Op het Net wordt nog niet veel handel gedreven, maar de groei zit er in. Aan de ontwikkeling van de daarvoor benodigde communicatie- en informatietechnologie wordt hard gewerkt; het programmeersysteem Java is er al. Een van de eerste gebruikers daarvan is SAP. De nu beschikbare release 3.1 van het erp-systeem R/3 is volledig in staat om met Java-applicaties te werken. Ook Baan laat zich niet onbetuigd.
In Java herkent Jan Baan zijn eigen Baan IV-shell. Baan en Sun zijn sinds vorig partners en Baan’s Berclain is één van de vooraanstaande Java-gebruikers. Het wachten is nu op de nieuwe Baan IV en het Java-gehalte in deze oplossing. Dun & Bradstreet bouwde de Smart-suite met Java. Eén van de produkten uit de suite is Smartstream, een workflow management-pakket. De applicaties zijn dankzij Java snel en goedkoop ontwikkeld. Smartstream muteert naar de volgende generatie enterprise resource planning-pakketten (erp), die voor dynamic enterprice planning (dep). Met die generatie pakketten kan de gebruiker zijn systeem voor goederenstroomplanning continu aan veranderende eisen aanpassen. Alle processen in deze applicatie, ook die voor de behoeftenplanning, zijn in Java geprogrammeerd.
Quad met MFG/PRO is bezig met de ontwikkeling van Java-applicaties. SAP is inmiddels met een bibliotheek van in Java geprogrammeerde bapi’s (business application program interface) naar buiten getreden.
De aandacht voor Java neemt snel toe. De vraag luidt waarom. Het Java-programmeersysteem is in West-Europa nu nog een waas, een sprookje. In de VS is het sprookje werkelijkheid geworden. Europa loopt een half jaar achter op de VS. Kleine bedrijven ontwikkelen nu hun ‘slanke’ software voor geavanceerd zaken doen. Enkele van deze bedrijven zullen de komende jaren uit het niets naar voren komen en groeien als kool, net zoals Netscape. Zij bedreigen de gevestigde erp-leveranciers. De conventionele MRPII-applicaties zijn systemen die de goederenstroom besturen op basis van historie-gegevens. Deze systemen veranderen niet door ombouw naar client/server-gebruik. Zij zijn push-georiënteerd en baseren tactische en operationele planning op basis van ervaringen uit het verleden. De nieuwere systemen voor goederenstroombesturing zijn constraint-based; er wordt gestuurd op de randvoorwaarden. De allernieuwste, waaronder Smartstream van Dun & Bradstreet, leveren een proactieve planning en ondersteuning van de besluitvorming. Het netwerk is voor die laatste categorie onmisbaar. De front end bedrijfsinformatie is cruciaal voor de operationele en tactische besluitvorming.
Europa slaapt
Met Java bouwen organisaties verkoop-agents, die de real time-verkoopprocessen dienen. Verkoop is geen massaal, maar een individueel proces, met steeds weer andere procedures. De sales agents, de geautomatiseerde verkoopprocedures, zijn gevarieerd in verband met wereldwijde verkoop over Internet. Java vormt vooral de basis voor het vormgeven van de front end-processen.
Europa slaapt nog. Mogelijk dat de Cebit zijn bezoekers uit de droom heeft geholpen. SAP-gebruiker Microsoft implementeert toepassingen die met R/3 samenwerken. In Nederland snuffelen systeemleveranciers en multimedia-ontwikkelaars aan het sprookje en proberen er werkelijkheid van te maken. Java is veelbelovend. Sleutelwoorden zijn eenvoud, overdraagbaarheid, flexibiliteit en verlaging van de kosten voor communicatie- en informatietechnologie. Deze taal brengt de informatie- en communicatietechnologie in de zoveelste versnelling. Java is èn een katalysator èn een bouwdoos. Er zijn al veel Java- applets (programmaatjes) beschikbaar. Echte, met Java ontwikkelde bedrijfsapplicaties moeten nog komen.
