Hoe professioneel is de IT’er? Wie in de avonduren een paar handboeken over bijvoorbeeld Java of C++ doorneemt, kan zich al snel IT-medewerker noemen. De beroepsverenigingen vinden echter dat opleiding, vakbekwaamheid en ervaring de maatstaven moeten zijn om professionele IT’ers te onderscheiden.
Zij zien in certificatie op persoonsniveau een instrument om de professionaliteit van de markt te verhogen. In het overlegorgaan Cockpit onderzoeken ze de haalbaarheid van hun plannen. Jan Boogers neemt vanuit de VRI, de Nederlandse vereniging van registerinformatici, deel aan het overleg. Hij legt uit wat de verenigingen in gedachten hebben.
Hoe valt de professionele dienstverlening van de IT’er te verhogen en herkenbaarder te maken? Dat is een vraag waarover de automatiseringsbranche zich voortdurend buigt. De Stichting Icit (Instituut voor certificatie van informatietechnologie) nam vorig jaar het initiatief te onderzoeken of er bij de beroepsverenigingen voldoende animo bestond voor het optuigen van een certificeringsregeling voor informatici. Dat leidde in maart van dit jaar tot de oprichting van het ‘Centraal overleg voor certificatie en kwaliteit van personen in de IT-sector’, kortweg Cockpit genoemd (zie kader). Certificatie heeft volgens Cockpit tot doel: "de professionaliteit en het vertrouwen van de markt daarin te bevorderen door de vakbekwaamheid en ervaring van personen die dat willen en daar belang aan hechten, op onafhankelijke wijze vast te stellen."
Modeverschijnsel
Certificatie is geen onbekend fenomeen. Het kan betrekking hebben op organisaties en processen, personen en producten. Historisch gezien is Japan het eerste land waar bedrijven een kwaliteitsstempel konden halen. Daar raakte het certificeren vlak na de Tweede Wereldoorlog in zwang. De meeste goeroes op dit terrein komen dan ook uit Japan.
In Europa maakten ondernemingen gebruik van ‘best practices’ om hun professionaliteit aan te tonen. De markt vroeg op een gegeven moment om een onafhankelijke toetsing van het aantoonbaar presteren. In plaats van klantverhalen werd de ISO 9001-certificering (International standardization organization) in het leven geroepen en maakten instituten als Icit en certificeringsbureaus als Kema furore.
Nederland kreeg rond 1990 voor het eerst te maken met ISO-certificering van organisaties en hun bedrijfsprocessen. Volgens Jan Boogers werd het al snel een modeverschijnsel. "Eerst behaalden bedrijven vrijwillig een certificaat, daarna werd het voor velen een moetje omdat de concurrentie reeds een ISO-keurmerk had, of omdat afnemers een dergelijk certificaat eisten van hun toeleveranciers. Marketingoverwegingen gaven dan de doorslag om zo’n traject in te gaan." Boogers werkt als edp-auditor bij EDS. Hij is aangesloten bij VRI, heeft daar certificering in zijn portefeuille en neemt vanuit die positie deel aan Cockpit. Tevens is hij lid van Norea (Nederlandse orde van register edp-auditors), NGI (Nederlands genootschap voor informatici) en Fenit (Federatie van Nederlandse IT-bedrijven).
De ontwikkelingen in Nederland rond certificering heeft Boogers van begin af aan meegemaakt. Inmiddels ziet hij dat de markt om een professionele benadering vraagt. "Nu de hype rond ISO-certificaten is weggeëbd, beseft men dat het niet om dat papiertje gaat, maar om het beheersen van processen. Het doel is het voorkomen van fouten. Processen moeten herhaalbaar en overdraagbaar zijn met steeds dezelfde uitkomst. Het resultaat mag niet afhankelijk zijn van de medewerker die op dat moment aan het werk is." Dit is een andere motor voor certificatie, vindt Boogers. "Het is mede op gang gekomen doordat de markt Itil (Information technology infrastructure library) is gaan gebruiken. Deze methode stamt uit Engeland, waar met name de overheid het toepast om IT-processen beheersbaar te maken."
