Elk klaslokaal moet in het jaar 2000 zijn aangesloten op de informatiesnelweg, vindt president Clinton. Daarvoor is niet alleen veel geld nodig, maar moeten ook honderdduizend leerkrachten worden bijgespijkerd op computergebied. Want de computer is niet de oplossing voor alles. Wat telt is wat de leerling uiteindelijk leert.
Trots leidt Jeffrey (11) me rond. Geroutineerd klikt hij in de bibliotheek het Kids-Pix-programma aan, dat binnen twee seconden de mooiste illustraties uit de Apple-desktop laat rollen. Kinderen van de Burning Tree Elementary School kunnen hier in hun vrije tijd naar hartelust oefenen op één van de vijf aanwezige computers.
Een gang verderop zwaait Jeffrey een deur open. "This is really the most fun-place in the building", zegt hij lachend. Hier staan wel twintig computers, waarmee een hele klas zit te oefenen. Het onderwijs op de computer begint er vanaf ‘Kindergarten’ (vier- en vijf-jarigen).
Burning Tree in een rijke buitenwijk van Washington is geen doorsnee-school. Mede dankzij giften van welgestelde ouders is deze 500 leerlingen tellende ‘public elementary school’ up to date als het om computers en Internet gaat. Er zijn echter tienduizenden scholen in Amerika waar het veel minder goed geregeld is. President Clinton heeft zich voorgenomen er alles aan te doen die achterstand snel in te lopen. Maar leerkrachten en ouders weten dat – zoals in alle segmenten van de Amerikaanse samenleving – het verschil tussen rijk en arm en tussen blank en zwart te groot is om in een paar jaar te overbruggen.
Vast staat dat de computer in het Amerikaanse onderwijs geweldig in opmars is. Internet is niet meer te stuiten. In het basis- en voortgezet onderwijs is er gemiddeld één computer per negen leerlingen; vijf jaar geleden nog moesten dertig leerlingen het met één computer doen. Sinds 1991 is in het onderwijs voor zo’n 9,5 miljard dollar in nieuwe technieken geïnvesteerd. Door die stormachtige ontwikkeling is er amper tijd geweest om na te denken over de manier waarop je computers het best kunt gebruiken. Zo is een grote vakbond van leerkrachten bang dat de computer benut zal worden om de gevolgen van bezuinigingen in het onderwijs te verdoezelen.
Prioriteit
Bill Clinton schijnt amper te kunnen typen, laat staan dat hij overweg kan met computers en Internet. Al Gore heeft wat dat betreft meer recht van spreken als hij computer-technologie propageert. Gore strooit e-mail berichten als confetti in de rondte en is in het algemeen sterk geïnteresseerd in technologie.
Clinton probeert zijn grote persoonlijke achterstand goed te maken door ambitieuze politieke plannen op computergebied. "In het jaar 2000 moet elk klaslokaal zijn aangesloten op de informatiesnelweg, met computers, passende software en goed opgeleide leerkrachten."
De president trok er in eerste instantie een bedrag van twee miljard dollar voor uit. Hij weet ook dat dat niet voldoende is. De totale kosten zullen zeker tien miljard dollar bedragen, en volgens sommige schattingen zelfs twintig miljard.
Clinton: "We maken net zo’n diepgaande verandering door als honderd jaar geleden, toen boerderijen plaats maakten voor fabrieken en delen van het platteland werden omgevormd tot steden. We weten nu heel simpel dat elk kind toegang moet hebben tot de computer en tot Internet. Alleen zo krijgt iedereen de kans om het beste van zijn leven te maken."
Larry Irving, in het kabinet van president Clinton als staatssecretaris verantwoordelijk voor telecommunicatie, dingt af op deze droom van zijn hoogste baas. Hij wijst op het schrijnende verschil tussen blanke en zwarte kinderen. "Veel zwarte kinderen hebben een grote achterstand. Ze hebben een veel kleinere kans om op school een computer te gebruiken. Tegenover 56 procent van de blanke kinderen heeft slechts 39 procent van de zwarte kinderen op school een computer ter beschikking. Thuis bestaat een vergelijkbaar verschil. Van de blanke gezinnen heeft 36 procent een computer; bij zwarte gezinnen is dat slechts 16 procent."
