Wat kan het vreemd lopen. Als het een beetje meezit wordt Steve Jobs de nieuwe leider van Apple, het bedrijf dat hij als twintigjarige whizz kid in 1976 mede-oprichtte. Hij is al binnen de poorten, en als zijn vriend Larry Ellison, de baas van Oracle, zijn plannen doorzet om een meerderheidsbelang in Apple te verwerven, dan is hij de beoogde topman.
Het kan raar lopen. Nog niet eens zo lang geleden was Jobs de risee van de computerindustrie. Jobs nieuwe (nou ja nieuw, het bedrijf bestaat ook al weer tien jaar) computerbedrijf Next maakte ondanks de steun van een aantal krachtige partners als Canon en Ross Perot, weinig omzet en veel verlies. Meer dan honderd miljoen dollar wist het bedrijf niet om te zetten. En met Pixar, het tweede bedrijf waar hij de scepter zwaait, en dat zich in computeranimaties specialiseert, leek het ook niet veel te worden.
Hoe anders staan de zaken nu. Next is overgenomen door Apple voor een vorstelijk bedrag van 400 miljoen dollar en Pixar heeft een succesvolle beursintroductie achter de rug na het succes van de eerste met Pixar-technologie gemaakte Disney-productie ‘Toy Story’. En als toefje slagroom op de taart volgt misschien nu ook nog het leiderschap van zijn oude liefde Apple Computer.
Apple II
Wie is die Steve Jobs eigenlijk? We hebben hem helaas nooit persoonlijk ontmoet dus daarvoor moeten we terugvallen op het archief en op waarnemingen van anderen. Er ontstaat dan een interessant beeld van iemand met een gespleten persoonlijkheid. Een soort dr Jekyll en mr Hyde. Jobs lijkt met alle winden mee te waaien.
Begin jaren zeventig was hij de spreekwoordelijke ‘drop out’ met lang haar, die op sandalen naar India trok om te mediteren. Aan de andere kant was hij gebiologeerd door een nieuw fenomeen: de microprocessor. En toen een verlegen jongeman op de legendarische Homebrew Computer club in Silicon Valley een eigen gebouwde microcomputer liet zien, was hij de eerste om de potentie van dat minuscule apparaat te onderkennen. Hij begreep ook als geen ander dat de meesten van ons geen zin hebben om zelf een computer in elkaar te zetten op basis van een bouwdoos. Vandaar dat de eerste echte Apple-computer, de Apple II, een wonder van compleetheid en gebruiksgemak was. De machine was voorzien van een kast, een voeding, toetsenbord, besturingssysteem en beeldscherm. Alles zat er op en aan. Het enige dat je hoefde te doen was de aan/uit-knop in te drukken. Het computeravontuur kon beginnen.
Wozniak
Anders dan zijn kameraad, de verlegen technische tovenaar Steve Wozniak, zag hij de zaken groot. Voor eenvoudige, direct te gebruiken computers moest een markt zijn en daarom bestelde hij op voorhand fors wat moederborden zonder dat er orders waren binnengekomen. Een schot in de roos zo bleek. Ook Jobs’ pogingen om de microcomputer nog verder te populariseren door middel van een eenvoudige gebruikersinterface waren bewonderenswaardig. Waar ook binnen Apple weerstanden bestonden tegen icoontjes en windows (‘we hebben de Apple II en III toch, wat is daar mis mee?’), ging hij stug door met het ontwikkelen van de nieuwe generatie. Zelfs een gênante mislukking met de Apple Lisa, een ‘underpowered’ en veel te duur apparaat (een fout die hij later met Next nog eens dunnetjes zou overdoen), liet hem niet van zijn geloof brengen. Met volle kracht ging hij door met de ontwikkeling van de Macintosh die hij in het vroege voorjaar van 1984 op de markt bracht.