Persoonscertificatie
De markt vraagt in de jaren negentig om aantoonbare kwaliteit. Certificatie wordt voor leveranciers een middel om de markt zekerheid te verschaffen over de kwaliteit van hun producten en diensten. Er zijn dan ook in Nederland naast ISO 9001 meer bewegingen zichtbaar op certificeringsterrein. Zo wordt een ‘code voor informatiebeveiliging’ opgesteld en starten Kema en Kpmg met een procedure voor het behalen van een beveiligingscertificaat. Verder ontstaan de eerste initiatieven op het gebied van certificering van mensen, zoals gecertificeerde projectleiders en gecertificeerde opleiders in Microsoft-applicaties. In dit licht gezien past ook de afsplitsing van NGI door VRI.
"VRI-leden willen zich in de IT-sector onderscheiden door opleiding, werkervaring en het werken binnen een gedragscode", vertelt Boogers. "Wie voldoende niveau en opleiding kan aantonen, krijgt de titel van ‘register informaticus’. Het probleem is dat de markt de titel niet altijd her- en erkent. In vacatures wordt zelden gevraagd om ‘RI’. Ook is gebleken dat de leden de titel zelf maar mondjesmaat gebruiken. Wanneer ze bijvoorbeeld een artikel schrijven of een presentatie geven, maken ze vaak geen melding van hun titel."
Een geringe acceptatie van titels als RI en RE (register edp-auditor: de titel die Norea beheert) is toe te schrijven aan het gemis aan goede public relations-ondersteuning en het ontbreken van een onafhankelijk toetsingslichaam. Met dit laatste punt is in de certificatie-plannen van Cockpit rekening gehouden. Zo is het opleidingsinstituut Exin toegetreden tot Cockpit. Ook Kema zou zo’n rol kunnen spelen.
"Certificering heeft toegevoegde waarde voor zowel de klant als de IT-medewerker", meent Boogers. "De klant weet dat hij iemand aantrekt die voldoet aan bepaalde opleidings- en werkervaringseisen. De IT’er kan zich onderscheiden van andere IT-medewerkers. Dat is nodig omdat iedereen zich IT-medewerker kan noemen. In principe gaat het om het certificeren van de kwalitatief belangrijke IT-functies. We zullen moeten vaststellen tot waar de grens loopt. Een helpdeskmedewerker bijvoorbeeld, is daar een certificaat voor nodig? Die is tegenwoordig een echte IT-professional geworden. Hij moet 80 procent van de meldingen zelf oplossen, voordat hij eerste-, tweede- of derdelijns-ondersteuning inschakelt. Het komt er feitelijk op neer dat, als de markt wil dat er een getuigschrift voor een helpdeskmedewerker moet komen, zo’n onderscheiding er ook komt. Wat dat betreft is het groeipad ook anders geworden. Vroeger startte iemand als operator, groeide hij door naar programmeur en werd hij uiteindelijk systeemanalist. Die functies liggen niet meer zo duidelijk in elkaars verlengde. Mensen kiezen tegenwoordig voor één opleiding en specialiseren zich daarin."
Logboek
Wat de markt in ieder geval niet wil is dat elke vereniging eigen schema’s voor certificering gaat opstellen. In Cockpit is hiervoor een sturende rol voor Icit weggelegd. Icit zet een schema op aan de hand waarvan certificering plaatsvindt. Het certificeringsproces wordt zelf weer getoetst door de Raad van Accreditatie. In principe komt het erop neer dat iemand een verklaring invult waarbij hij aantoonbaar maakt dat de gevraagde opleiding is gevolgd en de bij de functie horende werkzaamheden zijn uitgevoerd. Een onafhankelijke partij toetst de verklaring en geeft een certificaat met geldigheidsdatum. Die beperkte geldigheid is het grote verschil met een diploma dat onbeperkt geldig is. Elk halfjaar of jaar is er een nacontrole en na drie jaar zal de gecertificeerde opnieuw moeten aantonen dat hij aan de gestelde eisen voldoet. Die eisen staan geformuleerd in de zogeheten functieprofielen. In Cockpit is afgesproken dat elke beroepsvereniging zijn eigen profielen invult. Het gaat dan om de opleidings- en werkervaringseisen die bij een functie horen, de behaalde resultaten en de permanente educatie. Dat laatste aspect betreft bijvoorbeeld het volgen van cursussen en seminars, het geven van cursussen en presentaties en het schrijven van artikelen.
