Nog vier nachtjes slapen en dan is het zover. Op 1 juli is de liberalisering van de openbare telefonie via vaste lijnen een feit. Concurrentie op een markt met een omzet van een kleine 16 miljard gulden per jaar. Wat mogen we ervan verwachten, zodra het feestgedruis van de presentaties en de feestelijke openingen achter de rug is? Computable sprak met de grote aanbieders en de grootverbruikers van telecom-faciliteiten en liet zich op hoog niveau meevoeren op een tocht door het bos, de slagboom voorbij.
Nederland loopt een beetje voorop met het liberaliseren van het openbare telefoonverkeer. Niet in de kopgroep, want Groot-Brittannië, Zweden en Finland zijn al eerder uit het peloton ontsnapt, maar wel in eenzame achtervolging. Met voorsprong op een achtervolgende groep, waar de ons omringende landen deel van uitmaken. Een half jaar eerder dan voorgeschreven door de Europese Commissie krijgt PTT Telecom er in Nederland een flink aantal concurrenten bij. De vrije markt van internationale telefonie, randapparatuur, mobiel telefoonverkeer en niet-openbare vaste verbindingen dateert al van wat eerder, maar nu zijn de ‘kroonjuwelen’ aan de beurt.
Of er direct veel van te merken zal zijn, is nog maar de vraag. Bij de Belangenvereniging van Telecommunicatie Grootverbruikers (BTG) zijn de verwachtingen alvast niet al te hoog gespannen. "De snelweg van de telecommunicatie loopt nu nog uit op een gesloten slagboom. Op 1 juli gaat die slagboom open, maar daarachter ligt een bospad met allerlei welig tierend onkruid. Het is bepaald niet zo dat je volgende week ineens in volle vaart kunt doorrijden. Maar nu de slagboom open gaat, kan de wereld daarachter geëxploreerd worden, en dat kon voordien niet", aldus Anton de Liefde, de scheidende directeur van de BTG.
De totale omzet op de markt van vaste, openbare telefoonverbindingen in Nederland bedraagt ruim vijftien miljard gulden per jaar. Die komt nu nog geheel voor rekening van PTT Telecom, maar dat zal binnenkort veranderen. Twee bedrijven zullen daarbij hun eigen nationale netwerk in de strijd werpen: Telfort en Enertel. De andere aanbieders huren capaciteit in bij de ‘grote drie’ of beperken zich tot de exploitatie van een regionaal netwerk. Enertel en Telfort hebben met elkaar gemeen dat ze hun eigen netwerk zeker niet van de grond af hoeven op te bouwen. Telfort, een joint venture van de Nederlandse Spoorwegen en British Telecom, maakt gebruik van het netwerk van NS dat langs de spoorlijnen ligt. Tot voor kort was dat slechts in gebruik voor de bedrijfscommunicatie van de Spoorwegen, maar nu vormt het de basis van de moderne netwerk-infrastructuur van Telfort. Enertel is eigendom van elf regionale energiebedrijven en kabelexploitanten. Ook dit bedrijf heeft van de aandeelhouders een aanzienlijke bruidsschat meegekregen: de glasvezel-infrastructuur die voortkomt uit de interne energie-bedrijfsvoering en de bestaande kabelnetten.
Grote ambities
Telfort en Enertel gaan met grote ambities de Nederlandse markt op. Beide ondernemingen streven naar een marktaandeel van minstens 10 procent, te bereiken in een periode van vijf tot zeven jaar. Algemeen directeur Koos van der Meulen van Telfort: "Wij verwachten binnen nu en zeven jaar minimaal tussen de 10 en 15 procent van de telecommarkt in Nederland in handen te hebben. Bij de huidige marktomvang resulteert dat in een omzet van ongeveer twee miljard gulden. Dat lijkt hoog, maar dat is het niet. We hebben hier niet te maken met een stabiele markt, maar met een markt die tot voor kort totaal gesloten was. Die gaat nu helemaal open. In een stabiele markt zouden dit soort groeipercentages inderdaad ongekend hoog zijn. Er zijn maar vier bedrijven in de wereld die het gedaan hebben: Compaq, Microsoft en nog twee andere. En we hopen dat Telfort het ook gaat doen."
Algemeen directeur Ad Ketelaars van Enertel is al even duidelijk: "Voor de segmenten waar wij ons op richten moeten we binnen de vijf tot zeven jaar boven de 10 procent marktaandeel zitten. Als je dat marktaandeel niet haalt, verdien je niet genoeg geld, en u kunt wel aannemen dat dat de doelstelling is waarom we hier zitten. Dus wij gaan daarvoor." Hij verwacht dat de verhouding tussen de aanbieders per segment aanzienlijk zal verschillen. Ervaringen elders in Europa wijzen in die richting. "Het zou overigens slecht zijn als de verwachte marktaandelen bij elkaar opgeteld precies op honderd zouden uitkomen, want dan zou je geen concurrentie meer hebben."
