Op 1 januari 1999 vindt de invoering van de euro plaats. Niemand weet exact wat de gevolgen voor de automatisering zijn. Alleen de financiële wereld lijkt in opperste staat van paraatheid; de politiek hult zich in stilzijgen. Een gesprek met Herman Gels, euro-consulent bij Cap Gemini, en Paul Tirion, programmamanager Economische en Monetaire Unie van Fortis.
Op 1 januari 1999 gaat de Europese Monetaire Unie van start met de euro als gemeenschappelijke munt. Het Europese Stelsel van Centrale Banken voert vanaf dat moment een gemeenschappelijk monetair- en wisselkoersbeleid. EMU-deelnemers zullen aan de euro, en daarmee aan elkaar, worden vastgeklonken. De overgang gaat niet gepaard met een Big Bang, maar gebeurt in fases. De financiële markten zullen vrijwel onmiddellijk op de girale euro overstappen, terwijl de introductie van de chartale euro geleidelijk zal verlopen.
Omstreeks 1 januari 2002 worden de bankbiljetten en het muntgeld in euro’s in omloop gebracht. Zes maanden later houden de nationale munteenheden op te bestaan en vormt de euro het enig wettig betaalmiddel. De overgangsperiode van drie jaar is hard nodig, omdat de invoering van de euro een omvangrijk project is. Alleen al voor het aanmaken van nieuwe munten en bankbiljetten is drie jaar nodig.
Verantwoordelijkheid
De exacte gevolgen van de invoering van de euro voor het bedrijfsleven zijn nog in nevelen gehuld. Herman Gels, euro-consultant bij Cap Gemini, meent dat de houding van de politiek hier mede debet aan is. "Het is de taak van de politiek om ondernemers adequaat te informeren over die gevolgen. De overheid laat zich daar weinig of niets aan gelegen liggen. Zelf zal zij namelijk pas eind 2001 op de euro overstappen. Als initiatiefnemer heeft de overheid echter de maatschappelijke verantwoordelijkheid om na te gaan wat de stand van zaken is. Zij moet zich afvragen of er in 1999 wel voldoende massa is om de sprong te wagen en daarmee het aantal slachtoffers in het bedrijfsleven te beperken."
"De politiek trekt met de euro een gigantisch project van de grond. Dan moet je dat ook op een nette manier behandelen. Er is vandaag de dag volop kennis aanwezig hoe er met grote projecten moet worden omgegaan. Die kennis wordt met voeten getreden."
"Wij hebben de Europese Commissie een suggestie gedaan om halverwege dit jaar via de belastingkanalen – waar iedere ondernemer geregistreerd staat – een enquêteformulier naar ieder bedrijf te sturen. Op dat formulier staat een aantal kernvragen over de euro. Verlang van die ondernemer dat hij die vragen beantwoordt en laat zijn accountant dat formulier ondertekenen. Dan heeft het nog enig waarheidsgehalte. De uitkomsten zijn te gebruiken als een eerste check hoe het Europese bedrijfsleven er eigenlijk voor staat. Dat is ook een instrument om de kosten te ramen. Niet voor niets circuleren er schattingen die sterk uiteenlopen. Waarom houden ondernemingen een slag om de arm? Omdat verreweg de meeste partijen niet weten wat de inhoud van het euro-project is", aldus Gels. "Vaak ontbreekt de vereiste basiskennis."
Lakse overheid
Ook Paul Tirion, programmamanager Economische en Monetaire Unie van Fortis Nederland, is niet te spreken over de houding van de overheid. Fortis Nederland is het financiële concern waarvan verzekeraar Amev, VSB Bank, GWK Bank en MeesPierson deel uitmaken.
"Den Haag wacht bewust met een voorlichtingscampagne tot voorjaar 1998. Dan is de beslissing gevallen. Dat is hun denkwereld. Een slechte zaak. Het gaat erom de ondernemers vandaag al wakker te schudden. Politici weten niets over de complicaties voor het bedrijfsleven. Zij hebben daar maar zeer beperkt over nagedacht. De politiek heeft wel een tijdslijn afgesproken. Maar zijn ze ooit bij het bedrijfsleven langs geweest met de vraag wat dit allemaal betekent voor de zakenwereld?. Dat is tot op de dag van vandaag niet gebeurd", constateert Tirion.
