Na een slappe periode gaat het de informatica-opleidingen aan de hbo’s weer voor de wind. De verwachting is dat straks het aantal eerstejaars opnieuw zal stijgen. Het bedrijfsleven staat te springen om afgestudeerden, dus dat komt mooi uit. Toch is er uit die hoek veel kritiek op het onderwijs. Het is onduidelijk waar de vele informatica-opleidingen aan hbo’s eigenlijk voor staan. Is de tijd rijp voor sanering?
Voor studenten met een hbo-diploma informatica breken weer vette jaren aan. Na een slappe periode groeit de automatiseringsbranche als kool. Bedrijven staan aan de poorten van de hogeschool te wachten op vers bloed dat vertrouwd is met de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van Internet, intranetten en multimedia. Het HBO-I-platform (de overkoepelende organisatie van informatica-opleidingen) schat dat de vraag naar afgestudeerden maar liefst vier keer zo groot is als het aanbod.
De hallelujah-berichten lijken nu ook te zijn doorgedrongen tot eindexamenscholieren, die voor de keuze staan welke vervolgopleiding ze straks gaan doen. Vrijwel alle hbo’s verwachten dat ze in augustus veel meer eerstejaars zullen kunnen inschrijven dan vorig jaar. De positieve trend die het afgelopen jaar begon, zet door. Dat was hard nodig, want het informatica-onderwijs zat in een flinke dip.
Uit onderzoeksgegevens van de IBG-groep in Groningen blijkt dat in 1992 1345 voltijdstudenten hogere informatica (techniek) studeerden. In 1995 waren dat er nog maar 1194. In 1991 waren er 2169 studenten bedrijfskundige informatica (heao), in 1995 was dat aantal gedaald tot 1788. Daarmee kwam een eind aan de 25 jaar durende bloei van het informatica-onderwijs op hogescholen.
Concurrentiestrijd
Begin jaren zeventig begonnen hogescholen in Eindhoven en Enschede voorzichtig met de eerste informatica-opleiding. Tot die tijd was het vak het exclusieve domein van hobbyende selfmade men (vrouwen zag je weinig) op zolderkamertjes, die eventueel nog een particuliere Ambi-opleiding volgden. In die pioniersjaren trokken hogescholen enkele tientallen studenten. Ze kampten met een gebrek aan computers en een syllabus werd als een kostbaar kleinood beschouwd, zoals te lezen is in een onlangs verschenen jubileumboekje. In eerste instantie ging het alleen om hoger technisch onderwijs. Afgestudeerden moesten worden opgeleid in ‘harde programmatuur’. Pas enkele jaren later kwamen ook enkele heao’s met aparte informatica-studies. Zij vonden dat ze niet achter konden blijven en benadrukten vooral de bedrijfskundige kant van IT.
Tot op de dag van vandaag kunnen studenten grofweg kiezen tussen een opleiding hio (hoger informatica onderwijs, techniek) of BI (bedrijfskundige informatica, heao). Er zijn maar liefst vijftien BI- en twaalf hio-opleidingen; keus genoeg dus. Eenheid in de curricula is echter ver te zoeken. Vrijwel allemaal leggen ze net weer even andere accenten. Om de zaak nog ingewikkelder te maken, kunnen aankomende hbo-studenten ook ‘informatica en informatiekunde’, ‘organisatie en informatica’ of ‘computer integrated manufacturing’ studeren – en zo zijn er nog wel een paar varianten te noemen.
Al die opleidingen proberen een graantje mee te pikken van de hausse en presenteren zich als de ultieme informatica-studie. Een mooi voorbeeld op micro-niveau van de opvlammende concurrentiestrijd is de Hogeschool van Utrecht. Deze hogeschool kent maar liefst drie informatica-opleidingen. Naast de traditionele bedrijfskundige en technische opleidingen is er de School voor Communicatiesystemen. Sinds enige tijd vraagt de hogeschool van Utrecht zich af of het niet verstandig is tot meer eenheid te komen, mogelijk zelfs tot een fusie. Onderzoekers van de Stichting Surf zullen daar binnenkort advies over uitbrengen. Op veel enthousiasme van de opleidingen hoeft men niet te rekenen; geen van drieën wil de eigen identiteit zomaar prijsgeven.
