Het jaar 2000 en de invoering van de Euro bezorgen de ICT-sector handenvol werk. Er lijkt weinig tijd te zijn om na te denken over de vraag welke methoden, technieken en vaardigheden over enkele jaren essentieel zullen zijn. Toch is dat hard nodig, waarschuwen prof. dr. Daan Rijsenbrij (VU, tevens Area Quality Manager bij Cap Gemini) en prof. Rik Maes (Universiteit van Amsterdam). Hun visies verschillen, maar ze komen tot dezelfde conclusie: automatiseren moet anders.
Pessimistisch zijn de hoogleraren niet. Ze verwachten dat de ICT-sector in hoog tempo banen zal blijven genereren. Maar: andere banen dan we nu gewend zijn. De IT-opleidingen moeten meer opleiden voor bemiddelende beroepen, benadrukken ze.
Daan Rijsenbrij kent de schaarste op de arbeidsmarkt van automatiseerders. Onlangs zat hij nog een bijeenkomst voor over het onderwerp. Rijsenbrij: "Softwarehuizen en enkele grote bedrijven zouden tegenwoordig elk jaar 5000 nieuwe informatici kunnen aannemen. Maar er studeren slechts 1850 IT’ers af aan de universiteiten en -vooral- het HBO. Het onderwijs heeft niet tijdig kunnen anticiperen op de grote vraag naar IT’ers. Jammer, een interessante en milieuvriendelijke bedrijfstak als de automatisering zou toch veel mensen moeten aanspreken."
De Euro en het ‘2YK’-probleem spelen bij de grote vraag naar automatiseerders natuurlijk een rol. "Cap Gemini heeft gereedschap ontwikkeld om de 2000-problematiek efficiënt aan te pakken", vertelt Rijsenbrij. "Maar het behoort niet tot onze kernactiviteiten. Om toch voldoende IT professionals in te kunnen zetten werken we samen met Randstad. Daar zijn ze gespecialiseerd in het opvangen van de pieken in de vraag naar automatiseringspersoneel."
Maar de structurele schaarste aan automatiseerders zal heel ergens anders vandaan komen, voorspelt hij. "De huidige problemen kunnen rond 2002 zijn opgelost. Maar het Internet zal tegen die tijd een stuk toegankelijker zijn gemaakt. En dan is het hek van de dam voor de ICT-wereld."
Aan de hand van een voorbeeld legt de hoogleraar uit welke ontwikkelingen we kunnen verwachten. "De PR-wereld heeft ons destijds wijsgemaakt dat de supermarkt een verbetering was ten opzichte van de kruidenier met zijn opschrijfboekje. Nu moeten we een grote winkel vele malen doorkruisen, spullen in een karretje gooien, die er bij de kassa weer uithalen, opnieuw inladen, naar de auto meesjouwen en thuis weer uitladen. Als je het winkelen via Internet met Web-achtige interfaces kunt vereenvoudigen, ontstaat er een grote nieuwe markt, waarbij de consument direct contact heeft met de leverancier. Wij zien al dat het zwaartepunt van de automatisering begint te verschuiven van back office-applicaties als debiteurenadministratie naar front office-applicaties als telebankieren. Hiervoor zijn heel veel ICT- mensen nodig, niet alleen bij supermarkten, maar overal in het bedrijfsleven. Maar dan moeten we wel fundamenteel anders gaan automatiseren."
Automatiseren met Lego
Als manager bij Cap Gemini heeft Rijsenbrij uitgesproken ideëen over de toekomst van het automatiseren. "We moeten toe naar een soort Lego-systeem, waarbij je componenten willekeurig kunt combineren. Componenten die in een raamwerk geplaatst worden en die uitwisselbaar zijn. Systeemontwikkeling wordt applicatie-integratie. De componenten zullen worden geleverd door bedrijven als Microsoft, IBM, Oracle, Baan en Sap, of door een slimmerik die via het Internet probeert snel rijk te worden. Softwarehuizen als Cap Gemini ontwikkelen de raamwerken voor de diverse branches. Geoff Unwin, onze topman, heeft zich ten doel gesteld om in de nabije toekomst nieuwe toepassingen binnen negen weken te ontwikkelen, in plaats van negen maanden. En misschien kan het nog wel sneller."
