Het was drie keer niets, zo zeiden de criticasters twee jaar geleden toen Oracle-topman Ellison zijn idee lanceerde van een afgeslankte PC, de netwerk computer (NC). Microsoft en consorten reageerden in eerste instantie wat lacherig, maar wisten niet hoe snel ze met alternatieven moesten komen toen bleek dat de NC wel degelijk levensvatbaar was.
Op verschillende plaatsen in Nederland zijn intussen proefprojecten met de NC opgezet, en op al die plekken overheerst het enthousiasme. "We doen het voornamelijk vanwege de lagere kosten en het bedieningsgemak." Berichten vanuit een ziekenhuis en een school.
Wie wil weten hoe het ervoor staat met de toekomst van de personal computer moet afdalen in de warme en uitgestrekte kelders van het Academisch Medisch Centrum (AMC) te Amsterdam, of terugkeren naar de – Amsterdamse – basisschool. Zowel in die kelders als in die scholen staat namelijk de netwerk computer (NC), het vermaledijde apparaat dat de afgelopen maanden in zoveel publicaties is beschreven als de ultieme vervanger van de PC (door de voorstanders) of als volstrekte mislukking (door de tegenstanders).
De controverse rond de NC heeft alles te maken met de richtingenstrijd die zich erachter afspeelt. Aan de ene kant staan Microsoft, Intel en consorten (de Wintel-hegemonie), en aan de andere kant bedrijven als Sun en Oracle. Tot nu toe bleven de verhalen over de NC in de bladen, kranten en tijdschriften beperkt tot een technische beschrijving, al dan niet aangevuld met een verwachting van een handvol deskundigen.
Het aardige van de projecten in het AMC en op de Amsterdamse basisscholen is de concrete toepassing. Voor het eerst staan NC’s gewoon te draaien en valt er een praktisch antwoord te geven op de vraag of ze hun werk doen. Dat antwoord luidt volmondig ‘ja’. De beheerders van beide projecten zijn enthousiast over de NC. "Het is op Java gebaseerd, en daarmee platform-onafhankelijk", zegt Berend de Vries, hoofd van het cluster Research Support van de Adiv (Algemene dienst informatie voorziening) van het AMC. "Wij wilden de beschikking houden over de aanwezige technieken en bronnen. Aangezien die allemaal van elkaar verschillen, was de NC eigenlijk de enige oplossing."
Rik Leenders, projectmanager bij Sara, de Stichting Academisch Rekencentrum Amsterdam, die het project ‘Computers in ’t Amsterdamse onderwijs’ coördineert, spreekt over de enorme besparingen die de NC’s opleveren: "tot in het jaar 2005 scheelt het ons negentig miljoen gulden".
Verschillende systemen
Toen Berend de Vries vorig jaar op een bijeenkomst van Sun Microsystems in San Francisco op de hoogte werd gebracht van de zegeningen van Java, viel het kwartje. Op zijn eigen werkplek, in de kelders van het AMC, hield het hoofd van het cluster Research Support, onderdeel van de Adiv, zich al enige tijd bezig met de vraag hoe hij en zijn zes medewerkers de interne informatievoorziening konden verbeteren. Het moest anders, zoveel was wel duidelijk, maar hoe?
Niet alleen kende het ziekenhuis verschillende informatiesystemen, ze waren bovendien op verschillende platformen gebaseerd. Het ziekenhuis (duizend bedden, 6.500 medewerkers, 2.300 studenten) telt 1.500 terminals, drieduizend werkstations en in totaal veertienduizend netwerk-aansluitingen, waaronder printers, PC’s en terminals. Daarnaast draait er een eigen ziekenhuis-informatiesysteem (zis) op mini’s, terwijl de onderzoeksafdeling is gezegend met een paar flinke Unix-machines waarop grote statistische pakketten draaien en die zware onderzoeksanalyses kunnen uitvoeren. De literatuurdatabase, met zestien gigabytes aan referenties, wordt maandelijks zestig- tot tachtigduizend keer geraadpleegd.
