Het is een kleine, maar al jarenlang doorsudderende journalistieke stijlproef geworden om zo af en toe te schrijven over persoonlijke worstelingen met PC’s, printers, netwerken en ander onbegrijpelijk IT-materiaal. Meestal wordt het verpakt in een wat bredere context.
Dat gaat kort gezegd als volgt: bedrijven investeren steeds meer geld in IT, maar of hun productiviteit en concurrentiekracht daarmee toenemen is maar de vraag. IT creëert geen extra welvaart. Dan volgen voorbeelden van mislukte IT-projecten, van tekstverwerkers waarvan slechts 10 procent van de functies gebruikt wordt, van computers die zo krachtig worden, terwijl de gebruiker alleen een briefje tikt, van de netwerken die plat liggen, van data die verloren gaat in cyberspace, omdat de backup niet goed werkt. Vaak blijken aan het eind van het verhaal de eigen frustratie en woede over een niet functionerende PC aanleiding voor de ‘scherpe analyse’. Kortom kommer en kwel. Misschien moeten we het investeren in IT maar eens temporiseren, met het installeren van een nieuwe versie van een softwarepakket, zo is de suggestie. Zowel het opinieweekblad ‘Elsevier’ als ‘Intermediair’ publiceerde onlangs een verhaal van deze strekking.
Dit genre is ooit uitgevonden door Jan Kuitenbrouwer en nadien heeft niemand hem overtroffen. Een jaar of veertien geleden schreef deze journalist, later nog rijk en beroemd geworden met het kado-boekje ‘Turbo-taal’, een vermakelijke en tijdloze serie artikelen in ‘Intermediair’. De serie is nog na te lezen in de bundel ‘Mijn Micro en ik’ (zo werden PC’s toen licht denigrerend aangeduid).
Chinezen
Alle aspecten die journalisten zoveel jaren later keer-op-keer beschrijven komen in dat boekje aan de orde. Kuitenbrouwer stopt zijn schijfje onderste boven in het diskettestation, raakt een compleet artikel kwijt als hij wil printen (Intermediairs hoofdredacteur overkomt ruim een decennium later hetzelfde, zo blijkt uit de intro van een automatiseringsspecial) en hij raakt verslaafd aan het apparaat zodat zijn vriendin hem er midden in de nacht achter vandaan moet sleuren. Zelfs datacommunicatie, Internet zouden we nu zeggen, komt uitgebreid aan bod als hij databanken napluist, daarbij geholpen door Jay Curry, de vader van Adam. De laatste verdient nu een dik belegde boterham aan Internet via zijn bedrijf ‘On Ramp’.
Onvergetelijk zijn de onzin-rekenmodellen die Kuitenbrouwer voor het primitieve spreadsheet ontwikkelde. Een model dat voorspelt hoe lang zijn relatie met Hetty, zijn vriendin, zal standhouden als hij consequent weigert een vervelend klusje (lekke fietsband plakken) aan te pakken. Het andere model voorspelt de hoeveelheden staal en brandzalf die nodig zullen zijn als alle Chinezen zich op het fonduen gaan storten.