De ambitie om software zo optimaal mogelijk te structureren is niet nieuw. Het concept van de software-fabriek van Hitachi dateert al van eind jaren tachtig en is geen succes geworden. Ook het idee van templates wordt al tien jaar tevergeefs gepropageerd. Als je componenten van diverse leveranciers gebruikt, zal extra getest moeten worden om te zien of het geheel goed werkt. Bovendien zullen daarvoor standaard interfaces gedefinieerd moeten worden. Een hele klus, gezien de tijd die het kost om normen geaccepteerd te krijgen.
Op de vraag of die componenten objecten of Java applets zullen zijn, antwoordt Rijsenbrij: "Componenten kunnen van alles zijn. Natuurlijk speelt er de pinnetjes-problematiek en moet er veel gedaan worden om alle interfaces door normen goed op elkaar te laten aansluiten. Bij programmatuur is dat natuurlijk wat lastiger dan bij Lego. Testen krijgt uiteraard een cruciale rol, vooral als je componenten gebruikt die van het Internet worden geplukt. De hedendaagse systeemontwikkeling zal meer en meer worden opgesplitst in enerzijds een verrijking van de infrastructuur en anderzijds een applicatieontwikkeling die zal bestaan uit een componentgebaseerde assemblage onder architectuur in ultra korte ontwikkelcycli. Ontwikkelcycli waarbij de toekomstige gebruiker de hoofdrol speelt en de opdrachtgever weer aan het stuur zit. Overigens zal ook het beheer drastisch worden vereenvoudigd. We zullen de komende jaren hard nodig hebben om dit concept tot rijping te brengen."
Nieuwe vakken en beroepen
Deze nieuwe aanpak zal nieuwe vakken en beroepen doen ontstaan, Rijsenbrij onderscheidt vier disciplines.
De architecten kiezen de juiste architectuur en concipiëren de algemene opzet. Rijsenbrij: "Dit zijn hooggekwalificeerde mensen, liefst met universitaire opleiding. Je kunt niet zomaar ergens met een muurtje of riolering beginnen en je dan afvragen hoe je de rest van het huis zult gaan bouwen. Elk systeem moet een solide en uitbreidbare dan wel aanpasbare structuur bezitten."
De componentenbouwers zijn meer technisch georiënteerde medewerkers. Ze ontwikkleen en testen de goede bouwstenen. Rijsenbrij: "Er is ook behoefte aan ICT-specialisten op gebieden als frameworks, databases en infrastructuren. Hun werk ligt min of meer in het verlengde van het huidige ontwikkelen."
De toepassings- of bedrijfsgerichte systeemontwikkelaars, worden ook ‘applicatie-integrators’ genoemd. "We hebben nog geen goede naam voor die functie bedacht", zegt Rijsenbrij. "Het gaat om de mensen die nauw samenwerken met de klanten, de eisen vormgeven en de applicaties in elkaar plakken. Hun credo wordt: luisteren, creatief zijn, overtuigen, knippen en plakken. Zij moeten over veel communicatieve en sociale vaardigheden beschikken en kennis hebben van bedrijfsprocessen in de branche om ervoor te zorgen dat de klant krijgt wat hij werkelijk nodig heeft."
De beheerders tenslotte, gaan met push-technologie via het Internet de nieuwe systemen beheren: diagnose en reparatie op afstand. Het ideaal is een geleidelijke verrijking van de functionaliteit van de informatie infrastructuur.
Rijsenbrij wijst op de overeenkomsten tussen deze visie en de ideëen die zijn te vinden in een onlangs gepubliceerde rapport van de commissie Onderwijs & Opleiding van het Fenit. Daarin wordt gesproken over architecten, ICT-specialisten, ontwikkelaars en beheerders. Rijsenbrij: "In het verleden zijn dikke rapporten gemaakt over de functies in de ICT-branche, met 1001 indelingen. Maar om te bepalen wat voor soort mensen er straks nodig zullen zijn moet je het overzichtelijk houden. Zoals de titel van het rapport al zegt: Keep I.T. Simple."
