Ook in de IT-sector kijken mensen op de werkvloer wel eens met ongepast ontzag op tegen mensen die zich in de top van de organisatie bevinden. Waar dat ontzag vandaan komt, is telkens weer een groot raadsel.
Vaak wordt gedacht dat mensen onder de indruk zijn van een hoog inkomen. Is dat echt zo? De verschillen tussen de lagere inkomens en de topinkomens zijn in Nederland lager dan in de omringende landen – al is de kloof soms dieper dan menigeen denkt: het minimumloon, de bijstand of een kleine uitkering staan in geen enkele proportie tot het salaris van een topmanager.
Hoe groot zijn de verschillen eigenlijk in de IT-sector? Daar is helemaal geen kloof, hooguit een soort greppel. Het jaarinkomen van een manager zal maar weinig IT’ers ontzag inboezemen. Tenminste, als het goed is. De één werkt hard, woont in een huis, rijdt in een auto en gaat op vakantie naar een zonnig land. De ander werkt hard, woont in een huis, rijdt in een auto en gaat op vakantie naar een zonnig land. Zoek de verschillen.
Ook buiten de IT-sector blijken zowel de inkomens als de dagelijkse activiteiten in Nederland redelijk genivelleerd. Sommige deskundigen opperen dat dit het indirecte gevolg is van de ondraaglijke platheid van het Nederlandse landschap. Een gebrek aan natuurlijk hoogteverschil zou de Nederlanders in de loop van duizenden jaren zo hebben geconditioneerd dat zich tussen de oren een vorm van generieke hoogtevrees heeft genesteld, waardoor ze elk plooitje onmiddellijk willen gladstrijken.
Uit deze hoogtevrees zouden ook andere vormen van poldergedrag voortkomen. Denk aan het goede gebruik om figuren die boven het maaiveld uit denken te steken weliswaar niet meteen een kop kleiner te maken, maar toch zeker pootje te haken. Over deze gewoonte wordt doorgaans veel geklaagd, vooral door mensen die net onderuitgehaald zijn. Het betreft echter een prijzenswaardige sociale omgangsvorm, die er vooral op gericht is om het slachtoffer tegen zichzelf in bescherming te nemen. Wie boven het maaiveld uitsteekt, loopt immers een gerede kans door de bliksem of ander onheil te worden getroffen. Het verguisde pootje haken kan daarom ook worden gezien als een teken van hoge beschaving.
Een ander gevolg van het kleidenken zou kunnen zijn dat Nederlanders zich geen voorstelling kunnen maken van dingen die zich op meer dan gemiddelde hoogte afspelen. Dat zijn ze nu eenmaal niet gewend. De Hondsrug kennen ze, en de Vaalserberg, maar wat er in de hogere luchtlagen gebeurt weten ze eigenlijk niet. Dus denken ze dat het heel wat is. Je komt bijvoorbeeld regelmatig IT’ers tegen die denken dat strategie interessanter is dan de technologie waar ze dagelijks mee werken. Een groter misverstand is niet denkbaar. Hoe hoger je komt, hoe ijler de lucht wordt – tot je in het luchtledige bent aangekomen.
Als IT’er kun je daar alleen achter komen door een jaartje of zo op managementniveau te bivakkeren. Dat verdient iets beter, maar blijkt vaak ook iets minder interessant te zijn. Na enige tijd zal blijken dat de weg terug is afgesneden, bijvoorbeeld omdat het bestedingspatroon thuis inmiddels volledig is afgestemd op het minimale inkomensverschil tussen baasje spelen en leuke dingen doen. Of omdat de technologie inmiddels weer drie aardverschuivingen verder is. Of vanwege de sociale status. Slechts weinigen zullen een stap terug kunnen of durven zetten. In plaats daarvan zullen ze de rest van hun leven noodgedwongen boven de boomgrens moeten slijten.
Ik heb het sterke vermoeden dat veel managers in de IT-sector met enige weemoed terugkijken naar hun iets minder goed betaalde, maar ook iets leukere baan als vrolijke, onbezorgde IT’er.
Ontzag voor het management berust daarom op een misverstand; misschien is een beetje medelijden wel meer op zijn plaats.