Intermediair-functie
Vooral de School voor Communicatiesystemen krijgt het benauwd van fusieplannen. De opleiding groeit de pan uit. Vijfeneenhalf jaar geleden startte de School met tachtig studenten. Tegen de verdrukking in bleef men groeien tot het huidige aantal van 550 studenten. Kom daar maar eens om bij de hio-opleiding aan dezelfde hogeschool, die te kampen heeft met imago-problemen rond technische beroepen.
"We zitten niet echt te wachten op samenvoeging met de andere informatica-opleidingen", geeft directeur Djujan Bijstra toe. "We zitten in het segment waarin de groei, de hype, zit." De School voor Communicatiesystemen speelt perfect in op de rage die Internet en multimedia-toepassingen zijn. Studenten zijn gespecialiseerd in het ontwerpen, beheren en gebruiksvriendelijk maken van Internet-sites. Ook intranetten (internettoepassingen binnen een organisatie) zijn voor hen gesneden koek. De School voor Communicatiesystemen kreeg om te starten een grote buidel geld van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De bedoeling was studenten op te leiden tot intermediair tussen technici, managers en gebruikers van elektronische communicatiesystemen. Dat doel streeft men nog altijd na.
"Studenten worden aan de poort weggeplukt", zegt Bijstra. Ze komen vooral terecht bij uitgeverijen en omroeporganisaties, maar ook bij softwarehuizen en grote industriële ondernemingen. Bijvoorbeeld als webmaster: iemand die Internet gebruiksklaar maakt, het technisch beheer doet en ook voor vormgeving zijn hand niet omdraait. De student moet veel inzicht hebben in de organisatie, want het gaat niet om ingewikkelde trucjes toepassen, maar om de meerwaarde van ict (informatie- en communicatietechnologie), zo legt Bijstra uit.
De School voor Communicatiesystemen is echter lang niet meer de enige die de intermediair-functie claimt. Ook de BI-opleidingen en zelfs harde technische studies schermen met begrippen als ‘communicatieve vaardigheden’ en ‘mensenkennis’. "Ik geef toe: we zijn al lang niet meer uniek, maar ik vind dat er een diepgaand verschil is met bedrijfskundige informatica", zegt Bijstra. "We zitten niet voor niets bij de faculteit ‘communicatie en journalistiek’. Dat bepaalt ons aandachtsgebied. We doen veel aan voice-diensten en spraakherkenning. Inderdaad, bij BI gaan ze dat nu ook doen, maar die zijn toch meer gericht op administratieve systemen."
Somber toekomstbeeld
De opleidingen mogen dan zelf graag de onderlinge verschillen benadrukken, de vraag is of het bedrijfsleven die ook ziet. Volgens Jaap Boers van het Nederlands Genootschap voor Informatici (NGI) is dat niet het geval. "Een sanering in het informatica-onderwijs is hard nodig. Het beroepenveld dat de studenten zou moeten afnemen, is onbekend met wat afstudeerrichtingen inhouden en waarin zij zich van elkaar onderscheiden. Bovendien groeien de techniek- en heao-opleidingen steeds meer naar elkaar toe."
Ook over het niveau van afgestudeerden is Boers ontevreden. "Van het VNO hoor ik regelmatig: theoretisch zijn hbo-afgestudeerden goed onderlegd, maar de geschiktheid om aan het werk te gaan laat te wensen over. Je hebt vaak nog een half tot een heel jaar nodig om ze bij te scholen." Een bewijs voor die stelling is dat ondernemingen steeds vaker zelf schoolverlaters opleiden tot bijvoorbeeld software-engineer; Raet en Siemens zijn voorbeelden daarvan. De onderneming kan op die manier jonge mensen makkelijk plooien in de eigen bedrijfscultuur. Daar gaat het om, zo vindt Boers. "Mijn persoonlijke visie is dat informatica nog steeds te veel opleidt volgens de strakke principes van de wiskunde, terwijl een bedrijf heel andere logica kent. Of het merendeel van de werknemers uit Brabant of Groningen komt, scheelt bij wijze van spreken al. Afgestudeerden leren onvoldoende inspelen op die variëteit."