Willie Wortels
De ICT-branche heeft een imago-probleem. ‘Jongeren vinden een baan in de ICT onaantrekkelijk’, kopte Computable onlangs. Als ook de oude legacy-systemen ontmanteld moeten worden, zal echter veel nieuwe instroom nodig zijn, zeker als daarbij de huidige client/server-systemen betrokken worden. Het is de vraag of er ooit voldoende automatiseerders op de arbeidsmarkt zullen komen. Rijsenbrij: "Op het voortgezet onderwijs denken leerlingen dat een baan in de ICT neerkomt op werken met een spreadsheetje of een pc-database. Waarom zou je zoiets triviaals gaan studeren? Bovendien hebben ze het gevoel dat in de ICT uitsluitend Willie Wortels nodig zijn."
Rijsenbrij zou dat misverstand graag uit de weg helpen. "Er is juist grote behoefte aan mensen met sociale en communicatieve vaardigheden, want samenwerking -ook met de klant- is essentieel. De voorlichting zou moeten laten zien dat automatiseren heel groots, complex en veelzijdig kan zijn. Er zijn voorbeelden genoeg: een vluchtreserveringssysteem, de inrichting van een actief callcenter, een intelligent systeem voor de effectenbeurs, het ontwikkelen van een multimediaal postorderbedrijf op Internet."
Ook het slechte imago van de ICT bij de vrouwelijke deel van de bevolking wordt door de hoogleraar betreurd. "Kijk naar onze werkmaatschappij in Zweden, daar bestaat 40 % van de werknemers uit vrouwen. Daar zitten veel vrouwen op hoge functies bij. Het werk in deze sector is vrouwvriendelijk: je krijgt er geen vieze handen van en je hoeft niet te tillen. Het zou een goede zaak als er meer vrouwen voor de IT kozen. Een beetje meer gevoel bij ons werk kan echt geen kwaad."
Nieuwe rollen
Ook Rik Maes, hoogleraar aan de faculteit der economische wetenschappen en econometrie aan de Universiteit van Amsterdam, ziet de behoefte aan een nieuw type automatiseerder groeien. "In de jaren zestig werden de informatici de hogepriesters van de computerwereld. Sinds die tijd beheerst technologie ons denken, en daar moeten we vanaf."
Maes is ervan overtuigd dat de ICT een nieuwe fase ingaat. "De wereld van de informatie, waar we nu in terecht komen, verschilt totaal van de fysieke wereld van de technologie. In de informatiewereld spelen heel andere wetmatigheden een rol. Alles wordt op zijn kop gezet. Er komen veel nieuwe rollen en we moeten op een heel andere manier gaan denken. Vrijwel niemand lijkt daarop voorbereid te zijn."
Maes is in Nederland een voortrekker geweest op het gebied van informatiemanagement. Tien jaar geleden werd het concept ‘informatiemanager’ geïntroduceerd als oplossing voor de slechte aansluiting van IT op de werkelijke informatiebehoefte in bedrijven. De CIO (Corporate Information Officer) maakte zijn entree. Nu spreekt men spottend van: Career Is Over. Was informatiemanagement het zoveelste ICT-idee dat na enige tijd weer uit de belangstelling verdween?
"Bij mijn weten is er nog nooit iemand geweest die het vak werkelijk beoefent",stelt Maes. "De huidige informatiemanagers houden zich voor minstens 80 procent bezig met technologie: hoe stop ik gegevens in de computer? Hoe ziet mijn data-architectuur er uit? Niet met vragen als: hoe kan ik het management adequaat informeren over onze concurrentiepositie in Duitsland? De technologie wordt steeds goedkoper en minder belangrijk; het belang van informatie neemt juist toe. Daarmee ook de rol van de echte informatiemanager."
