De overheid moet de Nederlandse software-industrie beter stimuleren dan nu het geval is. Daarbij gaat het niet om materiële ondersteuning, maar om de vergroting van het innovatieve bewustzijn van de markt. Tot deze gevolgtrekking kwam de jury van de Computable IT Award 1997.
De jury hield in het kader van de IT Award vorige week een ronde-tafelgesprek over Nederland als softwareland, naar aanleiding van de begin juni verschenen studieHet innovatieve softwarebedrijf van het Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Fenit. Hieruit kwam ondermeer naar voren dat Nederland, en in groter verband Europa, een innovatieve achterstand heeft opgelopen ten opzichte van de Verenigde Staten en Azië.
Kan de overheid hier wat aan doen? De insteek daarbij was niet zozeer materiële steun, zoals subsidiëring of IT-opdrachten verlenen, maar meer mentale ondersteuning. In andere landen spelen overheden op dit punt al een actieve rol. De VS kent bijvoorbeeldindustry watchers: ambtenaren die IT-ontwikkelingen bijhouden en ondernemingen tips geven om bepaalde trends over te nemen. In Israël vervult het ministerie van Economische Zaken de rol van ‘relatiebemiddelaar’ door jonge automatiseringsbedrijven met elkaar in contact te brengen.
In Nederland, is de ervaring van juryleden, bestaat bijvoorbeeld behoefte aan contact tussen startende innovatieve IT-ondernemingen en gelouterde professionals uit binnen- en buitenland. De overheid zou het voortouw kunnen nemen om dit soort contacten tot stand te brengen.
De eindstrijd tussen de overgebleven vier kandidaten voor de Computable IT Award 1997 vindt donderdag 18 september plaats.