De financiële sector lijkt de enige te zijn die zich nu al serieus voorbereidt op de invoering van de euro. Die ernst is geboren uit noodzaak, omdat de euro vooral voor hen een ingrijpende omwenteling betekent. Niet alleen moeten banken met een andere basisvaluta werken, ze verliezen ook een deel van hun inkomsten door het wegvallen van de valutatransactiewinsten.
Tot voor kort beschouwden velen de kwestie rond de euro als een relatief eenvoudige exercitie. Het was niet veel meer dan de invoering van een nieuwe rekeneenheid in computers, waarbij juristen de mogelijke consequenties voor bestaande contracten onder de loupe zouden nemen. "Inmiddels zijn de pragmatici aan het woord en dat is een stuk interessanter", zegt Tirion. "De banken en verzekeraars beschouwen de euro nu als een concurrentie-item. Dat was in eerste instantie niet aan de orde, maar doordat er een lange overgangsperiode is, moeten we wel. Wie op 1 januari 1999 geen goede euro-diensten kan aanbieden, verliest klanten."
Euro-proof
Een bank kan niet over twee jaar tot de conclusie komen dat het roer om moet, omdat de concurrentie het anders en beter doet. Er zal eerst een marketingvisie moeten komen. Pas daarna kan er overleg volgen over de commerciële euro-aanpassingen met de IT-mensen. De laatste fase in een migratietraject is de conversieslag.
Volgens Tirion kost het banken moeite om medewerkers bewust te maken van het feit dat de euro een marketingonderwerp is. "Nog steeds roepen financiële instellingen en andere bedrijven veel te vroeg dat hun systeem euro-proof is. Ze moeten eerst vaststellen wat hun IT-wensen zijn, gerelateerd aan de zakelijke verwachtingen."
"Vaak denkt men klaar te zijn als men verschillende valuta-eenheden kan verwerken. Maar verschillende rekeneenheden hebben de nodige consequenties voor de systemen van banken. De euro wordt ook een binnenlandse betalingseenheid. Daarom is het geen vreemde valuta die zonder enige moeite in het systeem kan worden opgenomen."
De nieuwe bankdiensten zullen meestal bestaande producten zijn, maar dan gestoken in een euro-jasje. Het marktonderzoek is erop gericht aan de weet te komen hoe klanten reageren op de invoering van de euro. Een belangrijke prikkel voor de financiële wereld is dat de beurs vanaf het begin van 1999 in euro’s noteert, handelt en afwerkt. Als gevolg hiervan willen bedrijven hun financiële gegevens ook in euro’s afgedrukt zien en niet meer in guldens.
Maar er kunnen meer prikkels komen, bijvoorbeeld van de auto-industrie. Tirion verwacht dat ook zij snel op euro’s overstapt en dat dit eveneens een sneeuwbaleffect veroorzaakt. "Nederland is een land dat veel handel drijft – ook in het midden- en kleinbedrijf. Mijn inschatting is dat klanten hun financiële instellingen vrij vlot om euro-afschriften zullen vragen."
Jaar 2000
Behalve met de euro hebben banken ook te maken met de ‘jaar 2000’-problematiek. Beide projecten worden doorgaans gescheiden gehouden. Dat adviseert ook Herman Gels. "Het zijn twee totaal verschillende problemen. Bij de euro draait het om een verlegging van de geldstroom, een kwestie die bij het jaar 2000 niet aan de orde is. De aanpassingen zijn veel ingewikkelder. Dit gegeven moet in het voortraject – het inventarisatie-onderzoek – en de marketingplannen worden meegenomen."
"Het mobiliseren van personeel dat vanuit deze optiek het probleem oplost, is van een geheel andere orde dan bij het jaar 2000. In een later stadium, wanneer het euro-project is gedefinieerd en het tijd wordt voor de detailanalyse en de testen, kunnen we bezien of werkzaamheden met die van het jaar 2000 kunnen samenvallen. Zo strak zijn beide projecten ook weer niet van elkaar gescheiden."
