Dr. Paulien Adamse (39) heeft als bioloog een respectabele carrière in de wetenschap achter de rug. Maar toen ze, na vijf jaar werk bij een Amerikaans landbouwkundig instituut terugkeerde naar Nederland bleek het moeilijk om aan de slag te komen. Ze was te duur voor de bezuinigende wetenschappelijke instituten. Nu is Adamse software engineer en coördinator bij Prolin in Amsterdam, een jong, snelgroeiend softwarebedrijf.
Paulien Adamse studeerde biologie in Groningen. Ze deed promotieondezoek op de landbouwuniversiteit in Wageningen. Haar onderzoek richtte zich op de invloed van licht op planten. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je een komkommer of tomaat aan blauw licht blootstelt? Ze heeft ondermeer meegeholpen om een apparaat te ontwikkelen dat snel de groei van een plant kan meten. ‘Ik heb een stuk of acht artikelen over dat onderwerp gepubliceerd. Soortgelijk onderzoek heeft ook het een en ander opgeleverd voor de teelt in kassen. Je kunt bijvoorbeeld de bloei stimuleren door midden in de nacht een lichtpuls te geven. De plant denkt dan dat het een hele dag licht is geweest.’
‘Dat wordt nu veel gedaan. Het is efficiënt, want je hoeft niet de hele nacht die lampen te laten branden. Tuinders kregen daar trouwens in het verleden soms problemen mee. Men ging elkaar aanklagen vanwege ongewenste lichtpulsen. Want als jouw buurman een lichtpuls geeft, dan zal dat licht ook in jouw kas komen en ongewenste effecten hebben zoals een versnelde bloei.’
‘Daarna ben ik als ‘postdoc’ in Wageningen gaan werken. ’s Avonds en in het weekend schreef ik mijn proefschrift. Sommige planten produceren bepaalde stoffen die commercieel interessant zijn.’ Adamse deed ondermeer onderzoek met zogenoemde celcultures van Afrikaantjes. Daaruit kan een stof worden geïsoleerd die werkt tegen aaltjes, een parasiet.
Na de periode in Wageningen vertrok Adamse naar Beltsville Washington, waar een prestigieus landbouwkundig onderzoeksinstituut is gevestigd. Ze werd aangesteld als onderzoeker voor een periode van een jaar, maar zou er uiteindelijk vijf jaar blijven. De inburgering in de Verenigde Staten viel in de eerste instantie tegen. ‘Het is een andere maatschappij. Ondanks de grote openheid, is écht contact maken moeilijk.’ Maar dat veranderde toen ze na paar maanden een auto had en Adamse haar hobby, hardlopen, kon beoefenen. Ze werd lid van een vereniging, liep lange-afstandswedstrijden en organiseerde er zelf wedstrijden. In 1995 kwam Adamse terug in Nederland. Het voortzetten van de wetenschappelijke carrière bleek moeilijk. Men was onder de indruk van haar CV, maar ze had te veel ervaring en daarom was daarom te duur. Dus werd het tijd voor een heroriëntatie. ‘Ik was altijd al een flink met computers in de weer’, vertelt Adamse. ‘Ik heb bijvoorbeeld een programma geschreven dat kon bepalen welk percentage een vlek inneemt van het oppervlak op een blad.’
Het omscholingsinstituut voor academici, Pion, bracht geen oplossing. Men kon een cursus leveren, à vijftienduizend gulden, maar Adamse zou die cursus zelf moeten bekostigen. Toen kwam Prolin. ‘Daar zochten ze een ‘company assistent’ die op de hoogte moest zijn van spreadsheets. Daar kan ik letterlijk in dromen, dus ik solliciteerde.’ Begin juni 1996 trad Adamse in dienst, niet als assistent maar als programmeur. Bij een groeiend bedrijf als Prolin gaat carrière maken soms snel. Momenteel coördineert Adamse het werk van wat men de ‘bug-fixers’ noemt, de mensen die service verlenen en die fouten uit programmatuur halen. Verder heeft ze ook een deel van de afdeling maatwerk onder haar beheer.
Na het gesprek lopen we nog even door de grote open ruimte waar Adamse werkt. Prolin heeft een duidelijk andere cultuur dan het gemiddelde automatiseringsbedrijf. Veel jonge mensen van rond de dertig zitten te puffen achter hun beeldschermen vanwege de combinatie van de hittegolf en het glazen dak. Ergens aan de muur hangt een plaquette met de namen van de mensen die meer dan vijf jaar bij het bedrijf werken. Dat is nog erg kort lijstje, zoals het een snelgroeiende starter betaamt.
AD MULDER