Het succes van Bill Gates, niet de populairste man in de IT-industrie, wordt door velen toegeschreven aan marketing. De huidige monopoliepositie zou louter en alleen te danken zijn aan de miljarden die Microsoft jaarlijks in de verkoop van zijn producten pompt. Niet zelden wordt deze bewering vervolgens weer gebruikt om nog eens aan te tonen dat je zelfs de grootste rommel aan de man kunt brengen, als je er maar genoeg geld tegenaan gooit.
Deze zure analyse is niet alleen te simpel, maar ook een behoorlijk eind naast de waarheid.
Ten eerste kan de software van Microsoft zelfs met de kwaadste wil van de wereld niet als rommel worden betiteld. Integendeel: voor het merendeel van de gebruikers doen de producten van Microsoft al jarenlang over het algemeen redelijk bevredigend hun werk. Toegegeven, niet elk Microsoft-product is even perfect; er is altijd wel een concurrent die het op punten beter doet. Ook is niet elk Microsoft-product even origineel; leentjebuur spelen is in de IT-industrie heel normaal, maar Microsoft lijkt het geestelijk erfgoed van sommige andere leveranciers, waaronder Apple, regelrecht geplunderd te hebben. Perfectie en originaliteit zijn echter geen noodzakelijke voorwaarden voor een bruikbaar product – dus rommel, nee.
In de tweede plaats is het moeilijk te geloven dat de zegetocht van Microsoft uitsluitend te danken is aan het marketingbudget, hoe hoog ook. De kiem voor het succes is al lang geleden gelegd, langer dan de meeste automatiseerders van nu zich kunnen herinneren: een jaar of vijftien geleden, om precies te zijn. IBM had snel een besturingssysteem voor de net aangekondigde PC nodig en koos voor DOS van Microsoft, toen nog een kleine firma. De PC bleek succesvol. Zo succesvol dat hij al snel werd gekopieerd door klonenbouwers in binnen- en buitenland. Maar ook de klonen moesten een besturingssysteem hebben, liefst zo snel mogelijk, en identiek aan dat van de IBM PC. Wie kon zo’n systeem beter leveren dan Microsoft? IBM zag het goedmoedig door de vingers. Het alternatief – Microsoft kwijt als huisleverancier – was niet erg aantrekkelijk, en stiekem hoopte de mainframegigant met één standaard besturingssysteem meer applicaties te kunnen verkopen.
Hoe anders pakte het uit. Aan de bovenkant legden de IBM-applicaties het af tegen frisse, nieuwe producten van kleine ontwikkelaars. Aan de onderkant veroverden de klonenbouwers de PC-markt; aan elke kloon zat een kopie van DOS vastgeplakt. Zo raakte de wereld besmet met Microsoft-producten die in de loop der jaren steeds verder werden opgetuigd en zo nu en dan ingrijpend werden verbeterd.
De DOS-epidemie in de jaren tachtig vormt slechts een gedeeltelijke verklaring voor het huidige monopolie van Microsoft. De applicaties hebben daarbij net zo’n belangrijke rol gespeeld. Microsoft levert al meer dan tien jaar uitstekende kantoorapplicaties, nota bene in eerste instantie voor de Apple Macintosh. Met producten als Word en Excel kreeg Microsoft aan de bovenkant van de desktop een goede reputatie. Na de introductie van Windows kon Microsoft volop profiteren van de prettige omstandigheid zowel het besturingssysteem als de applicatiesuite in handen te hebben. Door commercieel aantrekkelijke bundelingen op de markt te brengen en de ontwikkeling van applicaties en besturingssystemen voortdurend op elkaar af te stemmen slaagde Microsoft erin de markt in een stevige greep te krijgen, en te houden.
Vaak wordt gezegd dat IBM in de begindagen een kapitale fout heeft gemaakt. Ik vraag me dat af. IBM was per definitie al ongeschikt als leverancier van software voor klonen van concurrerende fabrikanten. Daarnaast hebben psychologische effecten misschien een veel belangrijker rol gespeeld dan menigeen denkt. Was de gigant niet al bij voorbaat onacceptabel als hofleverancier voor de nieuwe generatie PC-gebruikers, die zichzelf graag zagen als rebellen in de strijd tegen het rekencentrum?
En zo kun je achteraf misschien stellen dat de zaken niet anders hadden kunnen lopen. De wereld zat te springen om software voor het nieuwe instrument der bevrijding. IBM mocht het niet zijn, en Bill Gates was toevallig aanwezig. Daarna is het bijna vanzelf gegaan. Het succes moet hemzelf hebben verbaasd, om niet te zeggen verbijsterd.