Vice-president Al Gore zei het onlangs onomwonden: "Veel van onze schoolgebouwen zijn er nog nooit zo slecht aan toe geweest. Afgebladderd, overvol en met verouderde of helemaal geen moderne technologie. Zo’n 60 procent van de scholen heeft wrakkige daken of gescheurde funderingen. Bijna 50 procent heeft niet de benodigde bedrading voor computers en modems".
Volgens Edward Miller van de Harvard Educational Letter blijft het daar niet bij. Volgens hem wordt het verschil tussen rijke en arme scholen alleen maar erger. "Het gevolg van de nieuwe techniek is simpelweg dat de bestaande ongelijkheid groter wordt. De rijken worden rijker, de armen worden armer."
Michael Casserly van de ‘Council of the Great City Schools’ klaagt de regering van president Clinton aan. Onderwijs zakt verder op de prioriteitenlijst. "Amerikanen geven zeven maal zo veel uit aan fast food en pornografie als aan schoolboeken. Tot 2000 geven we in totaal negen miljard dollar uit aan nieuwe sportstadions en slechts 3.5 miljard aan het opknappen van onze scholen. Om alle 85.000 publieke scholen gereed te maken voor Internet is net zoveel geld nodig als voor de aanschaf van vijf van de nieuwe aanvalsduikboten van de marine", aldus Casserly.
Daarnaast zijn juist op arme scholen de voorzieningen vaak zo gebrekkig dat het maar helemaal de vraag is of de aanschaf van computers en de aanleg van extra telefoonlijnen de hoogste prioriteit moeten hebben. In Washington zijn de afgelopen maanden scholen gesloten omdat ze brandgevaarlijk waren, het dak lekte of de toiletten amper konden worden doorgetrokken. In andere gevallen willen schoolhoofden misschien liever een metaaldetector om scholieren op messen en pistolen te controleren dan een super-de-luxe computerlokaal.
Lagere telefoontarieven
De president wil dat een deel van de achterstand wordt ingelopen met hulp van het bedrijfsleven en van vrijwilligers. Fameus is het voorbeeld van het chipbedrijf Mips in Californië. Het bedrijf schreef een soort prijsvraag uit. Scholen die onvoldoende geld hadden voor de aanschaf van nieuwe spullen konden meedingen naar een subsidie van 55.000 dollar. Het bedrag ging naar de John Pershing Highschool in Brooklyn, New York. En wat wilde deze school van dat bedrag kopen? Nieuwe tafeltjes en stoeltjes om het kapotte meubilair – waar je nog geen computer of printer op zou durven zetten – te vervangen.
Clinton is natuurlijk voorstander van giften aan scholen door het bedrijfsleven, maar dat gaat hem niet ver genoeg. Hij vindt dat telefoonmaatschappijen scholen een laag tarief moeten bieden, en wil dat zelfs in de wet vastleggen. Vooral de telefoonmaatschappijen voelen daar niks voor. Hun netten zijn toch al overvol door de urenlange online sessies. Het telefoonsysteem in de VS werkt dat ook in de hand. Je betaalt pakweg twintig dollar per maand abonnementsgeld voor een lijn en mag voor dat bedrag lokaal onbeperkt bellen. Neem daarbij de spotgoedkope tarieven van America on Line, 19,95 dollar per maand voor unlimited acces bij inbellen op een lokaal nummer, en je kan uitrekenen dat je voor een paar honderd dollar per maand een flink aantal leerlingen van ’s ochtends negen tot ’s middags vier uur onbeperkt kunt laten websurfen.
Het bedrijfsleven heeft de mond vol van het belang van digi-onderwijs. Als ze daadwerkelijk met geld over de brug moeten komen, worden die bedrijven ineens veel minder spraakzaam en willen ze vooral de kosten met anderen delen.