Gels kan niet uit de voeten met de vraag welk probleem belangrijker is. Daar gaat het niet om en daar is ook geen eenduidig antwoord op te geven, vindt hij. "Dat hangt van de grootte van de IT-fabriek af. Een kleine bank, waarin alle programmatuur is geïntegreerd in één systeem, vereist een andere benadering dan een grote bank, waarin elke functie is uitvergroot in een afzonderlijk deelsysteem. Ook bepaalde applicaties vragen om een speciale aanpak. Renteberekeningen bijvoorbeeld zijn vaak een heel apart stuk programmatuur. Daarop worden aparte analyses losgelaten. De euro is niet één project, het is een waaier van projecten."
"Bij Fortis beschouwen wij de euro als een zwaarder probleem dan het jaar 2000", constateert Tirion. "Voor beide projecten hebben wij werkgroepen in het leven geroepen. Maar voor de euro zijn momenteel een paar honderd man in touw om de zakelijke gevolgen te analyseren. Applicaties voor het zakelijke bancaire verkeer moeten bijvoorbeeld eerder worden aangepast dan die voor het particuliere. Voor dit laatste deel kunnen wij echter niet mikken op 1 januari 2002. Om problemen te voorkomen, bijvoorbeeld met lange-termijncontracten, is het raadzaam om alle systemen op 1 januari 1999 voor de euro gereed te hebben."
Op dit moment is Fortis met een inventarisatie-onderzoek bezig. Aan het hoofd van de projectorganisatie staat een stuurgroep, waarin ook de IT-manager zitting heeft. De stuurgroep wordt op haar beurt begeleid door de Raad van Bestuur. Meestal tonen topmanagers weinig belangstelling voor IT-zaken, maar in het geval van de euro ligt dat duidelijk anders. "Dat moet ook wel", vindt Tirion, "omdat het project een groot risico vormt voor het voortbestaan van de bank, als het niet goed gaat."
Rijkelijk laat
Tussen de banken in Nederland vindt regelmatig overleg over de euro plaats. Afgelopen februari resulteerde dat in een convenant tussen de banken. Rijkelijk laat in vergelijking met België waar het bankwezen dit vorig jaar zomer al had geregeld. Het overleg richt zich vooral op het interbancaire betalingsverkeer, maar tot harde afspraken is men nog niet gekomen.
"Over producten in relatie tot de euro wordt niet gesproken, laat staan dat daar afspraken over worden gemaakt", stelt Tirion. "Dat doet geen enkel bedrijf en een bankinstelling dus ook niet. Waar banken wel met elkaar over spreken is de gemeenschappelijke infrastructuur, Interpay en onderwerpen als het massale betalingsverkeer en de afrondingsproblematiek. Door transacties tussen banken kunnen afrondingsverschillen ontstaan. Bij kleine bedragen is de foutkans klein, dat valt niet op. Maar grote bedragen gaan geheid problemen geven."
De banken zijn verantwoordelijk voor inhoudelijke afspraken over het interbancair verkeer en de euro. De Nederlandsche Bank ziet erop toe dat de continuïteit en de betrouwbaarheid van het betalingsverkeer niet in gevaar komen. Daarom heeft de Nederlandsche Bank samen met de Nederlandse Vereniging van Banken een aantal werkgroepen over de euro geformeerd. "Als regisseur, maar de centrale bank schrijft niets voor", benadrukt Tirion.
Basisvaluta
In het bancaire elektronische verkeer draait het om het uitwisselen van berichten in gedefinieerde formaten. Hierin ligt vast welke gegevens worden doorgegeven, zoals de bedragen, de productcodes voor bijvoorbeeld een acceptgiro of een overschrijving, of een code voor een particuliere of zakelijke rekening. Deze codes bepalen weer welke achterliggende programma’s worden geactiveerd.