Boers schetst een somber toekomstbeeld voor de informatica-opleidingen. Er zal altijd wel behoefte blijven bestaan aan een aantal puur technische mensen (voor het maken van chips, hoewel dat dicht tegen elektrotechniek aanhangt), maar verder worden aparte vierjarige opleidingen overbodig. Het gebruiksgemak van informatiesystemen zal verder toenemen en managers krijgen meer kennis in huis. Het is in zijn visie logischer als branchegerichte opleidingen op het gebied van transport, bankwezen of elektriciteit informatica in hun onderwijs verweven.
Hand in eigen boezem
De kritiek van het NGI is niet van vandaag of gisteren. Het bedrijfsleven heeft het onderscheid tussen hio en BI eigenlijk nooit begrepen. Advertenties waarin een bedrijfskundig informaticus werd gevraagd terwijl de taakomschrijving puur programmeren was, waren schering en inslag. Het HBO-I-platform probeert daar al heel lang iets tegen te doen door de ‘dat is jammer-actie’. Bedrijven die ‘verkeerd’ adverteren, krijgen een beleefd maar vermanend briefje toegestuurd, met de vraag of het voortaan anders kan.
Dat de hbo’s de hand in eigen boezem moeten steken, hebben tal van onderzoeken bewezen. Het onderscheid tussen BI en hio is niet duidelijk of relevant, stond ondermeer in een rapport dat in 1993 verscheen. In datzelfde jaar kwam ook het verslag van de visitatiecommissie die de informatica-opleidingen onder de loep nam. De conclusies waren netjes geformuleerd, maar keihard. Ontwikkelingen in het veld werden moeilijk bijgebeend.
Vooral BI-opleidingen kregen onderuit de zak. Ze waren te veel geïncorporeerd binnen de heao-cultuur en daardoor eenzijdig gericht op economische en administratieve processen. Door de gemeenschappelijke heao-propedeuse gingen veel kostbare uren verloren. Het ergste was dat de vijftien opleidingen het allemaal op hun eigen manier net even anders deden.
Strategische oplossingen
Er moest snel meer helderheid komen. De visitatiecommissie gaf zelf vast een voorzetje. Zij bedacht drie strategische oplossingen voor hogescholen. Ten eerste: BI kon worden samengevoegd met hio. Deze koers betekent een verzwaring van de technische kant, door meer aandacht voor systeemontwerpen en -bouwen. Een tweede oplossing is een informatica-opleiding die een nog zwaarder accent legt op bedrijfskunde. Die moest I-BK gaan heten. Ten derde, zo stelde de visitatiecommissie, is een bedrijfskundige opleiding op economisch terrein met als specialisatie informatica mogelijk, ofwel een BK-I-opleiding.
Voor deze laatste optie koos de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. "We waren ontevreden over de BI-opleiding, omdat die toch een beetje vlees noch vis was", zegt opleidingscoördinator Frank Bosmans. De huidige BK-I bestaat voor 50 procent uit bedrijfskundevakken, voor 25 procent uit stages en afstudeeronderzoek en voor 25 procent uit de specialisatie informatica. Bij een IB-K-opleiding is precies het omgekeerde het geval.
De afkortingen zijn duizelingwekkend. Al met al lijkt het in plaats van helderder juist ingewikkelder geworden in het informatica-onderwijs. Echter, volgens Bosmans is er inhoudelijk meer duidelijkheid. "Hoe je het organisatorisch inpast of welke naam je het geeft, vind ik minder belangrijk."
Persoonlijke vaardigheden
Niet alle hogescholen volgen zo netjes als Leeuwarden de aanbevelingen van de visitatiecommissie. Een geheel eigen koers vaart bijvoorbeeld de hogeschool Windesheim in Zwolle met de opleiding organisatie en informatica, ook een plaatsvervanger van de oude BI. De opleiding is een combinatie van informatica, bedrijfskunde en sociaal agogisch onderwijs. Het curriculum bestaat voor ongeveer 30 procent uit professionele persoonlijke vaardigheden.