Beter meeliften
Hoe ver zijn Telfort en Enertel, enkele dagen voor de datum van 1 juli, met het ‘uitrollen’ van hun netwerken?
Telfort zal gelijk met de opening van het hoofdkantoor in Amsterdam Zuid-Oost de Randstad-ring openstellen, een glasvezelring met centrales die de vier grote steden in de Randstad met elkaar verbindt. De tweede en de derde ring, richting het zuiden en oosten van het land zijn "nagenoeg klaar", aldus Van der Meulen. "Telfort gaat in hoog tempo het Rondje Nederland in orde maken. Zeg maar de backbone tussen de grote steden, langs het spoor. Daar liggen al de kabels van het NS-net, voor het grootste deel glasvezel. BT is al een jaar of vijf actief op de Nederlandse markt, dus we hebben al veel klanten in de groot-zakelijke markt. Die zitten vaak op industrieterreinen, die we met vaste verbindingen, glasvezel door de grond, aansluiten op ons netwerk. Datzelfde doen we met bedrijven elders waarvan veel verkeer te verwachten valt."
Voor de particuliere markt is "dat niet altijd even rendabel", aldus Van der Meulen, en ook niet nodig. "Als je de huidige capaciteit van de kabelmaatschappijen en PTT Telecom bij elkaar telt, is er ruim voldoende capaciteit beschikbaar. Als je tenminste tot goede afspraken kunt komen over de inter-connect tarieven die ons worden toegerekend. Dan kun je beter meeliften met het PTT-net in de local loop, zeg maar de laatste kilometers naar de huiskamer. Uit milieu-technische overwegingen geloof ik ook niet dat veel mensen erop zitten te wachten om hun voortuintje weer ondersteboven te laten graven voor een derde gat in de muur. Bovendien komen er nieuwe, mobiele technieken beschikbaar die graven en boren overbodig maken. Binnen twee tot drie jaar zullen de mobiele technieken kwalitatief aanzienlijk verbeteren en zoveel toegepast worden dat de prijs een stuk zakt. Dat gaat dan een geweldige vlucht nemen."
Flink investeren
Ook Enertel is al flink op streek. De backbone door Nederland van de joint venture Enertel is klaar, aldus Ketelaars. "Daarnaast heb je de regionale netten die van regionale telecombedrijven zijn, regionale backbones. Allemaal gebaseerd op ringstructuren van glasvezelkabel. Die worden gekoppeld aan het landelijke net en voor het grootste deel is dat al gebeurd. De tien regio-netten zitten met elk twee interconnectiepunten vast aan het landelijke net. De verbinding blijft dus altijd in stand, ook als een graafmachine de kabel stuk zou trekken. Een redundant systeem, zoals dat zo mooi heet. Aan deze regionale netwerken zitten de trunks van de kabelnetten en energiebedrijven vast, ook weer met dubbel uitgevoerde verbindingen. Die kabelnetten zullen we in de komende periode gaan ‘verglazen’, omzetten in glasvezel. Hier in het Brainpark in Rotterdam vind je een typisch voorbeeld van die opzet: de landelijke backbone, een regionale in Zuid-Holland, de trunk door Rotterdam en de ring door Brainpark, waaraan de klanten verbonden zitten. Dat is de opzet van het netwerk."
De kabelnetten moeten dan wel geschikt gemaakt worden voor tweeweg-verkeer. De regionale partners in Enertel zijn alleen daaraan volgens insiders de komende drie jaar al drie miljard gulden kwijt. Enertel investeert zelf de komende twee jaar zo’n 150 miljoen gulden in het netwerk. Telfort investeert de komende drie tot vier jaar één tot anderhalf miljard in zijn netwerk. Cijfers die overigens haast in het niet vallen bij de bedragen die PTT Telecom uitgeeft aan het aanpassen en vernieuwen van de infrastructuur: 2,5 miljard gulden per jaar.