Het punt is alleen hoe dit soort zaken te toetsen zijn. Boogers is sterk voorstander van het hanteren van het Professional Development Scheme (PDS). Deze uit Groot-Brittannië overgekomen methode brengt gestructureerd de loopbaanontwikkeling van IT-medewerkers in kaart. Kern ervan is dat een medewerker halfjaarlijks of jaarlijks een carrièreplan opstelt in overleg met zijn supervisor. In dat plan staan de doelstellingen die hij in die periode moet bereiken. In een logboek houdt de medewerker de vorderingen bij. Behalve tussentijdse evaluaties door de supervisor worden de logboeken ook geïnspecteerd door de PDS-coördinator en een externe PDS-inspecteur. VRI heeft PDS inmiddels omarmd.
Functiemodel
"Het uitgangspunt van Cockpit is vrijheid in samenwerking", zegt Boogers. "Elke vereniging kan via de functieprofielen zijn normen vaststellen binnen een collectief raamwerk. Afgesproken is om de profielen zoveel mogelijk te harmoniseren. Afgelopen april heeft VRI een model gepresenteerd, bedoeld als eerste invulling." Dit model Werkterrein Informatica is een indeling van het gehele werkterrein van informatici. Het is opgesteld door prof. dr. ir. Jan Dietz. Het is gebaseerd op eerdere onderzoeken van de drie werkgroepen Infocus 2000 (een initiatief van VRI en NGI), Omschrijving Vakgebied en Permanente Educatie.
Dietz hanteert een matrix-vorm met twee dimensies. Bij de ene dimensie onderscheidt hij vier soorten werkzaamheden: architectureren (de ontwikkelaars), ontwikkelen (de realiseerders), invoeren (de invoerders) en beheren (de beheerders). In de andere dimensie onderkent hij drie soorten systemen: bedrijfsprocessen, informatiesystemen en infrastructuur. Bij ieder systeem worden de aspecten ‘functie/gedrag’ en ‘constructie/werking’ meegenomen. De beide dimensies worden in het model met elkaar verbonden, waardoor er een indeling in 24 cellen ontstaat. De matrix die er nu ligt is een basisvorm. In een volgende stap worden de cellen met de dagelijkse IT-werkzaamheden vergeleken, waardoor er functies met taakgebieden te onderscheiden zijn. Boogers hoopt dat de andere verenigingen dit model in zijn geheel of in aangepaste vorm overnemen.
Barrières
"Het grootste struikelblok in het hele traject", verwacht Boogers, "is het ontwikkelen van gemeenschappelijke functieprofielen en het daaraan koppelen van opleidingen en werkervaring. Iedere vereniging moet registreren welke opleidingen verbonden zijn aan welke functies. De ontwikkelingen in de markt gaan echter razendsnel. Vakkennis veroudert snel en er worden steeds nieuwe opleidingseisen gesteld of nieuwe functies in het leven geroepen. Daarom zou het een goede zaak zijn als er gezamenlijke functieprofielen komen en de andere verenigingen de PDS-methode overnemen. Icit zou dat moeten coördineren."
