De televisie-beelden staan op ieders netvlies gegrift: kadavers van varkens die met drie of vier tegelijk in de stalen bek van een grijper boven de laadbak van een vrachtauto bungelen.
Bij de speurtocht naar beesten met varkenspest blijken er ineens ook varkens ‘zoek’ te zijn. Nergens is de identificatie en registratie van varkens zo goed geregeld als in Nederland, roepen de deskundigen in koor. Er is evenwel een probleempje: de varkenshouders gebruiken het systeem niet. Met databanken houd je de varkenspest zeker niet buiten de grens. Maar de ziekte kan nu veel erger huishouden dan nodig was.
Om met George Orwell te spreken: alle varkens zijn gelijk, maar sommige zijn meer gelijk dan anderen. Op de boerderij van Orwell waren de varkens de baas, in Nederland zijn de varkens dit voorjaar het lijdend voorwerp. Weinig binnenlandse beelden op de televisie zijn dezer dagen als smakelozer ervaren dan de grote kranen van de destructiebedrijven die de door pest verziekte en afgemaakte varkens in grote vrachtwagens kwakten. Heel Nederland wist voor eens en altijd welk geluid dode varkens maken: alsof je met een plat mes op een karbonade slaat. Varkenspest, zo luidde de diagnose van de ziekte die delen van varkenshoudend Brabant nu al weken van de buitenwereld afgesloten houdt. Voor de mens ongevaarlijk, maar dodelijk voor het dier en uiterst besmettelijk. De ziekte wordt veroorzaakt door een virus, dat zeer sterk is en maandenlang een sluimerend bestaan kan leiden. Dit voorjaar sloeg het weer toe in Brabant, en de overheid wist niet hoe snel ze maatregelen moest nemen. Besmette varkenshouderijen werden geruimd – een grimmig eufemisme voor het ter plekke doden en direct laten vernietigen van de varkens – en grote gebieden werden afgesloten. In de eerste week van maart waren al meer dan twintig gevallen van varkenspest geconstateerd.
Met boycotten van de Nederlandse overheid en daarna van Brussel probeert de regering de schade zoveel mogelijk te beperken. Maar dat is moeilijk: vaak verlaten besmette varkens de bedrijven voordat duidelijk is dat er varkenspest heerst. En dan is het voor de betrokken instanties een kwestie van achter de feiten aanhollen. Zowel letterlijk als figuurlijk, omdat alle bedrijven die via het vervoer van de varkens in contact staan met besmette bedrijven zo snel mogelijk bezoek moeten krijgen. En zoek dat allemaal maar eens uit.
Hier en daar krabben deskundigen zich echter zo langzamerhand achter de oren. Op 1 januari van het vorig jaar was toch officieel een ‘waterdicht systeem’ van kracht geworden, aan de hand waarvan heel eenvoudig is na te gaan waar alle pakweg veertien miljoen Nederlandse varkens zich bevinden? Een systeem dat met gemak twintig miljoen mutaties per jaar aankan, en waarvan de relationele databank in minder dan geen tijd per deelgebied vele pagina’s aan informatie kan leveren? Dat systeem is er inderdaad, en het heet I&R (identificatie en registratie). Alsof hij het voorvoelde, zo liet boerenleider Wien van den Brink in het voorwoord van een gloednieuwe brochure over de noodzaak van een dergelijke registratie bezwerende taal horen aan zijn ‘collega-varkenshouders’. "Ook bij uitbraak van een besmettelijke dierziekte is het nodig zo snel mogelijk te weten waar de dieren zich bevinden. Het is in ons eigen belang daar op elk moment duidelijkheid over te geven en zo eventuele problemen snel op te lossen," zo schreef Van den Brink in ‘I&R-Varkens in Nederland’, met als ondertitel ‘I&R-systeem van primair belang voor een goede varkensgezondheidszorg’. Het boekje kwam eind januari op de markt, pal voor het uitbreken van de varkenspest.
