Op het gebied van IC-technologie verloopt de Europese samenwerking moeizaam. Gevolg: een slinkend marktaandeel. Vereist: een betere wetgeving en meer aandacht voor de sociale kant van de informatiemaatschappij, menen europarlementariërs van VVD en D66.
Wat marktaandeel betreft loopt Europa achter ten opzichte van de Verenigde Staten en Japan. Bedroeg het Europese ICT-aandeel in 1990 nog 35 procent, vorig jaar was dat gedaald tot 28 procent. Volgens Elly Plooij-van Gorsel (VVD) komt dat doordat er onvoldoende succesvolle innovaties in Europa worden gerealiseerd, ondanks een groot technisch-wetenschappelijk potentieel. Zij heeft namens de commissie Onderzoek en technologiebeleid het rapport ‘De ontwikkeling en toepassing van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën in het volgende decennium’ opgesteld. Hierin doet zij 27 aanbevelingen aan de hand om het Europese marktaandeel te behouden en daar waar mogelijk te vergroten. Haar uitgangspunt is dat de nationale overheden hun ICT-beleid beter op elkaar moeten afstemmen om zo de totstandkoming van één Europese automatiseringsmarkt te bevorderen. Plooij benadrukt in dit licht het belang van betere regelgeving inzake onderwerpen als standaardisering, merken en octrooien, softwarepiraterij en de toegankelijkheid van de infrastructuur. Ook vindt Plooij dat er prioriteit aan ICT moet worden gegeven in het Europese vijfde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Haar resolutie is inmiddels door het Europees Parlement aangenomen en wordt aangeboden aan de Europese Commissie, de Raad van Ministers en de parlementen van de lidstaten.
Traagheid
ICT zal de komende jaren voor veel werkgelegenheid zorgen. Maar dan moet wel een aantal knelpunten worden weggenomen. Dit stelt Johanna Boogerd-Quaak (D66) in haar verslag ‘Europa in de voorhoede van de wereldwijde informatiemaatschappij’. Zij heeft dit opgesteld in het kader van het permanent actieprogramma van de Europese Unie dat is gericht op de informatiemaatschappij. Boogerd wijst hierin op de traagheid van en de versnippering in de besluitvorming. Zij pleit voor een betere ICT-afstemming tussen de lidstaten op beleidsterreinen zoals industrie, onderwijs, onderzoek, financiën en sociale zekerheid. Daarnaast acht Boogerd het van groot belang dat de toegang voor burgers tot ICT gewaarborgd blijft. Meer aandacht is nodig voor de maatschappelijke gevolgen van de informatiemaatschappij. Zij ijvert voor zware ondersteuning van de voorstellen uit het permanente actieprogramma om mensen continu te leren omgaan met automatisering. Boogerd maakt zich wel zorgen over de geringe bijdrage van de Raad van Ministers aan de concretisering van ICT-programma’s.