De eerste ICK-cao heeft bepaald geen rust gebracht aan het arbeidsvoorwaardenfront in de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologie-branche. Vormt de onlangs afgesloten cao een goede basis voor de werknemers – de vakbonden zijn het daar niet over eens. Bij de verdere ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden zou het ‘Fonds collectieve belangen ICK-branche’ een rol kunnen spelen. Ook aan de oplossing van andere problemen in de bedrijfstak, zoals de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel, zou het Fonds een bijdrage moeten leveren.
Natuurlijk weet ik ook wel dat er een mooiere cao te maken is, dat blijft ook het streven. Maar na twee jaar onderhandelen kwam de vraag aan de orde of wat er op tafel lag voldoende was om te beginnen, of dat je beter geen cao af kon sluiten. Ik vond dit als beginpunt voldoende. Mijn leden ook. Bij andere bonden ligt dat blijkbaar anders, jammer."
Onderhandelaar John Koudys van de Dienstenbond CNV verdedigt de onlangs door hem afgesloten ‘eerste cao voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologie-branche (ICK)’. Hoewel het persbericht spreekt van ‘een doorbraak in de branche’, weet Koudys goed dat er nog een lange weg te gaan is. Bovendien vraagt de cao die er nu ligt nog om veel uitleg en toelichting. Alleen al daarvoor kan het afgesproken ‘Fonds collectieve belangen ICK-branche’ volgens hem van betekenis zijn.
De werkgeversvereniging Vifka (Vereniging voor kantoorinformatie- en communicatietechnologie-bedrijven) heeft twee jaar lang met vier bonden aan de onderhandelingstafel gezeten. Uiteindelijk werd de cao afgesloten met instemming van de Dienstenbond CNV. De Unie Bhlp (voor hoger- en leidinggevend personeel) legde het resultaat neutraal aan de leden voor, terwijl de VHP (Vereniging Hoger Personeel) en de FNV Dienstenbond afhaakten. Zij zijn ontevreden en willen nu per bedrijf proberen om de arbeidsvoorwaarden te regelen.
Open einden
In ICK-land is veel onduidelijk. Om te beginnen is moeilijk aan te geven hoeveel werknemers nu eigenlijk onder deze cao zouden kunnen gaan vallen. De schattingen lopen uiteen van 80.000 tot zo’n 120.000 mensen. Vervolgens heeft de cao een aantal open einden. Het gaat om een zogeheten raam-cao. Zo’n cao geeft kaders en grenzen aan, en kan verder per bedrijf nader ingevuld worden. Hij is in principe ook alleen afgesloten voor de hardwarebedrijven; daarvoor willen de onderhandelaars een avv krijgen (algemeen verbindend verklaring). Dit wil zeggen dat ook werkgevers die ongeorganiseerd zijn zich aan de cao hebben te houden. De cao nodigt verder bedrijven in de software- en de servicebranche nadrukkelijk uit om zich er vrijwillig bij aan te sluiten: het instap- of aanhaakmodel.
"Waar je naar toe moet, is één cao voor de hele ICK-branche", betoogt CNV-onderhandelaar Koudys. "De verschillende activiteiten zitten veelal in één bedrijf en er loopt van alles door elkaar heen. Daarom is het aantal werknemers ook zo moeilijk te schatten. Je hebt te maken met heel kleine en heel grote bedrijven, met starters en afvallers, met detacheringen, met freelancers. En dan zijn er bijvoorbeeld ook nog accountants- en adviesbedrijven, zoals Price Waterhouse, die hun activiteiten tot in deze sector uitstrekken. Eén cao was ook de opzet toen we aan de besprekingen begonnen, maar de Vifka liet op enig moment weten zichzelf onvoldoende representatief te achten voor de sectoren software en service. Daarom proberen we die nu te verleiden tot meedoen."
Vifka-directeur Jaap Struijk bevestigt het beeld in grote trekken. "Onze vereniging is van oudsher afkomstig uit de kantoormachinebranche, maar we zijn – een logisch gevolg van de ontwikkelingen – meer en meer opgeschoven naar software en vooral dienstverlening. In de wereld van de kantoormachines bestond al heel lang een cao. De softwaresector is nog betrekkelijk jong, en heeft in dit opzicht dus nauwelijks traditie. Binnen die sector bestaat aan werkgeverskant wel enige huiver tegen allerlei collectieve regelingen, al zijn er enkele grotere bedrijven die wel een eigen, flexibele cao hebben. Getronics bijvoorbeeld, en Raet. Maar er zijn ook bedrijven die eigenlijk helemaal niets willen. Die regelen het zelf wel. Dat vinden wij prima. Dat heeft niets met wildwest-toestanden te maken, maar met de optimale flexibiliteit die in deze branche nodig is; met snelle veranderingen op de markt, in allerlei processen, in de hele maatschappelijke ontwikkeling. Het is goed om te proberen daaraan enige stroomlijning te bieden. Vandaar dat deze cao collectief is voor bedrijven die we werkelijk representeren en een echte handreiking voor aangrenzende bedrijven."