Java dringt binnen in de nieuwe wereld van elektronische dienstverlening. Daarbij presenteert Sun, ontwikkelaar en verkoper van Java, zijn produkt als dè oplossing voor communicatie- en informatietechnologie. Met Java gebouwde informatiesystemen zijn doorzichtig, goedkoop en gemakkelijk aan te passen. De informatie en de programma’s zijn overdraagbaar. Java-software gecombineerd met de Netwerk Computer (NC) moet de IT-kosten per werkplek kunnen terugbrengen tot circa 2500 dollar per jaar. Nu bedragen die kosten bij de ‘vette’ informatiesystemen tienduizend tot vijftienduizend dollar per werkplek per jaar. De ‘vette’ informatiesystemen zijn systemen die moeilijk met elkaar communiceren en duur zijn in het onderhoud. Ze zijn ontstaan door integratie van applicaties van diverse pluimage, communiceren moeizaam en zijn duur in het onderhoud en beheer. Sun heeft laten kijken naar de integrale kosten voor hardware en software, onderhoud en beheer, en communicatiekosten. De aangegeven kostenverlaging veronderstelt wel een op Java gebaseerde informatietechnologie en vervanging van de PC door de NC.
Geen enkele ondernemer neemt echter de radicale stap om zijn bestaande informatiesysteem om te zetten naar een Java- systeem. Daarvoor zijn de desinvesteringen en de veranderingsinspanning te groot. De inpassing van Java-applicaties verloopt in kleine stappen en vindt plaats aan de rand van de systemen; voor interfaces, multimedia-toepassingen, nieuwe applicaties en verlaging van beheerkosten. De informatiewereld wil Java wel gebruiken, maar kan de bestaande systemen er niet een-twee-drie voor opgeven.
Handel staat centraal
Iedereen is klaar of maakt zich klaar voor handel op Internet. De voordelen zijn bekend. Het zakendoen wordt sneller en flexibeler, het inkopen aantrekkelijker en het verkoopproces goedkoper. Communicatie- en informatietechnologie spelen een hoofdrol. Handel via het Net maakt het conventionele commerciële proces achterhaald. In het nieuwe proces bladert de koper in de catalogus van de aanbieder en kijkt of er iets van z’n gading in staat. Wat nooit eerder kon, kan nu wel; de afnemer heeft direct toegang tot de vrije voorraden en kan eruit betrekken of erin reserveren. Wensen worden elektronisch aan de planning bekend gemaakt, waarna deze terugmeldt. De betaling geschiedt elektronisch. De storing is via het Net op te heffen, een produkt via het net samengesteld. Er zijn duizenden manieren om met elkaar te communiceren, en om elkaar via het Net diensten te bewijzen.
Voor elke soort dienst is hulp nodig. Vroeger was dat een functionaris, nu is dat een specifiek programma. Zo’n programma heet een bapi. Een bapi is een communicatieprogramma, met behulp waarvan diensten worden verleend aan functionarissen binnen en buiten de onderneming, zoals afnemers en leveranciers. Externe communicatie verloopt over het Internet, interne communicatie over een intranet. De erp-applicatie moet daarbij gezien worden als een elektronische organisatie die aan de cliënt-organisaties de diensten elektronisch verleent, ongeacht over wat voor een informatiesysteem die cliënt-organisatie beschikt. Tussen die twee informatiesystemen zit nog een mens die de diensten vraagt. Ook dat kan worden geautomatiseerd.
De communicatie met het informatiesysteem van de cliënt is geen zorgenkind meer. Daar zorgen de moderne interfaces voor. Een applicatie van een client kan bijvoorbeeld een met Excel gebouwde toepassing zijn, maar ook een financieel of logistiek informatiesysteem. Een bapi zorgt voor de communicatie.
