele dienst. Tegenwoordig gebruikt men de verzamelnaam Internet-dienstenaanbieders, of Internet Service Providers (ISP’s), voor álle soorten aanbieders van Internet-diensten. Maar er zijn dus ISP’s die géén Internet-toegang (access) bieden of uw e-mail verzenden, maar alleen voor bedrijven een website op het net aangesloten houden. Of ISP’s die alleen een mailserver exploiteren. Of ISP’s die alleen maar toegang bieden. Of ISP’s die actief de aangeboden informatie bewerken tot een fraaie website. Of ISP’s die zelf een redactie hebben en zelf actief nieuws verspreiden. En natuurlijk ISP’s die bijna alle genoemde diensten aanbieden.
Duiding activiteiten
De conclusie hieruit moet wel zijn dat het onmogelijk en onjuist is om zoals nu in sommige wetsvoorstellen of in discussies over verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid gebeurt, te spreken over ‘het Internet-verkeer’, ‘de Internetproviders’ of ‘de Internet-dienstenaanbieders’, zonder nadere duiding van de activiteiten. Soort en mate van activiteit, betrokkenheid en invloed zijn daarvoor te verschillend. Duidelijk is wel dat op dit moment veruit de meeste dienstenaanbieders zich niet actief met de inhoud van de data bemoeien, en dat ook niet mogen en kunnen. En ook niet zouden moeten willen. Daarvoor zijn zeer goede redenen aan te voeren.
Eén: de door te geven informatie is veelal afkomstig van of op weg naar één persoon en daarom beschermd. Twee: de grote hoeveelheid en de mate van vluchtigheid van de getransporteerde data maken selectief ingrijpen fysiek vrijwel onmogelijk. Drie: het zorgen voor een snel en ongestoord transport van de data is ‘conditio sine qua non’ voor het functioneren van het Internet. En ‘last but not least’: Internetproviders moeten niet taak en rol van politie en rechter (willen) overnemen.
Dat wij als Internetproviders in Nederland onze verantwoordelijkheden so-wie-so wel serieus nemen, blijkt onder andere uit het feit dat hier de dienstenaanbieders het meest actief optreden tegen misstanden op het net. Bijvoorbeeld door ons Meldpunt tegen kinderporno, al door vele landen overgenomen, en door ons NLIP-keurmerk waarin ondermeer de bescherming van de consument en de privacy nog eens extra wordt benadrukt.
drs A. Eisner
voorzitter NLIP
Vereniging van Nederlandse Internetproviders