De IT is in de relatief korte periode van haar bestaan een door mannen gedomineerde branche geworden. Vrouwen zijn er schaars en vrijwel afwezig in de hogere functies of de zeer technische posities. Het enorme tekort aan personeel dwingt de IT-branche nu verder te kijken dan de neus lang is. Vrijwel alle bedrijven staan te trappelen om meer vrouwen in dienst te nemen. Er is een klein probleempje: ze zijn niet te vinden. Hoe is dit gekomen en wat is hier aan te doen?
De IT was niet van meet af aan een mannenwereld. Het programmeurs-team van de Eniac, de eerste elektronische computer, die in 1946 in de Verenigde Staten in gebruik werd genomen, bestond voor een groot deel uit vrouwen. De eerste ‘Computerman-of-the-year-award’ ging naar de vrouw Grace Murray Hooper. Ook de eerste Nederlandse computer, de Arra, werd geprogrammeerd door vrouwelijke rekenaars van het Mathematische Centrum. Dr. Ellen van Oost beschrijft in haar proefschrift ‘Nieuwe functies, nieuwe verschillen’ hoe de computer in de loop der tijd een ‘geseksueerde’ betekenis kreeg en hoe de IT-functies als systeemanalist en programmeur kwalificaties kregen die in die tijd als louter mannelijk gezien werden. Slechts het statusloze beroep van ponstypiste – ook wel ‘ponspoes’ of ‘ponstituee’ – werd als typisch vrouwelijk beschouwd.
Hoewel het tegenwoordig de normaalste zaak van de wereld is dat vrouwen buitenshuis werken in welke functie dan ook, wil het met de doorstroming in de automatisering nog steeds niet erg vlotten. De enquête beroepsbevolking 1996 van het Centraal Bureau voor de Statistiek wijst uit dat van de zeventigduizend medewerkers in de branche computerservice en informatietechnologie vijftienduizend van het vrouwelijk geslacht waren, iets meer dan 20 procent. Er is echter geen uitsplitsing naar functies gemaakt. Zoals gezegd, bij het hoger kader is zelden een vrouw te vinden en evenmin in zeer technische banen. Bovendien kun je ervan uitgaan dat een groot deel van die vijftienduizend in de IT een niet specifiek IT-beroep uitoefent, bijvoorbeeld dat van telefoniste, secretaresse of receptioniste.
Doet de overheid al enige tijd moeite om meisjes en vrouwen met zachte hand richting techniek te duwen (de volkomen geflopte campagne ‘Kies exact’), nu vraagt ook het bedrijfsleven zich af hoe het dit onontgonnen gebied kan aanbreken. Niet alleen gedwongen door groot tekort aan personeel, maar ook omdat het besef doorbreekt dat een gevarieerder personeelsbestand gunstig kan zijn voor het bedrijf. Personeel van verschillend pluimage betekent meer invalshoeken bij besluitvorming en een makkelijker omgang met een gevarieerd klantenbestand. Maar waar vindt een IT-bedrijf vrouwelijke werknemers?
Discriminatie
Ludy Groenewoud, verantwoordelijk voor het personeelsbeleid bij Unisource, heeft zich dit serieus afgevraagd. In gesprek met zes vrouwen, twee van de afdeling communicatie, twee van personeelsmanagement en twee van het externe werving- en selectiebureau, stelde hij voor een personeelsadvertentie specifiek op vrouwen te richten. Hij kreeg niet de bijval waar hij op gehoopt had. "Vrouwen willen niet worden aangesproken op hun vrouw-zijn, dat riekt naar discriminatie", kreeg hij te horen. Groenewoud: "Op de meest recente personeelsadvertentie reageerden zeshonderd mannen en veertig vrouwen. Van die vrouwen hebben veel niet de vereiste technische achtergrond. Officieel voeren we geen beleid van positieve discriminatie, maar vaak nodigen we een vrouw toch maar uit, ook al voldoet ze niet helemaal aan de eisen. De geringe belangstelling ligt in ieder geval niet aan de cao. Die is heel gunstig voor vrouwen; kinderopvang bijvoorbeeld betaalt het bedrijf."