Standaarden
SAP claimt de bedenker en ontwikkelaar van de bapi te zijn. SAP heeft in R/3 inmiddels honderd bapi’s ingebouwd. Bapi’s zijn programma’s om de klant op zijn wenken te bedienen, om communicatie tussen klant en afnemer mogelijk te maken. De honderd bapi’s zijn nog maar het begin. Er komen er meer. Bapi’s zijn er voor presentatie van produktcatalogi, online klanteninformatie, directe bestelling, het opvragen van agenda- en profielinformatie van personeel, het opheffen van storingen in besturingssystemen enzovoort. Ze zijn er voor de logistieke processen in handel en industrie, transport, de medische wereld etcetera. Ze vergemakkelijken de communicatie op het Net, waardoor men met elkaar de goederen- en dienstenstroom kan regelen. SAP heeft de bapi-definitie officieel gepubliceerd op zijn webserver. Deze definitie en de bijbehorende tool-kit zijn voor iedereen beschikbaar. Momenteel hebben ruim honderd softwareleveranciers zich uitgesproken voor deze bapi. In 1997 zullen veel produkten het leven zien die met bapi’s kunnen omgaan. De winst voor de klant is dat deze automatisch met elkaar kunnen communiceren. Ze begrijpen elkaar doordat ze dezelfde bapi gebruiken. De bapi is toegankelijk voor Java, Corba (common object request broker architecture) en com/dcom programmatuur (distributed common object model).
De bapi’s van SAP ontwikkelen zich momenteel volgens de Forrester Group tot een ‘de facto’ standaard. De Open Application Group zou deze standaard moeten neerzetten, maar deze ontwikkeling blijft achter bij die welke SAP in gang gezet heeft. De bapi’s zijn onafhankelijk van de technologiestandaarden, waardoor men kan kiezen uit de meest actuele technologiestandaarden. Java is daarvan een prominent voorbeeld. SAP stapt hiermee af van het verleden waarin alles ontwikkeld werd in Abap, de eigen ontwikkeltaal. Een groeiend aantal componenten wordt ontwikkeld in Java. Een voorbeeld hiervan is de Reporting Server. Dit is een SAP-gegevenpakhuis met een browser interface.
Gecompliceerde gegevensstroom
De gegevensstroom van de klant naar de leverancier en terug, soms met een doorkoppeling naar toeleveranciers en ook weer terug, volgt een gecompliceerde route over veel tussenstations. Die stations zijn ingebouwd in het R/3 erp-systeem. De stroom begint bijvoorbeeld bij een klant die in het bestand van de leverancier zoekt, of elektronisch een afspraak maakt. Eerst gaat die klant vanuit zijn eigen systeem het net op. Daar kiest hij het adres van de leverancier, bladert in diens handboek (de home pages) om bij de gewenste gegevens te komen en de verlangde dienst te vragen. Daarvoor gebruikt hij één van de beschikbare browsers; bijvoorbeeld van Netscape of Microsoft. Dan komt hij ongemerkt in een programma dat de informatieroute verder regelt (de broker), waarna de specifieke bapi zijn werk doet. Dankzij de bapi kan het programma de dienst leveren. De route is uiteraard beveiligd. SAP gebruikt hiervoor het Https- en Secure Electronic Transactions (SET) protocol. Dankzij deze aangeboden programmatuur kan de klant eenvoudig bij de leverancier naar binnen kijken, rekenen en regelen. Wat er achter de bapi’s komt, ziet de klant niet meer.
Om zo’n route door het erp-systeem te vereenvoudigen, begeeft SAP zich met de release van R/3 op het gebied van object-oriëntatie. Dat is te merken aan de introductie van de business object repository, een bestand waarin 170 business objecten beschikbaar zijn. Enkele voorbeelden van dergelijke objecten zijn: bedrijf, klant, order, factuur en medewerker. De objecten representeren de complete R/3-functionaliteit en zijn toegankelijk op een object-georiënteerde manier. Ze worden gebruikt via de eerder genoemde bapi’s.
Geen omschakeling, wel aanpassing
Het R/3-systeem is dynamisch. Dat is niet alleen te danken aan de toenemende mogelijkheden van het elektronisch zakendoen, maar ook aan de ontwikkelingsroute naar een slank informatiesysteem. Dat slanke systeem past bij de klant die kiest voor de goedkopere NC of NetPC. De volledig grafische gebruikersinterface van SAP, ook wel bekend onder de naam Sapgui, is daartoe herontwikkeld in Java en nu beschikbaar als Java-applet. Er kan zo worden geprofiteerd van de lage eigendomskosten van deze nieuwe omgevingen. Een van de redenen hiervoor is dat er geen software meer geïnstalleerd hoeft te worden op de client-PC of de NC. Daardoor werkt de gebruiker altijd met de meest actuele programmatuur. De versie- en configuratieproblematiek behoort daarmee tot het verleden.