Piramidaal opgebouwd
Johan Kooij, directeur Productie van PTT Telecom: "Wij investeren, net als de beide andere, in glasvezel en in centrales. Wij hebben een universele leverplicht, want we zijn volgens de Europese regelgeving een ‘dominante speler’ op de markt. Wie een marktaandeel heeft van minimaal 25 procent is een dominante speler, die als verplichting krijgt overal waar vraag is standaardproducten te leveren tegen dezelfde prijzen. PTT Telecom heeft in Nederland 1300 centrales staan. Dat is een vrij wezenlijk verschil met Enertel en Telfort. Die kunnen naar behoefte in een bepaald tempo dingen uitrollen. Dat stadium hebben wij natuurlijk al eeuwenlang achter ons gelaten. 1300 Centrales is veel te veel met de moderne technologie, waar je met behulp van ATM (asynchronius transfer mode) zelf breedband kunt schakelen en dus spraak, beeld en data over dezelfde verbindingen kunt rondpompen. Dus gaan ook wij naar ATM-centrales toe."
Het netwerk van PTT Telecom is piramidaal opgebouwd, legt Kooij uit, van de aansluiting via de nummercentrale naar de districtscentrale, en op de top de internationale centrale. "We zijn natuurlijk bezig het aantal centrales te verminderen, en hebben ook op het transport- en transmissiedeel nogal wat gedaan. Maar omdat ons netwerk als een complete piramide is opgebouwd kun je niet alle investeringen richten op Amsterdam Zuid-Oost en niet op Schiermonnikoog. We hebben daarentegen in de steden wat wij noemen City-rings aangelegd, in Amsterdam voor financiële bedrijven, in Rotterdam voor havenbedrijven en in Den Haag voor de ministeries. Die hebben allemaal al glasvezel-bekabeling." Voor de consumenten-aansluitingen is dat echter ondoenlijk, zo denkt Kooij. "Fiber to the home, dat is onbetaalbaar. Zelfs in Japan en de Verenigde Staten zijn ze ervan teruggekomen. Komt er ergens een nieuwe wijk, dan zullen we direct overgaan tot het leggen van glas. Maar ons hele net? Vergeet niet dat de onderkant van ons netwerk een waarde vertegenwoordigt van om en nabij de vijftien miljard gulden."
Kiezen en onderhandelen
Zowel Enertel als Telfort zijn al actief op de Nederlandse telecom-markt. Enertel verwacht het lopende jaar een omzet te behalen van rond tweehonderd miljoen gulden, met name uit de sector huurlijnen. Telfort kan bogen op het portfolio van British Telecom, dat met name actief was op het terrein van internationale datacommunicatie. "Wij zijn op dat gebied in vijf jaar tijd marktleider in Nederland geworden", aldus Van der Meulen. De omzet van Telfort beloopt "enkele honderden miljoenen". Over de producten en diensten die beide ondernemingen de komende tijd op de markt zullen brengen, willen ze aan de vooravond van hun officiële start nog niet veel kwijt. Enertel is nog het openhartigst: het bedrijf verkoopt sinds een paar maanden point-to-point huurlijnen van 2, 34 en 140 megabit/seconde. In de spraaksector brengt het bedrijf deze zomer Isdn Primary Rate (VCN-30) (Integrated Services Digital Network) op de markt, in het najaar gevolgd door Isdn-2 Multiples.
De grote gebruikers van telecommunicatie in de zakelijke markt, verenigd in de BTG, zitten op het vinkentouw. Directeur De Liefde, tijdens het interview nog directeur van BTG, maar inmiddels gevestigd als zelfstandig adviseur, is heel stellig in zijn mening. "Alle operators, ook de nieuwe, hebben de groot-zakelijke markt als nummer één in hun businessplannen staan. Dat betekent dat er om die markt behoorlijk strijd wordt geleverd. Voor mijn achterban heeft dat de plezierige consequentie dat men kan kiezen en kan onderhandelen over de prijs. Ik denk dat de aanbieders niet moeten verwachten dat het geld voor het oprapen ligt. Men zal hard moeten werken voor zijn geld in deze markt." Voor de grootgebruikers zullen die onderhandelingen altijd gaan om maatproducten, weet De Liefde. "Dan moet je denken aan bulkcontracten, maar ook aan specifieke afspraken over facturering, afspraken omtrent de opbouw van het netwerk, de mogelijkheid om zelf een stuk van het netwerk te kunnen finetunen door bandbreedte bij te schakelen, zonder tussenkomst van de netwerkbeheerder."
Is de invalshoek van de aanbieders eerder te zoeken in de sector prijs of eerder in kwaliteit, aanbod, bandbreedte en snelheid? "Dat is een aardige. Alle nieuwe aanbieders zeggen: prijs is maar secundair, het gaat om de nieuwe diensten. In wezen hebben ze daar natuurlijk gelijk in. Alleen hebben ze geen gelijk in de Nederlandse marktsituatie, want wij vinden het prijsniveau waarop de concurrentie zich afspeelt gewoon nog een orde te hoog. Prijs komt op dit moment dus nog steeds op de eerste plaats." De BTG vindt het tariefniveau in Nederland nog steeds te hoog in vergelijking met landen waar ‘echte concurrentie’ heerst: de VS, Zweden en Finland.