Weerstand boeren
Het was niet voor niets dat Van den Brink zo hamerde op de noodzaak. Want daar zat, achteraf, de afgelopen weken namelijk nu net de ‘bottleneck’: de varkenshouders maakten namelijk hoegenaamd geen gebruik van het ‘verplichte’ systeem. Een briesende minister Van Aartsen (Landbouw) sprak eind februari over een ‘schandelijke’ 90 procent van de varkenshouders die zich niet aan de registratieplicht hield. En ook in Italië, waar Nederlandse besmette varkens werden aangetroffen, maakte langdurig speurwerk duidelijk dat de Nederlandse varkenshouders het met de regels niet zo nauw namen. Dezelfde geluiden kwamen uit België: minister Pinxten van Landbouw klaagde er medio februari hartgrondig over dat de herkomst van Nederlandse varkens zo moeilijk te achterhalen was.
Maar dat alles veranderde bijzonder rap. Sinds het uitbreken van de varkenspest hebben weinig beroepsgroepen zo’n ommezwaai gemaakt ten opzichte van de technologie als de Nederlandse varkenshouders. Het aantal meldingen in het kader van I&R steeg van 10 procent in de eerste dagen van de pest tot bijna 100 procent enkele weken later. Geschrokken van alle ontwikkelingen en alle commotie geven de varkenshouders nu braaf alle verplaatsingen door aan het I&R Bureau Varkens van de Gezondheidsdienst van Dieren – zoals dat vanaf het begin had gemoeten. "Je kan het natuurlijk eigenlijk niet zeggen, omdat het geen pas geeft, aldus sectordirecteur C. Damen van de Gezondheidsdienst voor Dieren in Boxtel, "maar die massale registratie is één van de weinige positieve zaken die we aan deze varkenspest zullen overhouden. Gelukkig beseffen ook de varkenshouders nu dat het in Nederland niet langer vrijheid-blijheid is als het om registratie gaat. De weerstand van de boeren tegen de registratie heeft alles van een – naar eigen zeggen gezonde – afkeer van te veel administratieve rompslomp, gevoegd bij een al even grote weerstand tegen techniek in het algemeen en techneuten-die-niet-naar-ons-willen-luisteren in het bijzonder. Die waren immers twee jaar geleden met een systeem naar buiten gekomen waar de boeren geen brood van lusten. Ze hadden naar ons moeten luisteren, dan was er een computersysteem gekomen waar de boeren mee overweg hadden gekund, zegt secretaris H. Weinans van de Nederlandse Vakbond van Varkenshouders (NVV). Deze ietwat militante boerenorganisatie werd drie jaar geleden opgericht door niemand anders dan Wien van den Brink uit onvrede met de belangenbehartiging van de varkenshouders door de meer algemene standsorganisaties. "De techneuten hebben nooit naar ons willen luisteren. Ze verzinnen elke keer maar wat. Dit hele I&R-verhaal is een goed voorbeeld van de manier waarop de techneuten al jaren bezig zijn: hard aan het werk zonder zich af te vragen waar de gebruikers, de varkenshouders in dit geval, behoefte aan hebben", aldus Weinans. "Ze gingen op zoek naar een systeem dat honderd procent waterdicht is. Nou, zo’n systeem bestaat niet. Wie wil sjoemelen, kan dat met wat voor systeem dan ook."
De bedenkers van het systeem, zegt Weinans, hadden beter naar de adviezen en wensen van de boeren kunnen luisteren dan zich koste wat kost te richten op "die ene procent varkenshouders die hoe dan ook de regels wil ontduiken". En de varkenshouders, meent de secretaris, hadden nogal wat bezwaren. Zo was de NVV vanaf het begin tegen een tweezijdige melding (door zowel de boer die de varkens ontving als de boer die ze verkocht), iets dat de Stuurgroep I&R nodig achtte om verplaatste varkens zo goed en zo snel mogelijk te kunnen traceren. Ook waren de boeren het er niet mee eens dat de transporteurs buiten het systeem werden gelaten. De Stuurgroep had zich medio jaren negentig voor de taak gesteld gezien een systeem te ontwikkelen, waarmee het mogelijk zou zijn varkens volledig te identificeren en te registreren. Op die manier, zo was de gedachte, waren de betrokken partijen altijd in staat te traceren waar de varkens zich bevonden en, minstens zo belangrijk, waar ze vandaan kwamen.