Robert McDowell van Acta, de overkoepelende organisatie van telefoonmaatschappijen, zegt: "Laten we de kosten zo veel mogelijk spreiden in plaats van de telefoonbedrijven weer leeg te zuigen. Het is het beste als veel mensen een beetje bijdragen."
Om toch de nodige krachten te mobiliseren heeft president Clinton de Technology Learning Challenge gelanceerd. Dit initiatief moet ervoor zorgen dat bedrijven, vakbonden en gemeenten geld bij elkaar brengen om bijvoorbeeld de komende jaren honderdduizend leerkrachten bij te spijkeren op computergebied. Er is het opmerkelijke initiatief Netday 96, waarbij landelijk tienduizenden vrijwilligers, vakbondsleden en mensen uit het bedrijfsleven een dag lang hard werken om scholen gereed te maken voor Internet. Vorig jaar was Netday 96 een doorslaand succes; Netday 97 komt er aan. In sommige staten zijn vrijwilligers zelfs elke zaterdag in de weer met school wiring. Bedrijven en overheidsinstellingen geven hun afgeschreven apparatuur in het kader van Netday vaak aan scholen. Het gevaar daarvan is dat scholen met zwaar verouderde spullen moeten werken, en het is toch al zo moeilijk om technisch een beetje bij te blijven. Zoals Allen Glenn van de Universiteit van Washington zegt: "Het is alsof je tijdens een honderd meter sprint halverwege al weer van schoenen moet wisselen".
Didactiek
Clifford Stoll is van huis uit astronoom en de schrijver van het kritische boek Silicon snake oil, second thoughts on the information highway. Hij reist de hele VS af om lezingen te geven over computers en Internet. Stoll heeft reserves over de bejubelde zegeningen van computers op school. "Elk uur dat je achter je toetsenbord doorbrengt, ben je niet onder mensen. De beste manier om een space eyed zombie te worden en geen vrienden te maken is achter je computer te blijven zitten", meent hij.
Stoll vertelt van een moeder van wie de zoon verslaafd is aan de computer en die geen vrienden heeft op school. "Hij gaat amper meer in bad. Hij gaat naar zijn kamer, belt in en weg is ‘ie. Stel dat hij aan cocaïne verslaafd was, dan was het huis te klein, maar omdat het de computer is, wordt het ineens onaantastbaar."
Er zijn meer kritische geluiden van onderwijs-kenners die waarschuwen voor te hoog gespannen verwachtingen. Jim Frishman, leraar aan de Mount Vernon High School in Virginia, zegt: "Computers zijn een stuk gereedschap; efficiënt en gemakkelijk in het gebruik, en kinderen zijn er dol op. Ze zitten liever voor het computerscherm dan dat ze papier en potlood pakken en boeken gebruiken. Maar de computer is niet de oplossing voor alles. Wat telt is wat de leerling uiteindelijk leert."
Om de leerling op de computer echt iets bij te brengen, zijn in de eerste plaats leerkrachten nodig die goed getraind zijn in computeronderricht. Het gevaar is dat de techniek hen de baas is, in plaats van omgekeerd.
Richard White, onderwijsambtenaar in Chicago, zegt spottend: "In het hele land staan overheadprojectoren ergens op een plank omdat er een lampje is doorgebrand en niemand weet hoe je dat moet vervangen. Leraren moeten met de computer net zo vertrouwd raken als met het schoolbord en krijt. Anders is het allemaal weggegooid geld."
De staat North-Carolina heeft daarvoor een straffe aanpak bedacht. Leraren volgen verplicht een computer-bijscholing. De scholen moeten 25 procent van hun technologie-begroting aan dergelijke bijscholingen uitgeven. Wie niet meedoet, verliest zijn lesbevoegdheid. Alleen op die manier is de nieuwe technologie echt een aanwinst.
Marjorie DeWert van de Universiteit van North Carolina meent: "We hebben ons al zo vaak gericht op het oefenen met de nieuwe techniek in plaats van te letten op effectief leren."