Er zijn meer barrières om certificatie succesvol te introduceren in de IT-sector. Er moet voldoende draagvlak zijn bij de overheid en het bedrijfsleven. Bij de overheid is certificering momenteel geen onderwerp van gesprek. Dat is vooral te wijten aan haar huidige afstandelijke houding tegenover dit soort projecten. Ze is van mening dat de markt zelf moet zorgen voor regulering en deregulering op dit gebied. In het bedrijfsleven lijkt certificering ook nog niet tot leven te komen. Wat meespeelt is dat grote IT-ondernemingen zelf actief zijn met het op peil houden en verhogen van de vakbekwaamheid van hun medewerkers. De bedrijven hanteren strenge selectiecriteria op basis van hun eigen indelingsmodellen voor het IT-werkterrein en beschouwen een VRI-model als een gepasseerd station. De vraag is in hoeverre grote jongens als Cap Gemini, IBM en CMG bereid zijn veel waarde te hechten aan een certificaat dat de naam draagt van een vereniging en voorzien is van een Icit/Cockpit-keurmerk.
Jan Boogers is het met deze kanttekeningen niet eens. Hij merkt dat er onder ondernemingen wel degelijk belangstelling bestaat voor certificering en functiemodellen. "Er zijn IT-organisaties, zoals bij banken, die aangeven behoefte te hebben aan certificering op basis van functieprofielen en het VRI-model. Ook in een vorig jaar gehouden onderzoek van Icit en Exin naar IT-vakbekwaamheid blijkt dat certificatie aansluit bij de behoefte aan kwaliteitszorgsystemen en dat het bedrijven houvast geeft in de moeilijk te doorgronden wereld van IT-functies. Wel achten marktpartijen internationale acceptatie van certificaten en aanpassing aan ontwikkelingen in het vakgebied van belang."
Gesprekspartner
Het overleg met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, zoals personeelsmanagers, moet evenwel nog in de steigers worden gezet. Cockpit is op dit moment bezig met het opstellen van een plan van aanpak en wil ook subsidie aanvragen bij het ministerie van Economische Zaken. Het duurt dus nog een poos voordat duidelijk wordt of certificatie aanslaat als instrument om de professionaliteit van de markt te verhogen.
Wanneer het aanslaat, verstevigt het de positie van de verenigingen in de markt en de politiek. Dat is waar de verenigingen ook naar streven. Fenit bijvoorbeeld timmert als branche-organisatie de laatste maanden hard aan de weg met brandbrieven, rapporten en manifesten om door de IT-sector en de politiek serieus genomen te worden. Ook NGI en VRI willen meer inspraak krijgen bij beleidsmakers. Beide verenigingen overwegen een koepelorganisatie te vormen, om zo als zwaardere gesprekspartner gehoord te worden. Boogers haalt als voorbeeld het ‘Actieplan ict in het onderwijs’ (informatie- en communicatietechnologie) aan van het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen, waarbij miljoeneninvesteringen in het spel zijn. "Bij zo’n driejarig beleidsplan komen aspecten om de hoek kijken waaraan VRI-leden met hun kennis, ervaring en kwaliteit een bijdrage kunnen leveren, bijvoorbeeld bij vragen als: ‘hoe vindt de ondersteuning van de PC’s die de scholen krijgen plaats’ en ‘hoe moeten de lespakketten voor docenten worden ingevuld’. Dat zijn zaken waarover we zinnige dingen te melden hebben, maar we worden tot nu toe bijna nooit om advies gevraagd. Daarom zoeken we naar manieren om in zulke trajecten wel een rol van betekenis te kunnen spelen."
Rik Sanders, redactie Computable
DEELNEMERS AAN COCKPIT
Stichting Icit (Instituut voor certificatie van informatietechnologie) gaf in 1996 de aanzet tot de oprichting van Cockpit, het ‘Centraal overleg voor certificatie en kwaliteit van personen in de IT-sector’.
Naast Icit nemen aan het overleg deel:
Fenit (Federatie van Nederlandse IT-bedrijven);
Itimf NL (Informatietechnologie-infrastructuur managementforum Nederland);
NGI (Nederlands genootschap voor informatici);
Norea (Nederlandse orde van register edp-auditors);
Nvbi (Nederlandse vereniging van beëdigde informaticadeskundigen);
Viag (Vereniging van coördinatoren informatievoorziening en automatisering in Nederlandse gemeenten);
VRI (Nederlandse vereniging van registerinformatici);
Exin (Stichting nationaal exameninstituut voor informatica).