R/3 is een ‘mager’ systeem. Het slankt bovendien nog verder af. Achter het zichtbare gedeelte van R/3 vindt meer plaats dan de ontwikkeling van bapi’s. Het enorme SAP-bedrijfsmodel, waarop nogal wat kritiek was, wordt gereconstrueerd door het stap voor stap object-georiënteerd te maken. De kern van het systeem wordt daardoor flexibeler en is vanuit de dienstverlener beter aan te passen aan de klanteneisen.
Bouwstenen
Baan maakt momenteel op behoorlijke schaal gebruik van Java en zal dat steeds meer gaan doen. De huidige applicaties bevatten Java-code en dat gehalte neemt snel toe. We verwachten meer informatie hierover bij de nieuwe versie van Baan IV met faciliteiten voor het besturen van werkstroomprocessen, en later dit jaar bij de release van Baan V.
Jan Baan heeft eerder al te kennen gegeven dat de inrichting van Baan IV een logisch gevolg is van de Baan-shell. De software-architectuur van Baan kenmerkt zich door een object-like benadering. Daarbij wordt al jaren lang gebruik gemaakt van dynamic link libraries (ddl’s). Deze ddl’s worden bij de uitvoering van een proces dynamisch aangeroepen. Dit betekent dat waar vroeger een programma was, nu bij het gebruik van ddl’s een kort script wordt uitgevoerd. Dit roept de ddl’s aan die op dat moment nodig zijn. Een voordeel van deze werkwijze is dat de toepassingslogica in kleine, ‘schone’ objecten aanwezig is. Die objecten voeren precies de gewenste functie uit. De ddl’s zijn vanuit alle hoeken en naar behoefte aan te roepen. Een voorbeeld is het tonen of onderhouden van naw-gegevens.
Ddl’s vormen dus de bouwstenen voor een informatie-proces. Als die bouwstenen beschikbaar zijn, kunnen processen – waar dan ook – dezelfde ddl’s gebruiken. Wil je zo’n uit ddl’s opgebouwd proces veranderen, dan verander je één ddl. De aanpassing is dan overal gerealiseerd; uniform en consistent.
Een belangrijk aspect van ddl’s is dat ze altijd een application program interface (api) kennen. De api is een beschrijving van de functie van de ddl en de wijze waarop gecommuniceerd kan worden met de betreffende ddl. De beschrijving betreft de in- en uitvoer die de ddl kan gebruiken, en welke functie de ddl kan uitvoeren; welke plaats hij heeft in het bedrijfsmodel.
Baan gaat uit van de dynamiek van bedrijfsmodellen. Modellen en applicaties moeten dus te herconfigureren zijn. De ddl’s laten zich flexibel aansturen vanuit de Dynamic Enterprise Modeler van Baan IV. Deze wordt gebruikt voor het (her)configureren van toepassingen.
Baan heeft altijd de schermafhandeling, de applicatie-logica en database-logica netjes gescheiden. Vanwege deze technologische architectuur was het een natuurlijke stap om de Corba-standaard te incorporeren. Het gevolg daarvan is een volledig open software volgens een wereldwijd geaccepteerde standaard.
Deze architectuur maakt Baan IV probleemloos geschikt voor gebruik op Internet en intranetten. De communicatiefunctie is immers gescheiden van de overige functies, en alleen daar verandert iets. Daarom zijn bap’s voor Baan geen issue. Alleen wanneer een architectuur van derden niet toelaat om op uniforme wijze te interacteren met de buitenwereld, moet er een interface worden gebouwd: een bapi. Dat betekent programmeren, terwijl het toegankelijk maken van de Baan-applicaties niet door programmeren gebeurt, maar door middel van het runnen van een Java sub-generator-programma. Dit programma leest één of meerdere ddl’s in en genereert de bijbehorende Java-applets.
Hoe hoog het huidige Java-gehalte in Baan IV momenteel is, valt uit de beschikbare informatie niet op te maken. Het is afwachten of de eerdere uitlatingen van Jan Baan worden waargemaakt in Baan V.
Cees van Heijkoop, freelance medewerker Computable