Twee jaar Nederlandse automatiseringskennis naar Zambia. Gewapend met mijn taakomschrijving van vijf maanden oud betreed ik het computercentrum van de universiteit. De omschrijving bevat twee hoofddoelstellingen: het begeleiden en opleiden van het software-ontwikkelingsteam en het opzetten van een beheerorganisatie voor de gedecentraliseerde systemen.
De omschrijving lijkt aanvankelijk erg duidelijk, maar ik ben al gewaarschuwd dat er veel kan veranderen in vijf maanden. Bij aankomst in het computercentrum lijkt mijn taak in het begin niet veel te verschillen van elk willekeurig nieuw project in Nederland. Oké, het weer is een stuk beter, ondanks dat het hier winter is. Eerst een rondleiding door verschillende kamers met terminals en PC’s en de gebruikelijke kennismakingsronde. De namen van mijn collega’s zijn overigens heel wat moeilijker te onthouden, bijvoorbeeld Mr. L. Syakabeya. Wat me wel opvalt is dat er op deze computerafdeling veel vrouwen werken, 50 procent.
Het computercentrum bestaat uit zo’n zestig mensen, met de afdelingen Helpdesk, Systems Management, Systems Development, Telephone Unit and Consultancy & Training. Op het eerste gezicht lijkt alleen de Telephone Unit een vreemde eend in de bijt. Bij nader inzien echter blijkt de Systems Management-groep uit de toon te vallen; die bestaat uit een tiental data entry-dames. Maar misschien dat dit in Nederland in het verleden ook het geval was in een verregaand gecentraliseerde mainframe-omgeving. Als we bij het secretariaat gaan kijken, blijken er – naar Nederlandse maatstaven althans – drie bijzondere fulltime(!)-functies te zijn: een schoonmaker, een chauffeur en een postbezorger. Van een huishoudelijke dienst hebben ze hier nog niet gehoord.
De universiteit is bezig om een IBM-mainframe in stappen te vervangen en alle Unix-applicaties naar Informix over te zetten. Er zijn drie belangrijke systemen: het financiële, het studentenregistratie- en het salaris- annex personeelssysteem. Mijn taakomschrijving blijkt nog goed te kloppen. Ik ga twee teams begeleiden: één met het invoeren van het financiële systeem en het tweede met de ontwikkeling van het personeelssysteem. Het opzetten van de beheerorganisatie heeft een lagere prioriteit gekregen.
Mijn grote dilemma bij het begeleiden van de teams is, hoe ver ga je met ’t opleiden van de mensen en hoeveel van het werk doe je zelf? Vinden van dit evenwicht is soms in Nederland al lastig, maar hier helemaal. Het werktempo ligt in Zambia aanzienlijk lager, waardoor de neiging om zelf iets op te pakken wel heel erg groot is. Het uiteindelijke doel van mijn aanstelling is evenwel de mensen zodanig op te leiden dat ze na mijn vertrek de taken zelfstandig kunnen uitvoeren. Als er geen druk achter de software-ontwikkeling zit, levert dit ook geen probleem op. Voor het eerst werk ik met een wel heel vreemde deadline. Het huidige systeem staat op instorten!
De IBM 4361 waarop onder andere het salarissysteem nog draait, is van rond 1968. De machine is elf jaar geleden, inclusief software, tweedehands aangeschaft. Een van de drie tapedrives functioneert nog (matig). Het tweedehands mainframe maakt sinds enige tijd zeer verdachte geluiden en weigert soms. De enige bekwame reparateur heeft IBM ontslagen. Gelukkig kan hij in geval van nood op ad-hoc basis nog ingezet worden, maar reserveonderdelen zijn weken onderweg en vaak zelfs niet eens te krijgen. Het apparaat hangt daarom met draden en schroefjes aan elkaar. Het kan morgen fout gaan of nog vijf jaar goed, maar met een salarissysteem wil je dat risico liever niet nemen.
Op zich klinkt ‘een personeels- of salarissysteem’ heel normaal, totdat je in detail gaat kijken naar wat het exact inhoudt. Je zou denken ‘dit is niet het eerste salarissysteem, waarom niet een standaard pakket aangeschaft?’. Deze salarisadministratie verzorgt niet alleen het salarisstrookje, maar is tegelijkertijd een persoonlijke bankier. Niet alleen worden regelmatig voorschotten en leningen aan werknemers verstrekt, ook worden betalingen uitgeschreven voor het kopen van vlees van de subfaculteit Diergeneeskunde, voor de huur, voor water en elektriciteit en voor bestellingen bij de universiteitsboekhandel. De meeste standaard salarispakketten houden met deze buitengewone secundaire arbeidsvoorwaarden geen rekening.
Dan het personeelssysteem. Ook in Nederland registreert die afdeling de meeste persoonsgegevens. In Zambia wordt speciaal bijgehouden wie er afhankelijk is van de werknemer, zoals de echtgenoot – traditioneel zelfs meerdere – en de kinderen (eigen, stief en geadopteerde). Allerlei toelages zijn hierop gebaseerd. Bijvoorbeeld transportkosten voor uitwonende studerende kinderen, vervoer naar de oorspronkelijke woonplaats bij pensionering, of voor bezoek aan het ziekenhuis. De werkgever is hier verantwoordelijk voor de sociale voorzieningen van de werknemer en diens directe familie. Voor ons is het heel bizar dat de universiteit kist en transport regelt bij het overlijden van een direct familielid. Hier een directe noodzaak en helaas een algemeen gebruik.