"Want je kunt nog zulke prachtige systemen bedenken, als de gebruikers er niet mee kunnen omgaan, heb je er niets aan", zegt directeur Ineke van der Wal. "Wij leren werken in teamverband, sociale effectiviteit, bijvoorbeeld via rollenspelen. Dat klinkt soft, maar kijk eens naar ontwikkelingen in bedrijven. Hier heb ik een personeelsadvertentie voor me liggen. Er staat: ‘het zijn niet de instrumenten die de muziek maken, maar de mensen’. Bedrijven vinden persoonlijke vaardigheden steeds belangrijker. Het gaat om het vermogen om continu te leren."
"Informatica is geen programmeeropleiding, daar gaat het al lang niet meer om", betoogt Van der Wal. "Het gaat om beheer, het in de hand houden van financiën, het faciliteren van bedrijfsprocessen. Daarvoor moeten afgestudeerden zich snel kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. Ze moeten een lerende houding hebben, en die kweken wij." Trots vertelt ze over de workshop-factory, waarin studenten workshops voor toepassing van softwarepakketten ontwikkelen. Andere studenten geven die workshops. Ook de helpdesks op de hogeschool worden bemand door studenten.
In de opleiding is bijzonder veel geld geïnvesteerd. Het veld dat de studenten afneemt is dan ook ‘zeer enthousiast’ over de ‘unieke, heel leuke opleiding’, zo zegt de directeur. "En echt niet de softe sector, nee, het keiharde bedrijfsleven." Van der Wal besluit met: "We zijn hartstikke eigenzinnig."
Achterhaalde opvattingen
Met die eigenzinnigheid heeft Wim Kerkhofs, voorzitter van het HBO-I-platform, het maar moeilijk. In een ultieme poging eenduidigheid te krijgen in het onderwijs stelde de vereniging van hbo-informatica-opleidingen onlangs vier opleidingsprofielen op. De opleidingen moeten in de visie van Kerkhofs een keuze maken tussen informatica in het bedrijfskundig domein, het technisch domein, software engineering, en exploitatie en beheer.
Kerkhofs beaamt dat in het verleden sprake was van wildgroei, vooral vanwege allerlei subsidieregelingen van het ministerie, de zogenaamde informatica-stimuleringsprojecten. Die leidden tot een ‘woeste ontwikkeling’, met allerlei vage branche-gerichte opleidingen, zoals laboratoriuminformatica of communicatiesystemen. "Een bepaalde groep vindt nog steeds dat dergelijke opleidingen de toekomst hebben", weet Kerkhofs. Volgens hem koesteren deze lieden, en daar rekent hij ook het NGI onder, achterhaalde opvattingen. "Ze denken nog in de trant van 1992, toen de opvatting was dat pure informatica-opleidingen geen lang leven waren beschoren. Het tegendeel blijkt echter het geval."
Kerkhofs kan zich best voorstellen dat bijvoorbeeld de Hogeschool Rotterdam en Omstreken een extra accent legt op distributie, omdat de transportsector zo’n cruciale rol speelt in de afnemende regio. Echter, dan mag het slechts gaan om accentverschillen.
De taak van Kerkhofs is de kruiwagen vol kikkers in de goede richting sturen. Hij heeft goede hoop dat dit lukt. De verplichting van een gemeenschappelijk leerplan werd weliswaar niet geaccepteerd door de leden van het platform (de hogescholen), maar die wilden het wel als referentiekader nemen. "Dat vind ik pure winst."
Of het optimisme van Kerkhofs gerechtvaardigd is, valt te betwijfelen. De opleidingen hoeven momenteel weinig moeite te doen om studenten te trekken. Ze worden slapend rijk. De druk om het onderwijsprogramma te vernieuwen is van de ketel. Waarschijnlijk zullen weer zeven magere jaren moeten aanbreken voor men echt tot sanering van het onderwijs overgaat.
Stan de Jong, freelance medewerker Computable