Randverschijnselen
Een door informatie gedomineerde wereld vraagt om een andere benadering dan de wereld van de technologie, benadrukt Maes. Hj geeft een voorbeeld: "Stel, je bent directeur van een bank. Er komt een onbekende binnen die zegt 100 miljoen te willen lenen voor zijn bedrijf. Hij heeft een fantastisch nieuw product. Zijn marketing-strategie is dat hij de eerste 50 miljoen exemplaren daarvan gratis zal weggeven. Hoeveel investeer je? Waarschijnlijk niets, maar dan heb je wel pech gehad als die onbekende de directeur van Netscape was."
Belangrijke beslissingen worden nooit uitsluitend op grond van computergegevens genomen. Daarom zet de hoogleraar vraagtekens bij het feit dat iedereen zich concentreert op de technologie. Het automatiseringsbudget van een onderneming als de ING bank mag dan 3,2 miljard bedragen, Maes meent dat het belang van de technologie niet moet worden overschat. "Nu noteert een verkoper na zijn bezoek aan een klant wat hij verkocht heeft, maar de daarbij opgeroepen emoties, vraagpunten en ideeën zijn waarschijnlijker veel belangrijker voor het bedrijf. Het is zeker niet eenvoudig om die informatie vast te leggen of te verwerken voor collega’s die met dezelfde klant te maken hebben, maar je moet daarover wel gaan nadenken. Dat is veel nuttiger dan zoeken naar de beste manier om informatie op te slaan. Om je met belangrijke informatie bezig te kunnen houden, zijn veel nieuwe rollen en functies nodig."
Die nieuwe beroepen ziet de Amsterdamse hoogleraar ontstaan als gevolg van de kloof die nu nog gaapt tussen de mensen die software en apparatuur ontwikkelen en leveren en de eindgebruikers. "Die twee werelden moeten bij elkaar worden gebracht door een tussenlaag van mediators, dienstenleveranciers, auteurs en andere creatievelingen. Mensen die iets van IT en van het bedrijfsleven begrijpen, en proberen essentiële informatie bij de eindgebruikers te brengen. Hoe dat precies moet, is nu nog niet erg duidelijk. Wel dat je er een nieuw soort ICT’ers voor nodig hebt: sociaal vaardig, goed in staat te begrijpen wat de klant nodig heeft."
Waarschijnlijk luidt deze ontwikkeling het einde in van end user computing, het laten ontwikkelen van computer toepassingen door gebruikers. Maes: "End user computing was een goed idee, maar het probleem is dat eindgebruikers op dezelfde manier gingen denken als techneuten. De spreadsheet laat zien waar dat toe kan leiden. In veel bedrijven is dat regelrechte ramp. Er vindt geen onderhoud plaats, en de menselijke kennis gaat verloren. Ik zie geen verschil met de pakken rapporten die vroeger door het bedrijf gesjouwd werden en waar niemand wat aan had. Veel mensen denken dat de spreadsheet synoniem met vooruitgang is, maar het is een andere verpakking, meer niet."
Homo informaticus
Het vak informatica beperkt zich nu nog tot de productie en distributie van informatie, constateert Maes. De nieuwe homo informaticus zal zich echter ook moeten gaan bezighouden met de vraag hoe informatie wordt vormgegeven en gebruikt. Ook de vraag En ook de vraag hoe waarde, analyses en context aan de informatie kunnen worden toegevoegd is van groot belang. Maes: "We kunnen ons niet beperken tot het invoeren van nieuwe technologie. We moeten ons gaan afvragen waarom en hoe die technologie gebruikt wordt om met elkaar te communiceren of samen te werken."
Als metafoor voor de traditionele manier van werken gebruikt Maes graag het voorbeeld van de huidige bibliotheek, waarin veel gedistribueerde informatie is opgeslagen. De functie van die bibliotheek lijkt vooral gericht op het behouden en bewaren van de informatie die aanwezig is, niet op het verspreiden daarvan. Voor een zeldzaam boek geldt de wet van schaarste: hoe minder mensen het hebben, hoe waardevoller het is. Voor zuivere informatie geldt het omgekeerde: hoe meer mensen over bepaalde informatie beschikken en gebruiken, hoe waardevoller die informatie is.