Ieder systeem hanteert een base currency (een basisvaluta). Volgens Gels is het valutavraagstuk lastig en zijn er maar weinig mensen die er veel van afweten. "In banksystemen is de base currency dè valuta waarin alle andere waarden worden vertaald aan de hand van koerstabellen. Bijvoorbeeld: één euro is 2,19 gulden. Als de basiswaarde de gulden is, en dat is het geval bij het overgrote deel van de systemen in Nederland – in België is dat de Belgische franc en in Duitsland is dat de D-mark – dan moet daar de euro als tweede base currency bijkomen. Afhankelijk van die tussenliggende periode 1999 – 2001, waarin zowel in de ene waarde als in de andere waarde wordt uitgedrukt, moet het hele uitdrukkingsproces worden aangepast, mèt print- en schermprocessen. Dat vergt nogal wat."
Een erg belangrijk technisch vraagstuk bij het europroject vormt de keuze voor de aanpassingsmethode in de overgangsperiode. Zo is er bijvoorbeeld de keuze tussen de ‘conversiemodule methode’ of de ‘parallelle currency methode’. Bij de eerste blijven de deelsystemen intact door er conversiemodules bij te plaatsen. Het systeem verwerkt de transactie in guldens of euro’s en kijkt in welke basiswaarde het bedrag uiteindelijk moet worden verwerkt.
Bij de parallelle currency-methode heeft elk formaat twee bedragsvelden aan zowel de inkomende als de uitgaande kant: één voor de gulden en één voor de euro. Gels: "Het voordeel hiervan is dat het vrijer in het gebruik is: een bank bepaalt zelf welk veld wordt gepakt. Maar de systemen moeten wel conform worden aangepast."
Aanpassingen
Bij de monocurrency-methode legt een bank alleen een schil om de conversiemodules en test deze vervolgens. In de parallelle oplossing daarentegen wordt gesneden in de deelsystemen. Dergelijke aanpassingen grijpen zeer diep in, vooral bij banken die tienduizenden programma’s hebben. Dat vergt uitvoerig testen, terwijl aan het bouwen en ontwerpen van het testtraject hoge kosten en risico’s zijn verbonden.
Gels: "Daarbij moet je wel bedenken dat deze aanpassingen alleen nodig zijn om die periode van drieëneenhalf jaar te overbruggen. Daarna kunnen ze worden weggegooid. Een bank doet er goed aan zijn deelsystemen niet aan te passen, tenzij het niet anders kan. Voor zover mij bekend hebben banken ook geen plannen om, met de euro als aanleiding, hun machinepark te moderniseren. Dat zijn ingrijpende gebeurtenissen. Je kunt op je vingers natellen dat een complex systeem niet één-twee-drie te vervangen is."
"Klanten vallen hun banken regelmatig lastig met de vraag wat hen te wachten staat nu het euro-project al weer een jaar loopt. De banken antwoorden dan dat zij nog volop met elkaar in discussie zijn over formaten en methoden. De banken kunnen over toekomstige interfaces nog geen klare wijn schenken en daar brengt het bedrijfsleven weinig begrip voor op."
Fraaie pakketjes
Het is Gels’ ervaring dat er tijdens een onderzoek naar de IT-infrastructuur in de bankwereld een conglomeraat van systemen opduikt. "Eerst wordt er ingezoemd op een systeem. Dan komen er allerlei brokken tevoorschijn die, bij nader onderzoek ook weer uit allerlei brokken blijken te bestaan. De diversiteit en onderlinge verbondenheid van deelsystemen zijn afhankelijk van de massaliteit van verwerkingen en de grootte van de bank."
"In een migratietraject moet duidelijk worden hoe de infrastructuur-ondersteunende systemen in elkaar zitten en welke diensten daarvan gebruikmaken. Stel, simpel gezegd, een bank heeft dienst a, b en c. Dienst a blijkt deelsystemen te gebruiken die ook door de andere diensten worden aangesproken. Die infrastructurele deelsystemen zullen dan als eerste moeten worden aangepast."
De vraag hoe ver een bank met zijn strategie en aanpak nu moet zijn om 1 januari 1999 te kunnen halen, is volgens Gels niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. "Dat verschilt per instelling en heeft ook met de startsituatie te maken. Als een organisatie net een nieuw platform heeft staan met hypermoderne spulletjes en fraaie pakketjes, is het invoeren van een dataveld in een bedrijfsproces niet zo’n groot probleem."