Maar waaraan ligt het dan wel? De stichting Pion die hoog opgeleide werklozen omschoolt tot automatiseerders heeft ook slechts een zeer geringe instroom van vrouwen: 14 procent. Remco van de Berg van deze stichting: "Vrouwen willen vaak parttime werken en denken dat niet kan in de IT. Die indruk klopt; veel werkgevers voelen er niets voor. Bovendien komen onze studenten terecht in een startfunctie waarbij ze aanvankelijk de hele dag achter de computer zitten. Misschien heeft dat een afstotende werking op vrouwen." Deze laatste theorie noemt van de Berg overigens "zo zacht als boter". Om het aantal vrouwen enigszins op te krikken, adverteerde Pion een paar jaar geleden in Opzij, maar daar kwamen nauwelijks reacties op. Ook geeft de stichting vrouwen die hun toelatingstest op het randje afleggen het voordeel van de twijfel.
Anders leren
De Vrouwenvakschool Informatica Amsterdam leidt alleen maar vrouwen op. De school geeft kortdurende (maximaal een jaar) her- en omscholing aan herintreders op de arbeidsmarkt. Gestreefd wordt naar 50 procent allochtone vrouwen per klas. Edith Büller, coördinator opleidingen: "Hier zijn vrouwen onder elkaar. Ze zijn niet tegelijkertijd bezig met een vak leren en hun positie bevechten. Tijdens de opleiding worden ze voorbereid op de andere verhoudingen daarna. Ze leren hoe je moet opstellen als minderheid. Onze allochtone vrouwen vinden over het algemeen eerder een baan; zij zijn al gewend aan die minderheidssituatie." Dat vrouwen te weinig in de informatica terecht komen, wijt Büller onder andere aan de verkeerde manier waarop meisjes in het onderwijs benaderd worden. "Vrouwen leren anders dan mannen. Zij willen eerst een algemeen beeld, een overzicht, en dan pas de details. Mannen gaan vaker uit van delen, van details, en leren dus als het ware makkelijker op de omgekeerde wijze. Het onderwijs zou rekening moeten houden met dit verschil. Docenten kiezen bij het informatica-onderwijs ook veelal voor de jongens-achtige benadering. Hierdoor haken de meisjes af, waardoor het idee dat mannen beter zijn met computers dan meisjes wordt bevestigd."
Dit vooroordeel tiert nog welig, getuige een incident dat Nynke de Vries, docent aan de vrouwenvakschool, meemaakte. Toen haar jongste zoon in de laatste klas van de lagere school zat, bezochten vader, moeder en zoon een aantal open dagen. Toen zij op één van de middelbare scholen in het informatica-lokaal beland waren, vroeg de moeder het een en ander over de aanpak van het onderwijs in dat vak. De leraar richtte zijn antwoord tot de vader, in het dagelijks leven timmerman. Tegen De Vries, die informatica gestudeerd heeft, zei hij vervolgens: �We maken het niet zo moeilijk hoor, mevrouw�. Als deze docent zich op dezelfde wijze opstelt tegen zijn leerlingen, zullen die een duidelijke boodschap krijgen. Namelijk dat informatica bij mannen hoort. "Het erge is", zegt De Vries, "dat veel vrouwen daar niet tegenin gaan, maar er juist een schepje bovenop doen".
Die masculiene beeldvorming komt vooral op congressen en beurzen duidelijk tot uiting. De Vries bezoekt ze in ieder geval nooit meer samen met een man, omdat zij dan straal genegeerd wordt. Niet eens zo heel lang geleden, in 1989 nog, probeerden verschillende standhouders op de Comdex het publiek te interesseren voor hun producten door middel van schaars geklede dames. Het kwam ook voor dat IT-vrouwen die de beurs bezochten, door veiligheidspersoneel uit het hotel gezet werden, omdat ze ervan verdacht werden zich als prostituee aan te bieden aan de mannen. Niet echt reclame voor de branche.