Buiten zinnen
Laten we terugkeren naar het thema. Want dat is (geen rendementen op IT-investering) een serieuze zaak. Als het waar zou zijn wat er beweerd wordt, dan storten de meeste bedrijven zich als lemmingen van een IT-rots, een zekere dood tegemoet gaand. Zijn al die verantwoordelijke directies buiten zinnen? Is mogelijk, maar mijn kennis van statistiek verhindert mij dat te geloven. Dus het moet iets anders zijn. De beste manier om stellingen als deze te controleren, is door eens om je heen te kijken en nuchter te noteren wat er veranderd is als gevolg van IT. Omdat journalistiek mijn vak is zal ik me daartoe beperken, maar ik kan natuurlijk ook voor de bankwereld iets dergelijks doen. In 1984 werkte de meerderheid van de journalisten op typemachines en was de fax nog maar net aan zijn opmars begonnen. De geschreven artikelen werden naar een drukkerij gestuurd waar al die tekst vervolgens braaf werd overgetikt om het geschikt te maken voor de zetterij. Bij het opmaken van de krant deed zich iets soortgelijks voor. Er waren twee groepen opmakers. Een groep die bij de uitgeverij werkte en een groep die de stroken tekst en foto’s op grote vellen plakte. Wat zij produceerden diende als voorbeeld voor een groep opmakers bij de drukkerij. Hetzelfde werk werd daarmee dunnetjes overgedaan op de drukkerij: de stoker op de elektrische locomotief. Door de komst van de computer verdween evenwel de enorme typekamer bij de drukkerij. De Apple Macintosh en Desk Top Publishing-software maakten de opmakers bij de drukker voor een groot brodeloos. Ook de koerier die voortdurend heen en weer pendelde tussen uitgeverij en drukkerij is verleden tijd. Allemaal het gevolg van de invoering van IT. Wat dat de uitgevers heeft opgeleverd kan ik niet becijferen, maar als we de koersen van Elsevier, Wolters Kluwer en VNU als graadmeter mogen gebruiken dan is er in de laatste tien jaar ongelooflijk veel welvaart gecreëerd door uitgeverijen, net als trouwens in een groot aantal andere takken van de Nederlandse industrie en de dienstverlening. Het zal toeval zijn, maar sinds 1983, de doorbraak van de PC, maakt de Nederlandse aandelenbeurs een grote stieren-rally mee, zoals nog niet eerder is vertoond in de geschiedenis.
Frustratie
Uiteraard vormen invoering en toepassing van IT niet de enige factor, maar het speelt mijns inziens een doorslaggevende rol. Zonder software zou geen telefoontje meer gepleegd kunnen worden, zouden er geen valuta-transacties plaats kunnen vinden, zou een deel van Nederland onderlopen bij de eerste de beste stormvloed. De analyses over het uitblijven van rendement op investeringen in IT berusten, wat mij betreft, op oppervlakkige observaties. Maar ‘I hate to say it’ af en toe kan ik me de woede en frustratie van zo’n auteur over de alledaagse IT goed voorstellen. Eind vorig jaar vulden wij een bon in voor zo’n goedkoop Isdn-aanbod van de nieuwe Internet Service Provider Trefpunt, een onderneming van Rabo Facet. Dat hebben we geweten. Want het betrof een Isdn-modem in de vorm van een insteekkaart voor de PC. Dat is vragen om interrupt-problemen. Kies alleen daarom al voor een los, duurder Isdn-modemkastje.
Normaal gesproken moet het installeren van de hardware en software niet meer dan een uur in beslag nemen. Zeker voor iemand die al diverse malen software van Internet-providers heeft geconfigureerd. Wij zijn er dagen mee zoet geweest. Om te beginnen herkende de PC onze harde schijf niet meer nadat we de kaart tussen alle andere kaarten in de laatste lege sleuf hadden weten te drukken. Daarna bleek de ‘provider’ ons ‘account’ niet geactiveerd te hebben, was de ‘post-server’ dagenlang onwel en werkten onze oude, prachtige zwarte bakelieten kiesschijftelefoontoestellen niet meer met de Teles-conversiebox (als we een nummer draaien krijgen we een willekeurig persoon aan de lijn, maar nooit degene die we zoeken).
Traagheid
Bovendien, en dat is nog het allerergste, blijkt ‘internetten’ via een Isdn-lijn niet zo veel sneller te verlopen dan via een 14k4-modem. Alleen bij het ophalen van files (op rustige Internet-tijdstippen) kunnen we van de topsnelheid van 64 Kbps profiteren. Het probleem van de traagheid ligt immers vaak niet bij de ontvangende kant maar bij de versturende zijde, de server die de teveel aanvragen tegelijkertijd krijgt te verwerken. Dus: ‘I hate to say it’, maar ook ik haat IT af en toe.