Hetzelfde geldt voor programmatuur, dat heeft het succes van Microsoft wel bewezen. Omdat alles kopieerbaar is, geldt dat informatie in principe gratis is; je betaalt slechts voor het combineren, bewerken of samenvatten. In Internet ligt nog meer informatie opgeslagen, en ook daar geldt dat hoe meer mensen het kopiëren, hoe interessanter het wordt. De vraag is dus hoe je informatie het best toegankelijk kan maken voor zoveel mogelijk gebruikers.
Maes: "De vraag hoe informatie geproduceerd en gedistribueerd wordt, is niet spannend meer. In de fysieke wereld geldt dat als je iets weggeeft, je het kwijt bent. In de informatiewereld heb je het nog steeds."
Opleiding
Wat voor consequenties heeft deze nadruk op het gebruiken van informatie voor de ICT-opleidingen? Maes: "Toen ik ruim vijftien jaar geleden hier begon, leerden we de studenten nog programmeren: conversies van graden Fahrenheit naar graden Celsius maken en dat soort zaken. Inmiddels staan we, hoop ik, met beide benen op de grond. Traditionele informatica en systeemdenken worden nog steeds onderwezen, maar we richten ons nu vooral op de nieuwe tussenpersonen: de groep makelaars, dienstenleveranciers, integrators en managers die ervoor moeten zorgen dat informatie nuttig gebruikt kan worden."
De opleiding zal moeten aansluiten bij de methoden die bedrijven zullen gaan gebruiken voor het ontwikkelen van de nieuwe informatiesystemen. Maes: "Het is op dit moment moeilijk te overzien hoe dat zal gaan. Het is eenvoudiger te zeggen hoe het niet zal gaan! Kijk, systemen voor multimedia-informatie ontwikkel je niet met SDM, die groeien mee met de behoefte van gebruikers. Er worden steeds nieuwe dingen aan toegevoegd. Daarbij gaat het niet om Cobol, maar om een brede kennis van informatie en van de manieren waarop mensen die informatie willen en kunnen gebruiken. Onze studenten houden zich de laatste jaren vooral bezig met het vinden van context, betekenis en dergelijke. Want wat heb je aan het ontwikkelen van een zoekmachine op Internet die 10.000 ingangen van het woord ‘computable’ geeft? Het gaat erom hoe je het beste kunt zoeken wat je wilt weten."
Maes organiseert al tien jaar een populaire postdoctorale cursus Informatiemanagement bij de UvA en de VU, waaraan elk jaar 24 studenten op kosten van hun werkgever deelnemen. Maes: "Tien jaar geleden bekommerden we ons om de vraag hoe we informatie het beste konden opslaan in databases, nu willen we weten hoe we informatie zo nuttig mogelijk kunnen gebruiken. We hebben verregaande plannen om nieuwe postdoctorale cursussen op dit gebied aan te bieden. Bijscholing is noodzakelijk om de nieuwe inzichten gestalte te geven en daaraan is kennelijk behoefte in het bedrijfsleven."
Voor Maes is de wens om geheel geautomatiseerde systemen te ontwerpen een goed voorbeeld van een overdreven fixatie op de technologie. "Er is geen interessant probleem dat door computers alleen kan worden opgelost. Daar is een computer veel te beperkt voor. Maar ook mensen kunnen het vaak niet op eigen kracht. Daarom moeten we oplossingen zoeken waarbij de sterke punten van computers gecombineerd worden met die van mensen. Daar zijn we nog lang niet aan toe, dat vraagt nog veel werk. We zullen in ieder geval over andere manieren moeten gaan denken voordat we op een andere manier kunnen automatiseren. We moeten het paard voor de wagen spannen, niet erachter."
Hein van Steenis, freelance medewerker van Computable