Het grote probleem met al die verschillende systemen is dat het onafhankelijk van elkaar functioneert en wordt gebruikt, zo zegt De Vries. "De doktoren in het AMC zijn de karakteristieke gebruikers. Eigenlijk zitten ze met vier petten op. Ze doen onderzoek, geven colleges, maken verslagen en artikelen, en bestuderen de patiëntenstatus. Voor elk van die petten geldt een andere IT-architectuur. Dat is bijzonder lastig. We zochten dus een proefproject waarin we al deze systemen zo konden combineren dat op elke willekeurige werkplek elke leek de beschikking kon krijgen over alle benodigde informatie."
Een onderzoekje voorafgaand aan het project maakte duidelijk dat er zeker behoefte was aan een betere informatievoorziening. Liefst 95 procent van alle artsen had de informatie niet compleet als de patiënt voor hem zat. Die informatie moest hij tijdens het bezoek van de patiënt nog achterhalen of achteraf opzoeken.
Langzamer, maar toch sneller
Vanwege tijdgebrek – het proefproject moest snel van start – formuleerde De Vries een paar randvoorwaarden. Het project zou bijvoorbeeld gebruik moeten maken van de bestaande technieken en bronnen, en bovendien open standaarden moeten benutten. "Het voordeel daarvan is dat ze niet snel veranderen. Na het bezoek aan San Francisco was me duidelijk dat Java het antwoord was."
De Vries en de zijnen gingen aan de slag. Ze bouwden een demonstratie-applicatie waarin alle informatiestromen samenkwamen. De gebruiker moest de mogelijkheid hebben het zis te raadplegen, op het scherm een afdruk op te roepen van de röntgenfoto’s die door de nucleaire geneeskunde van patiënten waren gemaakt, in de applicatie een kladblok te gebruiken en tenslotte de literatuur-database te consulteren.
De Vries bouwde een drielagen-model, waarbij het werkstation werd gevormd door een Sun Javastation, en een NC zonder harde schijf en zonder drives. Op de NC draait Java OS, een browser-achtig besturingssysteem, dat over het interne netwerk geladen wordt van de server. Java OS lanceert vervolgens Hotjava, de browser waarmee al het werk gedaan wordt. Een demonstratie van het project, door De Vries Zouga I genoemd, maakt duidelijk dat de gebruiker een serie tabbladen onder ogen krijgt die hij kan aanklikken. Dat laadt een Java-applicatie, die via een Http-protocol communiceert met een server-applicatie. In de server-applicatie zitten de modulen die nodig zijn voor de communicatie met de verschillende systemen. De vergaarde informatie wordt vervolgens doorgegeven aan de applets op het werkstation, voor een geïntegreerde presentatie op het scherm van de gebruiker. "Naar gelang de wensen van de mensen die ermee moeten werken, kunnen we allerlei tabbladen toevoegen – de huisarts, de verzekering, het radiologisch verslag. Zo kan de gebruiker zelf zijn beeld samenstellen met de componenten die hij van belang acht."
De gebruikers van het project – vooralsnog werden twee NC-machines geïnstalleerd – waren zo wildenthousiast, aldus De Vries, dat met amok werd gedreigd toen de demonstratie op 31 mei zou worden gestopt, zoals van te voren afgesproken was. "Het werd ons gewoon verboden te stoppen. En het belangrijkste was: de managers waren enthousiast. Dit was de oplossing die ze nodig hadden, zeiden ze."
Volgens De Vries biedt de NC een groot aantal voordelen. De machine is nagenoeg onderhoudsvrij en veel goedkoper, en kan platform-onafhankelijk functioneren. "Het grappige is dat de machine, doordat er een laag tussen is gelegd, langzamer werkt dan het geval is voor elk van de informatiestromen afzonderlijk. Maar doordat het de stromen combineert, is de gebruiker uiteindelijk een stuk sneller klaar met zijn werk."