Boemerang
Of die handreiking, die uitnodiging tot aanhaken, veel resultaat zal hebben, moet worden afgewacht. In de woorden van Koudys zijn veel software- en servicebedrijven ‘als de dood voor collectieve regelingen’. Daarom biedt de nieuwe cao veel ruimte aan bedrijven tot maatwerk, tot differentiëren.
Echter, zo benadrukt de CNV’er, "alleen in overleg met het personeel, in casu de ondernemingsraad. Dat kan ook best in deze sector, waar het in het algemeen gaat om goed opgeleide mensen met een doe-het-zelf-traditie. Als een directie een zwakke OR tegenover zich heeft en denkt wel het een en ander te kunnen doordrukken, dan krijgt die als een boemerang even later een sterke OR terug. Daar zijn voorbeelden van."
Koudys was dan ook niet erg ingenomen met diverse commentaren op de nieuwe cao, zoals in Computable. "Ik las daarin veel onbegrip. Bijvoorbeeld dat het wat de arbeidsvoorwaarden betreft allemaal vrijheid, blijheid voor de werkgevers zou zijn. Dat is onjuist. Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden is bedoeld voor de werknemer, niet voor zijn baas. Als iemand bijvoorbeeld tien uur heeft overgewerkt, is het de bedoeling dat hij zelf kiest wat daarmee gebeurt: uitbetalen, verwerken in de pensioenopbouw of compenseren in vrije tijd. Werkgevers mogen weliswaar eigen regelingen treffen, maar nogmaals, alleen in overleg met de werknemers. Komt men er onderling niet uit, dan valt men terug op de tekst van het akkoord. Dat vormt dus tegelijkertijd een ondergrens."
Dat de raam-cao ICK tamelijk losjes in elkaar zit, wordt door zowel Koudys als Struijk verklaard uit de aard van de branche en van de werknemers. De branche is jong en individualistisch. Hij is komen overwaaien uit de Verenigde Staten, met de daarbij horende cultuur en pioniersgeest. De branche ontwikkelt zich razendsnel, verlegt voortdurend grenzen, is kortom zeer dynamisch. Daarbij passen geen langlopende regelingen, waarin van alles en nog wat is vastgelegd.
Vluchtweg afgesloten
Aan werknemerskant gaat het in de ICK-branche om goed opgeleide, zelfbewuste mensen met een zekere bezetenheid van hun vak. Niet zeuren, hard werken en goed verdienen is zo ongeveer het parool. Men knapt zijn eigen zaakjes op en is slechts mondjesmaat aangesloten bij een vakorganisatie. Koudys vertelt dat bijvoorbeeld in de jaren tachtig misschien één op de honderd werknemers een lidmaatschapskaart had. Daar kwam verandering in toen zich, begin jaren negentig, een dip in de branche aftekende en er grote reorganisaties plaatsvonden. Het aantal vakbondsleden ging toen snel omhoog naar het huidige niveau van 10 à 15 procent. "Dat zie je altijd. Pas als er problemen opduiken, komt de vakbond in beeld. Die mag dan sociale plannen en zo gaan regelen."
Inmiddels is er van een dip geen sprake meer, dankzij ondermeer de aantrekkende conjunctuur, het ‘jaar 2000’-probleem en de voorbereiding op de invoering van de euro. Integendeel, hier en daar doen zich tekorten aan adequaat personeel voor. Koudys houdt er echter rekening mee dat aan de huidige hausse begin volgende eeuw wel eens een eind zou kunnen komen. "Dan sluit ik saneringen, waarschijnlijk op individuele basis, zeker niet uit."
Volgens de CNV’er spelen er meer problemen in de bedrijfstak, reden waarom hij erg aan het eerder genoemde Fonds Collectieve Belangen hecht. "De ICT-sector heeft een sociaal gezicht nodig. Nu is het nog zo dat veel mensen na een aantal jaren hard en lang werken doorstromen naar bedrijven met IT-afdelingen, waar een aantal zaken beter geregeld is. Denk bijvoorbeeld aan de trek naar de banken, maar ook naar een heleboel productiebedrijven met een eigen automatiseringsafdeling. Echter, de extra inspanning in de financiële wereld is niet blijvend en veel andere bedrijven stoten juist hun automatiseringsafdelingen af naar de IT-sector. Denk maar aan de automatiseringsafdeling van NS, die naar EDS is overgegaan. Terwijl ook bij ICK-ers wensen op het gebied van arbeidstijd veranderen, bijvoorbeeld omdat men ouder wordt, opgroeiende kinderen heeft of het qua arbeidsuren wat kalmer aan wil doen, wordt die vluchtweg dus afgesloten." Koudys haalt onderzoek aan waaruit zou blijken dat van de oudere ICK-ers ongeveer de helft denkt op termijn de hectische gang van zaken in de bedrijfstak niet te kunnen bijhouden.