En wat kunnen de leerlingen er zelf mee? Leren ze er echt wat van of is het vooral fun, zoals Jeffrey in het begin van het verhaal zei. Lerares Roxanne Senders vertelt dat ze leerlingen een scriptie wilde laten maken op de computer. Als ze klaar waren met schrijven mochten ze – ook op de computer – een leuke omslag ontwerpen. Maar de leerlingen deden het net omgekeerd. De omslagen waren prachtig, maar de scripties waren niet veel soeps", zegt Senders. Een andere lerares vertelt van de fantastische scriptie die een leerling inleverde. Tot ze erachter kwam dat van de 41 pagina’s er zo 40 van Internet waren gedownload. Vroeger moest je al die pagina’s tenminste nog overtikken, maar zelfs dat hoeft nu al niet meer.
Onderwijs op maat
Dat brengt ons terug bij Clifford Stoll, die in zijn uitdagende speeches zegt dat de computer het leerlingen veel te gemakkelijk maakt. Leren is geen lolletje, zegt Stoll. "De kinderen zijn gek op de computer; het is een spel. Kijk maar in de computerwinkel bij de afdeling ‘edutainment’ software. Maar leren is helemaal niet leuk. Je moet er hard voor werken. Er is discipline en verantwoordelijkheidsgevoel voor nodig. Het resultaat komt pas veel later, als je ineens ontdekt dat je echt iets begrijpt."
Naast de sceptici zijn er de enthousiaste aanhangers, die de genoemde bezwaren niet bestrijden maar relativeren. Elke technische vooruitgang heeft zijn tijd nodig. Wat was nu eigenlijk het voordeel van de eerste auto’s boven paard en wagen? En kijk eens wat er daarna gebeurd is. Zo zal de computer ook langzaam maar zeker een steeds belangrijkere rol krijgen in de scholen.
Microsoft-oprichter Bill Gates herinnert zich zijn eigen eerste ervaringen met computers en software. "Ik was dertien toen ik mijn eerste softwareprogramma schreef, voor een computerversie van het spelletje boter, kaas en eieren. De computer waarmee ik werkte was kolossaal en omslachtig in het gebruik. Maar we konden deze computer opdrachten geven die hij vervolgens uitvoerde. Dat is niet een reactie die je van ‘dingen’ verwacht. Dat was het begin van mijn fascinatie door software."
In die tijd moest de nog piepjonge Gates computertijd kopen. Om dat te kunnen betalen nam hij in de zomer een programmeerbaantje, waarmee hij het kolossale bedrag van vijfduizend dollar verdiende. De scholier van toen is nu één van de rijkste mannen van de VS. Maar zijn mening over de waarde van computers voor scholieren is onveranderd. "Sommigen zijn bang dat de computer het onderwijs onmenselijk maakt. Maar iedereen die kinderen wel eens samen met een computer bezig heeft gezien, zoals ik dat met mijn vrienden in 1968 deed, weet dat technologie het onderwijsklimaat juist menselijker kan maken", aldus Gates.
Een belangrijk voordeel van de computer is ook dat deze onderwijs op maat levert. Elke leerling kan er naar eigen vermogen en in eigen tempo gebruik van maken. Gates: "Er is een vaak genoemde angst dat de computer de leraar-voor-de-klas zal vervangen. Ik zeg zonder enige reserve: dat zal niet gebeuren. De informatiesnelweg doet niets af aan de waarde van het opvoedkundig talent dat nodig blijft om de uitdagingen aan te kunnen die voor ons liggen."
Optimistische woorden van de Microsoft-baas. In kringen van de Amerikaanse onderwijsvakbonden is men echter minder juichend. Jamie Horwitz van de American Fedaration of Teachers (AFT) vertelt over een plan om een digitaal college op te richten. Dat klinkt leuk en aantrekkelijk (je spaart er het collegegeld van minimaal 10.000 dollar per jaar mee uit), maar de gevolgen zijn volgens de AFT-bestuurder rampzalig. "Bedenk maar wat er gebeurt. De kinderen van rijke ouders blijven naar een duur college gaan, met docenten voor de klas. Arme kinderen gaan naar de digitale variant. Aangezien ze toch al minder stimulans van huis uit meekrijgen en de digitale ‘docent’ ze ook niet bestraffend toespreekt, is het gevolg dat veel studenten de opleiding niet afmaken." De geboorte dus van de digi-dropouts.