De NC is zeer geschikt voor het gewone huis-, tuin- en keukenwerk en zal in die zin de PC kunnen vervangen, zo meent De Vries. "De secretaresse die even een briefje moet tikken of de status van een patiënt moet invullen, kan dat sneller en goedkoper op een NC dan op een PC. De interface maakt de NC bovendien gebruiksvriendelijker dan die logge en volledig opgetuigde PC’s."
In augustus gaat Zouga II van start, een grotere uitvoering van hetzelfde project. Daarna zal het besluit vallen of de NC in het AMC zijn definitieve intrede zal vinden. Als het aan De Vries ligt wel.
Kind kan was doen
Met een beetje kwade wil is de naam van het computerproject voor de Amsterdamse basisscholen een verwijzing naar het einde van de personal computer. Ciao heet het project, en dat zou net zo goed een definitief ’tot ziens’ kunnen betekenen voor de PC in plaats van de afkorting ‘Computers in ’t Amsterdamse Onderwijs’ waar Ciao voor staat. In dit gigaproject is gekozen voor de NC. Dat is met name gedaan vanwege het eenvoudige gebruik en de lage beheerskosten, zo zegt Rik Leenders, projectmanager bij Sara, die de eindverantwoordelijkheid heeft over het grote schoolproject.
"Onderzoek van Gartner Group heeft uitgewezen dat de eigendomskosten bij een NC een factor drie lager liggen dan bij een PC. Dat scheelt ons jaarlijks tot drieduizend gulden per machine. Als je nagaat dat we straks dertigduizend machines hebben draaien, kom je uit op een besparing van zo’n negentig miljoen gulden." De NC heeft zich inderdaad nog niet bewezen, beaamt Leenders, maar dat maakt volgens hem in dit project niet uit. "Mocht de NC niet blijken te werken, dan kunnen we heel eenvoudig overstappen de PC. Ik ben er evenwel van overtuigd dat het wel functioneert."
Het Ciao-project werd vorig jaar met de nodige Amsterdamse bravoure gelanceerd door de verantwoordelijk wethouder J. van der Aa, die tijdens een manifestatie in maart gewaagde van een ‘primeur voor Nederland’: in het jaar 2005 zouden alle schoolbanken van de 212 basisscholen in de hoofdstad voorzien zijn van een computer. Dat zou betekenen dat er een computer is voor elke twee leerlingen.
"Het kunnen omgaan met moderne informatietechnologie wordt een steeds belangrijker vaardigheid voor werk en studie", zei Van der Aa. "Het gaat daarbij om een ontwikkeling die steeds onomkeerbaarder wordt. Het is dan ook belangrijk dat jonge mensen de kans krijgen om met deze technologie te leren omgaan, het liefst al op jonge leeftijd en op school." Een kind kan de was doen, zo zei Van der Aa over de NC, "en dat is precies wat ik wil bereiken". Volgens de wethouder is de NC zo eenvoudig in het gebruik dat zelfs de vierjarigen uit groep één er mee uit de voeten kunnen. De computer op school kan de ongelijkheid tussen kinderen wegnemen. "Iedereen krijgt op school dezelfde mogelijkheid. Iedereen kan computerkennis opdoen en die later toepassen in de maatschappij."
Educatieve software
Nu, dik een jaar later, zijn de eerste zes basisscholen in Amsterdam geselecteerd en voorzien van vijftien computers per school. Tot aan het jaar 2005 moeten fasegewijs in totaal dertigduizend computers geplaatst worden op alle basisscholen. Leenders heeft dit jaar driekwart miljoen gulden tot zijn beschikking en de komende jaren telkens twee miljoen gulden per jaar. Het geld komt deels van de gemeente Amsterdam, deels van het ministerie van Onderwijs en deels van verschillende sponsors, waaronder Sun Microsystems. Het ministerie heeft voor 1997 een subsidie toegekend van 250.000 gulden.