Tarieven omlaag
"Neem nou huurlijnen, toch een soort basisvoorziening voor veel bedrijven", vervolgt De Liefde. "De prijzen daarvan zijn in Zweden minder dan de helft van die in Nederland. Een paar jaar geleden was het nog een kwart, dus we gaan vooruit, maar we zijn er nog lang niet. Het betekent dat een heleboel applicaties die in Zweden lonend zijn, zoals het werken op afstand, het uit elkaar halen van verschillende functies van het bedrijf, die je dan weer koppelt middels telecommunicatiemiddelen, in Nederland gewoon nog niet haalbaar zijn door het tariefniveau. Daarmee schaad je dus de economische ontwikkeling van Nederland."
Telfort en Enertel zijn ervan overtuigd met de splinternieuwe technologie in hun kabelnetten en centrales de kosten en dus de tarieven omlaag te kunnen brengen. Precieze bedragen of percentages komen daarbij echter (nog) niet aan de orde. Ketelaars van Enertel: "Omdat we later zijn dan andere zullen we zowel op de mobiele als op de vaste lijnen de nieuwste technieken kunnen gebruiken. We gaan op zoek naar de meest optimale convergentie of synergie tussen de vaste en mobiele mogelijkheden voor de zakelijke markt. Enertel doet dat op zijn eigen infrastructuur, waardoor we op termijn een intrinsiek lagere kostprijs hebben: we hebben immers alles in eigen beheer."
Van der Meulen van Telfort denkt langs vergelijkbare lijnen: "Wij kunnen putten uit de ervaring die in British Telecom en andere joint ventures uit de BT-MCI hoek is opgedaan; als het ware dingen hergebruiken. Het eerste dat we daarmee willen nastreven is een kostenbesparing. Technologie, technieken en systeemsoftware uit de andere netten goed gebruiken in de nieuwe netwerken die we aanleggen. Dit omdat hoge tarieven Nederland inderdaad op een achterstand zullen zetten, en we willen juist Nederland in een vooruitgeschoven positie hebben, want dat trekt alleen maar werkgelegenheid aan. Je moet zorgen dat de infrastructuur één van de beste èn één van de goedkoopste is in de wereld."
In de kopgroep
PTT Telecom richt zich wat de kwaliteit betreft op de top van de telecom-bedrijven in de Verenigde Staten. Kooij: "In Europa zijn we immers allang nummer één, zeg ik maar even verwaand, want het is namelijk zo. Ik vind niet dat we in Europa structureel een tarievenprobleem hebben als we ons vergelijken met Noord-Amerika bijvoorbeeld, en zodra de Nederlander net zoveel gaat bellen als de Amerikaan worden we nog goedkoper. Wij zijn al jaren bezig om het aantal gesprekken en de duur daarvan omhoog te krijgen. Het is in Engeland hoger, en in de Verenigde Staten aanzienlijk hoger. Ons net is gemiddeld maar twaalf minuten per etmaal effectief in gebruik."
"Telecom doet dat met de bekende spotjes op radio en televisie: ‘laat eens wat van je horen’, ‘baby huilt niet meer als mama even aan de telefoon is’. Maar voor de heer Verwaayen hadden wij een hoofddirecteur die hoogstpersoonlijk op de televisie kwam vertellen: ‘houdt het kort’ als het over bellen ging. Daar komen wij vandaan. De jeugd stemt gelukkig hoopvol", vindt Kooij.
Ook dataverkeer kan een bijdrage zijn aan het beter benutten van het netwerk. "Daarom is PTT Telecom zo actief bezig met Internet, met Isdn. Nederland zit in de kopgroep bij het uitrollen van Isdn. In Media Plaza in Utrecht laten we zien wat een snelle verbinding betekent voor de bedrijfsvoering. Het is dus heel erg op bedrijven gericht. Dat is ons gevecht – en dat wordt ook het gevecht van Telfort en van Enertel: om te kijken of je meer over het net kunt krijgen dat er ligt."
In een tweede artikel volgende week komen de nummer-portabiliteit, de tarieven voor het gebruik van elkaars netwerk, het toezicht op de concurrentie door de overheid en de internationale ontwikkelingen aan bod.
René Rippen en Mark Plekker,
redactie Computable