Büller noemt nog een andere oorzaak van de geringe aantrekkingskracht van de informatica op vrouwen. "Vrouwen vinden over het algemeen de inhoud van hun werk belangrijk, terwijl het mannen ook om de status en de buitenkant gaat. In de IT heten de mannen deskundig te zijn, maar er is geen hond die alle finesses kent. Vrouwen hebben daar moeite mee. Ze beginnen niet aan zo’n baan als ze niet het idee hebben alles te weten. Mannen bellen bijvoorbeeld gewoon de installateur." De manier om meer vrouwen in de IT te krijgen is volgens de dames dan ook sekse-specifieke aandacht blijven geven, totdat het echt niet meer nodig is.
Speelgoed
De Amerikaanse onderzoekster Ellens meent dat de wortels van het probleem op nog jeugdiger leeftijd liggen. Nog steeds krijgen meisjes over het algemeen andersoortig speelgoed dan jongens. Reclamemateriaal beeldt meisjes af met poppen, jongens met technisch lego. De hoofdrol in computerspelletjes is in 99 procent van de gevallen toebedeeld aan een man en de thema’s die eraan ten grondslag liggen zijn gebaseerd op traditioneel mannelijke interesses als oorlog en sport. Dit kan ertoe bijdragen dat meisjes al op zeer jeugdige leeftijd het gevoel krijgen dat computers iets voor jongens zijn. Ook ouders, begeleiders en onderwijzers hebben dit vooroordeel en zullen jongens eerder dan meisjes adviseren een technische richting te kiezen.
In Nederland ligt het aantal vrouwelijke informatica-studenten nog veel lager dan in de Verenigde Staten. De TU Twente wil vrouwen daarom de mogelijkheid bieden een half jaar op proef te komen studeren. Als het de studentes niet bevalt, kunnen ze weer vertrekken en staat de universiteit borg voor de gemaakte kosten. Een ander initiatief zijn de ‘Meiden studeren techniek’-dagen die jaarlijks op alle drie Technische Universiteiten plaatsvinden. Tijdens deze dagen maken meisjes uit de hoogste drie klassen van de middelbare school spelenderwijs kennis met techniek. De bedoeling is de drempel om een technische studie te gaan volgen te verlagen. Dit jaar was het aantal deelneemsters op alle drie de universiteiten slechts eenderde van de voorafgaande jaren. De organisatoren wijten dit vooral aan de verplaatsing van de dagen van het najaar naar het drukke voorjaar. Aantoonbaar succesvol is de stichting Technika 10. Deze laat meisjes op een speelse wijze ontdekken waar hun capaciteiten en interesses op technisch gebied liggen. Hierbij worden ze begeleid door vrouwen. De bedoeling van de stichting is het imago van techniek als ‘mannenwereld’ te doorbreken. Uit onderzoek blijkt dat meisjes die een cursus bij Technika 10 gevolgd hebben, op latere leeftijd inderdaad meer belangstelling voor techniek tonen dan hun soortgenoten. Het is echter wel aannemelijk dat de meisjes die zich voor een dergelijke cursus opgeven, toch al in meer of mindere mate in techniek geïnteresseerd waren.
Netwerk
Irmgard Arink (28) is voorzitter van het Vrouwen Informatica Netwerk, dat beoogt de positie van de vrouw in de IT zowel kwalitatief als kwantitatief te verbeteren. Het netwerk bestaat uit vrouwen die werkzaam zijn in de informatica in zeer uiteenlopende functies. Zowel de docent informatica als de operator kunnen lid worden. De vereniging organiseert niet alleen vaktechnische (bijvoorbeeld over Internet en rapid application development) maar ook persoonsvormende bijeenkomsten (zoals over loopbaanbegeleiding). Hoewel het netwerk zich concentreert op de leden zelf, hebben bedrijven die aantrekkelijk willen zijn voor vrouwen, het netwerk in het verleden om advies gevraagd. Arink ergert zich aan organisaties die pas aan kinderopvang gaan doen op het moment dat besloten is om te proberen meer vrouwen aan te trekken. Alsof de kinderen de verantwoordelijkheid van de vrouw alleen zijn. Kinderopvang en de mogelijkheid korter te werken juicht ze toe, maar ze vindt dat het bedrijf deze zaken aan zowel mannen als vrouwen moet bieden. Arink is een fervent tegenstander van positieve discriminatie, die ze als "ellende" bestempelt. Ze meent dat het vooral het imago van de branche is dat de vrouwen tegenstaat: "Vrouwen zijn praktisch ingesteld. Ze willen niet de techniek om de techniek. Ze denken dat techniek nul of één is, alles of niets, iets voor nerds en freaks." Arink is toch redelijk optimistisch over de vrouw in de IT: "De basis wordt al iets voller en dat sijpelt door naar boven." Zij heeft nog niet meegemaakt dat vrouwen – bij sollicitaties bijvoorbeeld – gediscrimineerd werden. Integendeel, alle bedrijven zeggen het juist fijn te vinden als ze een aantal vrouwen kunnen strikken. Maak het herintreders en mensen met een andere vooropleiding gemakkelijker, is een tip die ze bedrijven geeft. Verder is het in haar ogen vooral een kwestie van het verhogen van de instroom, zowel op hbo- als universitair niveau. Maar ook de stichting Pion biedt mogelijkheden, omdat deze opleiding heel concreet en praktisch is en op die manier vrouwen over de drempel kan trekken. Helaas blijkt, zoals we in het voorafgaande gezien hebben, de drempel om zich hier aan te melden bij de meeste vrouwen al te hoog.