"De collega die beschikt over verouderde systemen en een incomplete documentatie, heeft een veel groter probleem. Daarnaast spelen ook nog andere aspecten een rol. De pakketleveranciers van een instelling bijvoorbeeld. Zijn die wel op tijd voor de euro-omschakeling? Een ander aspect vormt de testperiode. Onderschat dat niet. Dat kost een hoop tijd en geld. In het algemeen kun je zeggen dat de grote banken het uiteindelijk wel zullen redden. Die zijn mans genoeg om de klappen op te vangen, zelfs al verliezen ze straks procenten van de markt."
Hobbyisten
"In de andere sectoren van de samenleving bestaan ook grote verschillen in startposities. Als een industriële onderneming bijvoorbeeld gebruik maakt van SAP, dan heeft ‘ie het al een stuk rustiger. Maar dezelfde bedrijfstak kent ook ondernemingen met een stel hobbyisten die ooit een eigen systeem hebben gebouwd… "
"Verder zijn er nog de kleine zelfstandigen die een winkeltje of een bedrijfje runnen. Het overgrote deel daarvan maakt gebruik van betrekkelijk simpele pakketten of heeft het uitbesteed aan een administratiekantoor. Veel pakketleveranciers hebben de neiging om hardere standpunten van de regering af te wachten. Mijn advies is om tijdig bij een leverancier of kantoor aan de bel te trekken en te vragen hoe het ermee staat."
"Iedereen heeft bij het euro-probleem de neiging om te generaliseren. Laten we daar in godsnaam mee ophouden. Veel belangrijker is dat bedrijven hun eigen situatie serieus aanpakken. Als ze niet in staat zijn hun huiswerk te maken, laat ze dan mensen inschakelen die hulp kunnen bieden. Misschien valt het allemaal reuze mee, voor veel bedrijven zal dit wel zo zijn, maar dan weet je in ieder geval hoe de vlag erbij hangt."
Paul Tirion van Fortis Nederland vindt dat iedere internationaal opererende ondernemer zich inmiddels moet hebben afgevraagd wat de euro voor zijn organisatie betekent. "Hij moet zich in ieder geval hebben georiënteerd, anders is het nu te laat. Een deel van het bedrijfsleven is al redelijk laat."
Ramp
"Er bestaat geen betrouwbaar totaaloverzicht van de gevolgen van de euro-invoering", constateert Gels. "Niemand weet precies hoe de situatie in Nederland er uitziet. De overheid niet, de branche-organisaties niet en de ondernemers zelf ook niet. De vereiste basiskennis is bij heel veel mensen niet aanwezig. Dat maakt de acceptatie van het vraagstuk dubbel zo lastig. Het jaar 2000 dat snapt iedereen wel. Maar de euro is wat anders. Dan moet je kennis hebben van administratieve systemen, boekhouden, een andere base currency – alleen de term al -, duale verwerking en dergelijke."
"De grote jongens", vervolgt Tirion, "hebben hun zaakjes geregeld. Maar ik hou mijn hart vast voor het midden- en kleinbedrijf. Al hun onaangepaste overzichten zijn waardeloos geworden, wanneer de euro wordt ingevoerd. Die mensen hebben op automatiseringsgebied twee linkerhanden en zoeken naar hulp. Maar de beschikbare capaciteit is door de grote vraag beperkt."
Een ander probleem vormen de honderden pakketten die bedrijven gebruiken. Dat gaat in de ogen van Gels en Tirion een ramp worden. Denk maar aan broncodes die niet meer worden ondersteund, pakketten die niet meer worden beheerd, documentatie die zoek is of de leverancier die niet meer bestaat. Ook duurt het geruime tijd voordat een bedrijf überhaupt antwoordt. "Er komen geheid lijken uit de kast", zegt Gels, "maar ik heb er geen overzicht van. Het feit dat je er zo weinig over hoort, is een teken aan de wand."
Rik Sanders is redacteur van Computable