Het is 1968 en er heerst onrust, onrust alom. De na-oorlogse geboortegolf heeft de oevers van het academisch onderwijs bereikt, een overstroming is onafwendbaar.
In West-Duitsland voert de Sozialistische Deutsche Studentenbond op grondige wijze actie tegen de ‘voosheid van de parlementaire democratie’. Na een aanslag op voorman Rudi Dutschke (zwaar gewond), breken er hevige rellen uit. Het Springer-concern krijgt de schuld, vanwege opstoken tegen de studenten. In Japan trekken studenten massaal, gemaskerd en gewapend met stokken erop los.
Half mei slaat ook in Parijs de vlam in de pan. Op de campus van Nanterre woedt op dat moment al maanden onrust; onder leiding van Daniel Cohn-Bendit loopt men te hoop tegen ‘de autoritaire universitaire structuur’. Als dit overslaat naar de Parijse binnenstad, zijn de rapen pas goed gaar. Het Quartier Latin ziet er weldra uit alsof er het wereldkampioenschap barricades bouwen en traangas gooien wordt uitgevochten. Er gaat vrijwel geen avond voorbij of men trekt massaal ten strijde.
Als op 13 mei president De Gaulle op de dag af tien jaar aan de macht is, mengen ook de vakbonden zich in de strijd. "Tien jaar is genoeg," roepen de miljoen demonstranten die op die dag door Parijs trekken. Er wordt een algemene staking afgekondigd die het land lam legt. Pas als premier Pompidou aankondigt dat de eerder gevangengenomen studentenleiders zullen worden losgelaten, keert de rust weer enigszins terug.
Bloedbad
Ook elders doen de studenten zich gelden. In Mexico-Stad monden twee maanden van ernstige studentenonlusten uit in een bloedbad: bij een massale demonstratie opent de politie met machinegeweren het vuur op een menigte, met honderden doden als gevolg; in Berkeley in Californië wordt de noodtoestand afgekondigd na hevige rellen; en zelfs president Tito van Joegoslavië moet hervormingen aankondigen om zijn studenten in het gareel te houden. We weten inmiddels wat dat volk vermag als het uit het gareel geraakt.
In Tjechoslovakije neemt het protest een nog algemenere vorm aan. Na publicatie van het ‘2000 woorden’-manifest, waarin ingrijpende hervormingen werden ge-eist, komt er een massale beweging op gang die zich verzet tegen de ijzeren vuist van het klassieke communisme. Maar de Sovjetunie en de andere haviken in het Warschaupact laten zich niet op de schoenen piesen en houden om te beginnen maar eens grootscheepse militaire oefeningen op Tjechoslovaaks grondgebied. Na een tijdje rukken ze weer in, maar het Warschaupact blijft af en aan met de spierballen rollen. In de nacht van 20 augustus valt het dan eindelijk – maar nu niet meer met een smoesje – het land binnen. Pas half oktober gaan de meeste weer weg. Alleen de Russen blijven. Zo gaat de ‘Praagse Lente’ na bijna een jaar zonder pardon over in een Siberische winter.
Metrolijn
In Nederland is het al die tijd betrekkelijk rustig. De studenten vergaderen meer dan ze demonstreren. De eerste metrolijn wordt geopend in Rotterdam – en dan krijgt Amsterdam de IJ-tunnel. Lou de Palingboer, de nieuwe Jezus die niet dood kon en in zijn eentje Frascati in leven hield met zijn druk bezochte bijeenkomsten, komt toch nog te overlijden. Maar we krijgen de btw erbij, Gerard van het Reve wordt vrijgesproken van godslastering, het klaverblad Ouderijn wordt in gebruik genomen en Jan Jansen wint de Tour.
Taalstrijd
In de laatste Computable van dat jaar lezen we dat de taalstrijd in computerland al lekker op gang aan het komen is: ‘Het bestaan van vele computertalen voor het programmeren van numeriek bestuurde gereedschapswerktuigen (meer dan 50) stelt diegene die het gebruik van een dergelijk hulpmiddel in zijn bedrijf overweegt voor een moeilijke keuze.’ De auteur werpt dan de vraag op: ‘Waarom talen die zoveel op elkaar lijken en toch blijkbaar sterk verschillen in mogelijkheden?’ Zijn antwoord is even eenvoudig als verrassend: ‘Laten we niet trachten deze vraag te beantwoorden.’
Maar vervolgens komt er dan toch nog een soort van antwoord, dat nog steeds actueel is: ‘Wij kunnen slechts constateren dat het in ons nog steeds sterk nationalistisch getinte werelddeel blijkbaar onoverkomelijk is dat grote landen elk voor zich bepaalde ontwikkelingen ter hand nemen. Daarbij dupliceren zij elkaars werk en verspillen geld, tijd en schaarse vaklieden op een terrein waar nog zoveel te doen is dat een gezamenlijke westerse inspanning nog moeite zou hebben de ontwikkelingen bij te houden.’
Het doet ons goed te kunnen vaststellen dat de term ‘het wiel opnieuw uitvinden’ in ieder geval in deze context nog niet was uitgevonden.
Philips bouwt eerste computer
In augustus stelt Prins Bernhard onder grote belangstelling de eerste computer van Philips Electrologica in werking, de P1100. Philips heeft al enige honderden systemen gebouwd, maar die kunnen allemaal maar één of een paar kunstjes. De P1100 is de eerste echte all purpose computer. Bijna ondenkbaar moderne technologieën zijn erin verwerkt: ‘Alle modellen zijn ontworpen met gebruikmaking van dezelfde technologie, opgebouwd uit geïntegreerde schakelingen en gedrukte bedrading,’ lezen we. Dat zo’n machine een en ander vermag, spreekt voor zich: ‘De kleinste geheugencapaciteit van de centrale machine bevat 16.000 oktaden (letters of cijfers)’. En: ‘Op de grootste installatie kan een geheugen worden aangesloten van ruim 14.500.000 posities, waarvan 500.000 posities met een snelheid van 1 microseconde. per vier oktaden en 14.000.000 posities van 2,5 microseconde per vier oktaden.’ CS