Kennis van informatie- en communicatietechnologie (ICT) is voor veel pas-afgestudeerde economen belangrijk om hun functie goed te kunnen uitoefenen. Het is verstandig om die kennis tijdens de studie op te doen. Hans Heijke en Ger Ramaekers van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt uit Maastricht over de resultaten van een onderzoek onder 2800 economen.
Sinds 1990 doet het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht (UM) jaarlijks onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden – waaronder economen – van de UM. Vanaf 1994 verricht het ROA tevens onderzoek onder afgestudeerde economen van de Erasmus Universiteit en de Katholieke Universiteit Brabant. In 1996 is het onderzoek verder uitgebreid met de afgestudeerden van de twee Amsterdamse economische faculteiten. Tegenwoordig vallen dus alle faculteiten, behalve die van Groningen, onder het onderzoek.
In deze bijdrage worden de resultaten gepresenteerd van een meting onder 2799 economen die in het studiejaar 1994/1995 zijn afgestudeerd. Van hen hebben er 1556 aan het onderzoek meegewerkt. Dat komt neer op een respons van 56 procent. Aangezien het onderzoek eind 1996/begin 1997 is gehouden, hebben de resultaten betrekking op economen in de beginfase van hun loopbaan.
In de enquête is ondermeer een lijst van 25 verschillende soorten kennis en vaardigheden voorgelegd, die voor een goede beroepsuitoefening van belang kunnen zijn. De respondenten is gevraagd om aan te geven hoe belangrijk deze kennis en vaardigheden zijn voor het goed kunnen uitoefenen van hun werk en of zij vinden dat hieraan in de opleiding meer, evenveel of minder aandacht moet worden besteed.
Voor deze bijdrage is één kennis-item van het economie-onderwijs uit het onderzoek gelicht: inzicht in informatie- en communicatietechnologie (inclusief computergebruik). Het belang van ICT-kennis voor de arbeidsmarktpositie van pas-afgestudeerde economen is onderzocht aan de hand van drie onderzoeksvragen: welke factoren bepalen de kans van economen op werk waarin relatief veel kennis van ICT is vereist; waarom volgen pas-afgestudeerde economen bijscholing op het gebied van ICT en welk effect heeft ICT-kennis op hun beloning?
Kans op werk
Zoals hierboven al is opgemerkt, werd aan de economen een lijst voorgelegd van 25 kwalificatie-items die verwijzen naar persoonlijke houdingsaspecten, sociale en communicatieve vaardigheden en vakgerelateerde kennis die voor een goede beroepsuitoefening van belang kunnen zijn. Gebleken is dat economen persoonlijke houdingsaspecten, zoals aanpassingsvermogen en het kunnen functioneren onder werkdruk, door de bank genomen belangrijker vinden voor hun functie dan sociale en communicatieve vaardigheden (zoals onderhandelingstechnische en commerciële vaardigheden) en vakgerelateerde kennis en technieken. Tot de laatste categorie kwalificaties behoort ook kennis van ICT, die volgens de ondervraagden zelfs het belangrijkst is voor het goed kunnen uitoefenen van de functie.
Gebleken is dat driekwart van de economen werk heeft waarin kennis van ICT belangrijk tot zeer belangrijk is om de functie goed te kunnen uitoefenen. Dat geldt vooral voor bestuurlijke informatiekundigen (BIK), gevolgd door econometristen en bedrijfseconomen/bedrijfskundigen (BE/BK). Algemene economen (AE) hebben het minst vaak werk waarin relatief veel kennis van ICT wordt vereist (tabel 1).
Uit een nadere analyse kwam naar voren dat de kans op ICT-relevant werk vooral afhangt van de gevolgde opleidingsrichting. Naarmate in de opleiding meer aandacht aan ICT wordt besteed, neemt de kans toe dat de afgestudeerden werk krijgen waarin een relatief groot beroep wordt gedaan op hun kennis van ICT. Werkgevers weten economen dus vrij goed te selecteren naar veronderstelde ICT-kennis en gebruiken daarbij de gevolgde opleidingsrichting als indicator.
Bijscholing
Eén op iedere acht pas-afgestudeerde economen (12 procent) volgt bijscholing in de vorm van aanvullende bedrijfsopleidingen of cursussen op het gebied van ICT. BIK-kers en econometristen volgen vaker bijscholing op dit gebied dan afgestudeerden BE/BK en afgestudeerden AE (tabel 2).
Uit een nadere analyse blijkt dat deelname aan ICT-bijscholing afhangt van de gevolgde opleidingsrichting, de individuele kennis van ICT waarover de afgestudeerde beschikt (die kan afwijken van de gemiddelde kennis die in de opleidingsrichting wordt bijgebracht), het belang dat kennis van ICT heeft voor een goede uitoefening van de functie en dat die afhangt van de grootte van de organisatie waarin de afgestudeerde werk heeft gevonden. In concreto zullen zij eerder bijscholing volgen wanneer relatief veel van deze kennis is vereist om de functie goed te kunnen uitoefenen, wanneer zij in grote organisaties (meer dan honderd werknemers) werken en wanneer zij vinden dat tijdens hun economie-opleiding onvoldoende aandacht werd besteed aan ICT. Opmerkelijk is dat afgestudeerden BIK (de opleidingsrichting die nota bene de meeste kennis van ICT genereert) vaker bijscholing blijken te volgen dan afgestudeerden van de opleidingsrichting die de minste kennis van ICT genereert, namelijk AE (de referentiecategorie in de analyse). Hier is duidelijk sprake van een samenhang met het relatief grote belang van ICT-kennis juist in die banen waarvoor naar verhouding veel BIK-afgestudeerden worden aangetrokken (zie tabel 1). Hun kennis blijkt in deze banen, ondanks hun relatief grote ICT-kennis, dus nog te moeten worden bijgespijkerd.
Effect op beloning
Ook werd onderzocht of tekortkomingen in vereiste kennis en vaardigheden (waaronder een tekortschietende kennis van ICT) een negatief effect hebben op het bruto uurloon. Welnu, het bleek dat variaties in het loon van pas-afgestudeerde economen niet samenhangen met geslacht, leeftijd, vooropleiding en gevolgde specifieke opleidingsrichting in de economie, noch wanneer zij zelf vinden dat hun kennis en vaardigheden (onder andere op het gebied van ICT) tekort schieten.
Wel bleken zij meer te verdienen wanneer zij stage-ervaring hebben opgedaan, naarmate zij langer in hun huidige baan werkzaam zijn, naarmate in de baan een groter beroep wordt gedaan op managementvaardigheden en kennis van bedrijfsvoering, wanneer zij in profit-organisaties werkzaam zijn en wanneer zij een functie hebben waarvoor een opleiding op academisch niveau is vereist. Echter, wanneer pas-afgestudeerde economen bijscholing (moeten) volgen op het gebied van ICT is hun loon lager. Blijkbaar worden de kosten voor deze bijscholing, zowel de directe scholingskosten als de indirecte kosten ten gevolge van een lagere productiviteit, door de werkgever afgewenteld op de werknemer in de vorm van een lager uurloon. Het negatieve looneffect van deelname aan bijscholing op het gebied van ICT bedraagt overigens ongeveer één gulden bruto per uur, bij een gemiddeld bruto uurloon van ongeveer 23 gulden.
Prof. dr Hans Heijke
en drs Ger Ramaekers,
werkzaam bij Researchcentrum
voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
van de Universiteit Maastricht