Sculley
Het lukt Jobs zelfs om het jonge, chaotische bedrijf van gelouterd management te voorzien. De twintiger neemt een headhunter in de arm en bewerkt persoonlijk de beoogde kandidaat, een ervaren marketeer, die op de nominatie staat om toe te treden tot de top van een multinational. "Wil je de rest van je leven suikerwater met prik verkopen, of wil je wat voor de mensheid betekenen", vraagt hij aan John Sculley, die toen nog een goed betaalde functie bij frisdrankconcern Pepsico bekleedde.
In zijn boek "Odessey" beschrijft Sculley, de eerste chaotische vergaderingen die hij bijwoonde. Er moest besloten worden welk type floppy-drive de Macintosh zou krijgen. Zou dat de toen gangbare slappe grote diskette worden of één van de nieuwere typen die van een hard plastic kaftje waren voorzien. Jonge ontwerpers schreeuwden door elkaar en maakten ruzie, zo beschrijft de zich steeds meer verbazende Sculley het tafereel.
Ook was Sculley onder de indruk van Jobs’ obsessie met het Microsoft van die tijd: mainframe-leverancier IBM, dat zich in verbluffend tempo tot marktleider in de nieuwe microcomputer ontwikkelde met een computer die IBM de PC noemde, een naam die nu soortnaam is geworden. Jobs en Sculley reizen zelfs samen af naar het hoofdkwartier van IBM in Armonk, ergens in de buurt van New York. Alleen maar om het gebouw te zien. Jobs haalt opgelucht adem. Is dat nu alles? Is dat nu de zetel van de onverslaanbaar geachte concurrent? Het grote grasveld en de eentonige gebouwen maken bijzonder weinig indruk. "Dit moeten alle Apple-medewerkers zien", zegt Jobs. "We moeten ze allemaal laten overvliegen."
Next
Jobs zou luttele tijd later door diezelfde Sculley de laan uitgestuurd worden. En in 1976 begint hij zijn volgende avontuur: Next Computer. Met een forse injectie van Japanse geldschieters werpt hij zich op de nieuwste techniek en bouwt een zwarte kubus, een incompatibel systeem met een bijzonder besturingssysteem, dat gebruik maakt van de destijds exotische object-technologie. Omdat de Next-kubus, die zelfs niet eens van een floppy drive was voorzien, nogal wat kostte en er nauwelijks bruikbare software voor handen was, bleef succes uit. De productie van de Next-hardware is na vele moeizame jaren gestaakt en het bedrijf concentreerde zich op de verdere ontwikkeling van zijn besturingssysteem en andere software, onder andere voor het Internet. Next heeft in de jaren van zijn bestaan er ongeveer vijfhonderd miljoen dollar doorheen gejaagd, waarvan ongeveer vierhonderd miljoen dollar is betaald door de Japanse partner Canon. Met de verkoop van Next aan Apple kan Canon zijn gezicht enigszins redden.
Visionair
Steve Jobs wordt door veel (voormalige) zakenpartners omschreven als een arrogante man die er een ’take it or leave it’ managementstijl op na houdt. Daarmee vervreemdt hij zich van zijn eigen verkoop- en ontwikkel-mensen. Het personeelsverloop bij Next is zeer hoog en dat wordt niet veroorzaakt omdat het zo leuk samenwerken is.
Hij wist zelfs Ross Perot, iemand die toch wel wat gewend wat ego betreft, van zich te vervreemden. Deze investeerder trok zich terug uit de raad van commissarissen, omdat hij genoeg had van Jobs die voortdurend riep dat Next de beste technologie had, en dat iedereen gek was als ze het niet kochten. Mensen binnen Next die daar wat genuanceerder over dachten konden hun biezen pakken.
Jobs voldoet dan ook eerder aan de eigenschappen van een visionair dan van een pragmatisch manager. Hij is charismatisch en haat details. Als geen ander kan Jobs daarom een demonstratie geven van nieuwe hard- of software. Misschien moet hij zich daartoe beperken, mocht hij leider van Apple worden.