Optimaal inzetten
De vakbondsman heeft meer kritische kanttekeningen. "De branche is gericht op jonge mannen – vrouwen komen er sowieso weinig in voor – met een harde cultuur. Er wordt veel projectmatig gewerkt, waarbij werkweken van zestig uur geen uitzondering zijn. Daarnaast is er veel werk in de late uren en in het weekend, omdat klanten in kantoortijd geen zin hebben in allerlei rompslomp. Als jonge werkende moeder valt dat niet op te brengen. Ik ken gevallen, nog maar twee jaar geleden, waarin het aanvragen van ouderschapsverlof leidde tot ontslag – en dat terwijl zulk verlof een wettelijk recht is. Dat is nu overigens wel wat aan het veranderen. Een bedrijf als Getronics bijvoorbeeld is nu bereid om verder te praten over het invoeren van deeltijdwerk. Natuurlijk kan dat ook in deze sector. Het is, zeker bij grotere bedrijven, gewoon een kwestie van willen en organiseren. Ook in de ICK-branche is niemand onmisbaar. Het zou gevaarlijk zijn als dat niet zo was."
Vifka-directeur Struijk is vanzelfsprekend minder kritisch dan Koudys, al heeft ook hij zeker verwachtingen van het Fonds Collectieve Belangen. "Hoezo, geen vrouwen in onze branche? Die zijn er echt wel, en er komen er ook meer en meer bij. En wat de mannen betreft, er zijn wel degelijk vijftigplussers in de bedrijven te vinden. Nee, percentages kan ik niet noemen, maar die heeft Koudys ook niet. Misschien dat een bedrijf als Cap Gemini wel min of meer voldoet aan het beeld dat hij schetst, maar neem bijvoorbeeld Rank Xerox, dat ziet er echt anders uit. U moet niet vergeten dat de bedrijven vaak veel hebben geïnvesteerd in hun mensen. Die zien ze niet graag vertrekken. Ieder bedrijf ontwikkelt dus zijn eigen sociaal beleid, al kan het beeld per bedrijf wisselend zijn."
Struijk heeft moeite met de door de CNV-man naar voren geschoven wens om ook deeltijdarbeid op grotere schaal in de branche in te voeren. "Nogmaals, bedrijven investeren veel in hun mensen. Die willen ze dus ook optimaal kunnen inzetten. Ze moeten ze daarvoor goed motiveren."
Voortdurende scholing
Wat het Fonds betreft wijst Struijk op het korte-termijn probleem dat er te weinig gekwalificeerd personeel beschikbaar is binnen het totale aanbod aan arbeidskrachten. "Er komen nu maar een paar duizend afgestudeerden per jaar beschikbaar. Op de langere termijn speelt dat probleem ook, maar dan breder. In Nederland bestaat niet zo’n cultuur. Jongens en, vooral, meisjes kiezen veel te weinig exact. Dat probleem deelt de IT-sector met bijvoorbeeld de metalektro en de grafische industrie. Daarom is het van groot belang dat er een goed Informatica-platform komt, waarin de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken participeren. Ook moeten we ons gezamenlijk bezinnen op de vraag hoe we een goede onderwijsinfrastructuur opzetten."
"We hebben in onze sectoren gewoonweg blijvend meer mensen nodig. Daar moeten we met z’n allen iets aan doen. We moeten de instroom verbeteren. Dat betekent aantrekkelijker worden, een beter uitstraling krijgen naar met name scholieren, en zorgen voor voldoende mogelijkheden voor bijscholing. We moeten werken aan een goede sociale infrastructuur. Dat is nou echt een collectief belang."
Koudys is het daarmee eens. "De grotere bedrijven doen heel wat aan voortdurende scholing van hun werknemers. Bij de kleintjes laat dat in het algemeen nogal wat te wensen over. Die proberen liever de goedgeschoolden bij hun grotere concurrenten weg te lokken. In plaats daarvan is het waarschijnlijk beter als er een gemeenschappelijk scholingsinstituut zou komen voor de gehele sector. Dat klinkt nu nog tamelijk ver weg, maar daarmee zou ook paal en perk gesteld kunnen worden aan het feit dat zowel wat betreft scholing als het werken aan employability momenteel erg veel wordt overgelaten aan het eigen initiatief van werknemers. En dat ze het grotendeels in hun schaarse vrije tijd moeten doen."
Paul van Tongeren, freelance medewerker Computable