Met de computers moeten grofweg vier zaken te doen zijn, zo zegt Leenders. Ze moeten te benutten zijn voor elektronische communicatie, presentatie, het draaien van educatieve software en het oppikken van informatie van de elektronische snelweg. "We spreken dan ook liever over ict (informatie- en communicatietechnologie) dan over IT. Ook communicatie achten we van groot belang."
Elk van de verschillende groepen heeft zijn eigen insteek bij het project. De lagere groepen bijvoorbeeld zullen voornamelijk met speelse toepassingen te maken krijgen, de middengroepen met zaken als rekenen, taal en wereldoriëntatie, en de hoogste groepen met tekstverwerking, telematica en informatie zoeken. Al deze zaken doen ze deels op de eigen schoolserver, deels op de hoofdservers (die bij Sara staan) en deels via het Net, waartoe de hoofdservers toegang bieden.
Vooral van het educatieve gedeelte verwacht Leenders veel. Er zijn contacten met tal van partners, waaronder educatieve uitgeverijen en onderwijsinstellingen, die gezamenlijk pakketten voor de leerlingen moeten samenstellen. Leenders voert op dit moment gesprekken met uitgevers om pakketten te vertalen in Java (noodzakelijk om in het Ciao-project te draaien). "Daar ontbreekt het momenteel nog aan: educatieve software die geschikt is voor de NC. Ik heb goede hoop dat de uitgeverijen snel beginnen met een vertaling naar Java. In ons project snijdt het mes dan aan twee kanten: wij bieden hulp bij de vertaling door deskundigheid aan te bieden, en de uitgevers krijgen vervolgens softwaretoepassingen die platform-onafhankelijk zijn."
Dik tevreden
Leenders geeft een demonstratie aan de hand van een zelfgeschreven toepassing: het invullen van lidwoorden in een verhaaltje over een kudde en een herder. Telkens als een woord goed is ingevuld krijgt de leerling een melding daarvan en wordt de uitkomst tevens opgeslagen. "Dergelijke software biedt de leerkrachten een geweldig hulpmiddel bij het volgen van de leerling. Hij kan kijken hoe lang de leerling erover doet en hoeveel fouten er zijn gemaakt. Hij ziet hoe zich dat verhoudt tot voorgaande oefeningen en kan kijken wat voor soort fouten de leerling maakt en daar zijn lessen aan aanpassen." Ook is het mogelijk om met hyperlinks te verwijzen naar andere plaatsen op Internet of bij beide andere scholen in het project waar de leerling meer kan oefenen of meer kennis over het onderwerp kan opdoen.
Ciao biedt zowel toegang tot Internet als tot een intranet, waarbij de delen van de server die uitsluitend op de eigen school van toepassing zijn niet voor derden toegankelijk zijn. De gebruiksvriendelijkheid van de NC is volgens Leenders ideaal voor het kind. "Je zet de NC aan, surft als het ware via de homepage van Ciao naar de plaats waar je aan het werk wilt – op je eigen school of ergens anders – en kan aan de slag. Geen moeilijke codes of in te tikken opdrachten, gewoon gemakkelijk surfen."
Aan het eind van het jaar zal een evaluatie plaatsvinden van de ervaringen van de eerste zes scholen. Nu al is duidelijk dat in ieder geval Leenders dik tevreden is over Ciao. "De NC heeft zich inderdaad nog niet bewezen, maar ik ben ervan overtuigd dat het de opvolger wordt van de PC. Het netwerk wordt het medium en daarin past een NC. Zodra sprake is van gemeenschappelijke informatiebronnen, zoals in Ciao, heb je voordeel bij een netwerk computer. In vergelijking met de PC zie ik geen nadelen. Er is inderdaad weinig op Java gebaseerde software. Dat is gewoon een kwestie van tijd."
André Ritsema, freelance medewerker Computable