Daar komt nog bij dat onderwijs in Amerika sterk gedecentraliseerd is. Vooral in de republikeinse partij zijn er veel Congresleden die het departement van onderwijs in Washington het liefst helemaal zouden opheffen, om vervolgens alle bevoegdheden aan lagere overheden te geven. Er zijn heel globaal programma-eisen, maar de curricula kunnen per staat en stad sterk verschillen. Jamie Horwitz verzucht dat er wel 15.000 verschillende systemen zijn. Dat maakt een uniforme aanpak van computeronderwijs onmogelijk. Zolang geld ontbreekt om ten minste globaal alle scholen dezelfde financiële middelen te geven, blijven de verschillen tussen kinderen in de ene of de andere wijk groot. In de ene wijk klagen twaalf-jarigen dat ze het nog met een 14,4 in plaats van een 28,8 modem moeten doen, en de echte wijsneuzen zeggen dat je echt niet meer zonder Isdn kunt. Een paar mijl verderop weten hun leeftijdgenoten niet eens wat Internet of Windows betekent, en een modem – no clue.
Jeffrey van de Burning Tree Elementary School hoort dus bij de eerste groep. Zijn ouders hebben minstens 50.000 dollar extra voor hun huis moeten neertellen om te kunnen wonen in het district van Burning Tree. Jeffrey is oud genoeg om elke denkbare PC bijna gedachteloos te bedienen. Hij is niet oud genoeg om zich te realiseren tot wat voor bevoorrechte minderheid in Amerika hij behoort.
Charles Groenhuijsen, freelance medewerker Computable
Computers in de klas
De volgende academische instellingen in de VS houden zich met het onderwerp ‘Computer in the class room’ bezig:
– Center for Educational Technology: http://www:ithaca.edu/computing/services
– National Foundation for the Improvement of Education: http://www.NFIE.org
– AskEric Virtual Library: http://ericir.syr.edu/about/virtual.html
– Classroom Connect Online: http://www.wentworth.com
Wie meer wil weten over de problemen in de Amerikaanse binnensteden kan terecht bij:
– Council for Great City Schools: http://www.cgcs.org
Een aantal voorbeelden van ‘virtual high schools’ (mooie graphics, goede links) rond Washington is te vinden op:
– http://wxnet4.nbc4.com/web66.html
Het initiatief Netday 96 heeft een prachtige website met een schat aan informatie over de opzet van zo’n landelijke actie:
– http://www.netday96.com
Wie rechtstreeks de plannen van president Clinton wil inzien (inclusief een wapperende Stras & Stripes) tikt:
– http://www.whitehouse.gov of:
– Departement van Onderwijs: http://www.ed.gov
Computers in het onderwijs
Rond de discussie over het nut en de noodzaak van het gebruik van computers in het onderwijs hing jarenlang een oorverdovende stilte. Met recente uitspraken en beleidsvoornemens van de ministers Wijers van Economische Zaken en Ritsen van Onderwijs is die stilte doorbroken. Nederland moet fors gaan investeren in het computergebruik op school en Europese leraren moeten zich van Den Haag een multi-mediaal bewustzijn verwerven. Werkgeversorganisaties spannen zich in om overtollige zakelijke computers in het onderwijs een tweede leven te bieden.
Redenen te over voor Computable om in drie artikelen op zoek te gaan naar het waarom en hoe van informatica en onderwijs.
We gingen kijken of het onderwijs in de Verenigde Staten nu echt veel vaker en intensiever gebruik maakt van computers.
In Den Haag houden we de plannen van de ministeries tegen het licht. Waarom bemoeit Economische Zaken zich met een beleidsterrein waarop Onderwijs jarenlang het monopolie leek te hebben?
Tenslotte gingen we praten met iemand die de computers moet installeren en onderhouden op enkele tientallen scholen in Noord-Brabant.