Internet sluit een heleboel verschillende gebruikers aan op een heleboel verschillende servers. De meeste bedrijfsnetwerken daarentegen koppelen computers aan computers. De nadruk ligt hierbij steeds meer op gelijkwaardige systemen (peer nodes), al is het centralistische SNA-model nog steeds zeer belangrijk.
Internet kan ook voor ‘peer-to-peer’ netwerken worden gebruikt. Een dergelijk netwerk heet tegenwoordig een extranet. Dergelijke netwerken kennen nog tal van problemen op het gebied van prestatie, betrouwbaarheid en doorbelasting. Voor de nabije toekomst is Internet daarom hoofdzakelijk geschikt om gebruikers aan servers te koppelen.
Hierdoor blijft één klasse van systemen met een hoop narigheid zitten. Het gaat om systemen met vertakkingen naar verschillende filialen, zoals die in de detailhandel heel gebruikelijk zijn. Deze netwerken zijn gebaseerd op een ster-topologie, waarbij alle filialen inbellen op een centraal systeem. Naast de telefoon zijn er genoeg andere voorbeelden van communicatie tussen filialen, maar deze zijn slechts te realiseren met behulp van ‘store-and-forward’ technologie. Voorbeelden zijn e-mail, Lotus Notes en voorraadbeheer. De communicatie-architectuur is daarom stervormig en niet ‘peer-to-peer’.
De groeiende behoefte om zowel openbare diensten als centrale systemen te benaderen maakt de huidige situatie gecompliceerd. Telefonie is de belangrijkste drijfveer, maar openbare Internet-toegang vormt ook een mogelijkheid. Voor kredietcontrole en vergelijkbare financiële diensten is online toegang tot een dienstverlener nodig. De meeste communicatienetwerken voor filialen bestaan uit een mix van lijnen van het filiaal naar een centraal systeem, telefoonlijnen en specifieke telefoonlijnen voor financiële inbeldiensten. Deze situatie is historisch gegroeid.
In veel gevallen wordt gebruik gemaakt van Isdn, waarbij per lijn twee sessies mogelijk zijn. Een voorbeeld is het gebruik van een B-kanaal voor een ‘lan-bridge’ naar de centrale site en het andere kanaal voor telefonie. Twee sessies zijn echter niet voldoende. In sommige landen implementeren de Isdn serviceproviders optionele pakketgeschakelde diensten op het de 16 Kbps D-kanaal. Eén zo’n dienst is het onderscheppen van saldocontroles op het D-kanaal, waarna deze gegevens naar de desbetreffende financiële dienstverleners worden gestuurd. Hierdoor blijven er twee B-kanalen vrij. Een goed idee, maar helaas is een nieuwe doos nodig om de gegevens van de kaartlezer/pin-terminal naar de Isdn-adapter te kunnen sturen, waardoor het voordeel vrijwel teniet wordt gedaan.
Voor meer dan twee sessies zijn doorgaans meerdere Isdn-lijnen nodig; een dure grap. Daarbij zijn de telefoondiensten nog steeds afhankelijk van de gewone kieslijn. Voor leveranciers van routers ligt hier dan ook een fantastische kans, die door slechts weinigen als zodanig wordt herkend – waarschijnlijk omdat ze de detailhandel niet goed kennen. De detailhandel zou als eerste baat hebben bij deze nieuwe dienst, maar ook andere bedrijven met vestigingen of filialen zouden er hun voordeel mee kunnen doen.
De meeste routers voor kleine omgevingen zijn klein, goedkoop, gemakkelijk te installeren en op afstand te beheren. Ze zijn gebaseerd op IP-protocollen over huurlijnen. De duurdere modellen hebben frame relay, maar dan moet de netwerkleverancier die wel ondersteunen. Deze benadering is bij uitstek geschikt voor gedistribueerde systemen met ‘peer-to-peer’-connectiviteit, maar op het moment nog te duur voor filialen. Kleine routers ondersteunen Isdn zeer effectief; de lijn wordt uitgeschakeld als hij niet actief is. De kosten kunnen hierdoor sterk dalen, al moet er voor elk aangesloten systeem op de centrale site een gereserveerd B-kanaal aanwezig zijn om transparante herverbinding te kunnen waarborgen. Het is frustrerend om één 64 Kbps-kanaal voor de router te hebben en nog zo’n kanaal voor het incidentele spraakverkeer. Daarom bieden de nieuwe routers kanaalaggregatie, waarbij beide B-kanalen worden geclaimd en worden samengesmeed tot één 128 Kbps-kanaal. Bij kanaalaggregatie bestaat geen garantie dat twee routers met elkaar kunnen praten; hiervoor zijn protocollen op een hoger niveau nodig. Met deze technieken en een lokaal netwerk in het filiaal kunnen alle gebruikers de centrale servers bereiken via de routers, met een adequate en betaalbare prestatie voor e-mail en voorraadbeheer.
Om werkelijk effectief te zijn moeten de routers naast deze vorm van ‘lan-bridging’ twee aanvullende diensten ondersteunen. Zowel spraak als saldocontrole zouden via de router en de Isdn-koppeling naar de centrale site moeten lopen. Om bestaande kaartlezers en pin-terminals te ondersteunen is een asynchrone koppeling naar de router nodig, met de juiste vorm van toegang tot de servers op de centrale site. Nieuwe Epos-systemen kunnen de credit-terminal direct aan de router en daarmee aan het lokale netwerk koppelen, maar ook oudere apparaten op basis van modems moeten worden ondersteund.
Telefonie is essentieel, maar slechts weinig routers kunnen dit aan. Voor spraak is geen vast 64 Kbps-kanaal nodig – 16 Kbps met codering is voldoende. Daarom zou de router verschillende analoge telefoons moeten ondersteunen, waarbij de spraakgegevens samen met de lan-pakketjes over IP of ‘frame relay’ worden overgedragen. Op de centrale site kan de router direct worden aangesloten op een telefooncentrale, zodat de filialen over een volledige telefoonservice kunnen beschikken. Gateways naar Internet, openbare telefoonnetwerken, credit-diensten en dergelijke laten zich op een centrale manier nu eenmaal iets makkelijker beheersen.