Hoe vergaat het de vrouwen die wèl kiezen voor een baan in de IT? Hebben ze last van het beruchte ‘glazen plafond’? Worden ze gediscrimineerd? Ellen Brian (39) is hoofd van het rekencentrum Schiphol. Zij heeft vijftien mensen onder zich, waaronder twee vrouwen. "Van een glazen plafond heb ik nooit iets gemerkt. Wel merk ik dat vreemden je niet direct voor vol aanzien."
Ook Brian heeft vervelende ervaringen op congressen: "De mannen zullen nooit een praatje aanknopen en als je zelf op ze afstapt, schrikken ze, alsof je ze een oneerbaar voorstel zou willen doen." Op het werk heeft ze dergelijke problemen niet: "Iedereen weet wie je bent en als het me niet bevalt, dan zeg ik het gewoon." Zo heeft ze ondermeer vriendelijk doch dringend verzocht de screensavers met schaars geklede dames te vervangen. Niet omdat ze zich daar persoonlijk aan ergerde, maar voornamelijk omdat ter plekke ook klanten worden ontvangen. Haar antwoord op de vraag waarom zo weinig vrouwen in de IT te vinden zijn, is kort en krachtig: "Ze kiezen niet voor een technische functie, omdat ze dat niet meekrijgen vanuit de opvoeding."
Brallende kerels
Duidelijk is in ieder geval dat veel meisjes zich al op jeugdige leeftijd afkeren van techniek (en dus in feite ook van informatica). Op de middelbare school weet het gros al dat daar hun toekomst niet ligt. De vrouwen die wèl informatica studeren, hebben geen enkele moeite met het vinden van een baan. Ze kunnen overal terecht. Bedrijven die met behulp van zaken als kinderopvang en flexibele werktijden proberen die andere groep binnen te lokken, wedden op het verkeerde paard. Deze vrouwen hebben immers al jaren geleden geconcludeerd dat informatica niets voor hun is. Dat is de boodschap die ze van jongsafaan gekregen hebben uit de media en van de mensen om hun heen, inclusief de informatica-leraar op school. En die kinderopvang kunnen ze ergens anders ook wel krijgen, zonder dat ze tussen een kudde brallende kerels terecht komen.
Wil het bedrijfsleven in de toekomst kunnen kiezen uit een flink leger IT-vrouwen, dan zal het nu computerspelletjes moeten gaan fabriceren voor vrouwen en software-pakketten niet meer alleen afstemmen op mannen. Dan zal de overheid – liefst vrouwelijke – informaticaleraren moeten aanstellen in het middelbaar onderwijs die rekening houden met de verschillende manier waarop mannen en vrouwen leren. Ouders, leraren en begeleiders zullen zich bewust moeten worden van hun vooroordelen. De vrouwen zelf, tenslotte, zullen tegen de vooroordelen in moeten gaan in plaats van wat nu al te vaak gebeurt, er nog een schepje bovenop doen (Oh nee, ik weet niets van computers!). Op den duur ontstaat dan hopelijk de situatie uit de tijd van de Eniac: vrouwen en mannen op gelijke voet aan het werk in de IT.