"Een perfect systeem had nooit de varkenspest kunnen tegengaan", aldus Damen. "Maar we hadden de ziekte wel beter in de hand kunnen houden. We hadden sneller gezien waar zich besmette bedrijven zouden bevinden en derhalve sneller kunnen reageren." Damen komt met het voorbeeld van een bedrijf waar dieren aanwezig zijn die afkomstig zijn van een besmet bedrijf een eind verderop. "In een goed draaiend systeem heb je alle gegevens over dat eerste bedrijf paraat. Je kunt dus eigenlijk al even een kijkje nemen zonder er daadwerkelijk aanwezig te hoeven zijn."
Vanaf het officiële begin van het I&R-systeem hebben de boeren van Van den Brink zich afgezet tegen deze gecomputeriseerde manier van registratie. Dat leidde tot boycot-acties door leden van de NVV. Uiteindelijk resulteerde dat het afgelopen najaar in het terugdraaien van de dubbele meldingsplicht naar een eenzijdige meldingsplicht: alleen de boer die varkens verkoopt meldt dat aan het systeem. De koper mag zelf weten of hij meldt; verplicht is het niet. Zoiets werkt afdoende, meende NVV. Het probleem was echter dat boeren om allerlei redenen massaal de meldingsplicht ontdoken. Om zelf te kunnen bepalen wat ze met hun varkens deden, zoals boze tongen beweren? Of omdat het systeem in het geheel niet gebruikersvriendelijk is, zoals onder andere de NVV zegt? Feit is dat de grote computers vrij nutteloos stonden te wachten op wat werk. En dat terwijl de techneuten zo te spreken zijn over het systeem.
Gebuikersonvriendelijk
In het eerste deel van de I&R, de identificatie, dienen de vermeerderaars (de varkenshouders met fokzeugen die biggen krijgen om ze te verkopen) de jonge beesten bij vervoer te voorzien van een oormerk met een zogeheten ubn, een uniek bedrijfsnummer. Op dat nummer bevindt zich het staladres en een code voor de betreffende varken. Wanneer de big een kilo of dertig is, wordt hij vervoerd naar de mester, die het beest in enkele maanden klaar maakt voor het slachthuis. De beide varkenshouders zouden allereerst het transport moeten melden aan de computer van de I&R-dienst, de registratie. De computer (een Bull-machine, die op Unix draait en die voorzien is van een Oracle-databank van ongeveer drie gigabytes) kan transacties aan per telefoon en per computer. In het eerste geval worden alle relevante gegevens doorgegeven per voice response-systeem, in het tweede geval wordt er met een eigen PC (plus modem) aan de hand van een edi-toepassing in de hoofdcomputer ingebeld. Vervolgens moeten doorgegeven worden het ubn, de bestemming, het aantal, de soort, en wanneer het transport heeft plaatsgevonden. Nu er in tijden van ziekte opnieuw door beide partijen gemeld moet worden, heeft de computer de nachtelijke uren ter beschikking om de meldingen te matchen. Vindt hij de afvoer- en bijbehorende aanvoermelding, dan wordt die opgeslagen in het systeem. In het andere geval vindt de beheerder van het systeem de volgende ochtend een foutmelding. "In totaal moeten we twintig miljoen meldingen per jaar verwerken", zegt W. Smit van de afdeling bij de Gezondheidsdienst in Deventer waar het systeem wordt beheerd. De databank is relationeel van aard, zodat er op elk van de onderdelen gezocht kan worden. Bovendien biedt het de mogelijkheid de historie van een bedrijf te bepalen.
Maar dat was de theorie. In de praktijk bleek het systeem niet goed te werken. "Ik ken zat boeren die het veel te gebruikersonvriendelijk vinden en er daarom niet aan meewerken," aldus Weinans. "Waarom is er bijvoorbeeld niet de mogelijkheid aan toegevoegd om ook schriftelijk te kunnen melden? Stel je voor, die boer van zestig, die van computers en computer-telefoonstemmen geen kaas gegeten heeft. Die wil best reageren, maar dan per brief. En dat kan nu net weer niet. Anderen vinden de computer te moeilijk, of hebben een oud PC’tje, waar het ook niet mee werkt. De hele registratie is een voorbeeld van automatisering die veel verder is voortgeschreden dan de daadwerkelijke gebruikers. En dan gaat het mis."
Naam te grabbel
Systeem of niet, de varkenspest heeft voor miljoenen gulden aan schade toegebracht; 250 miljoen gulden aan te vroeg gedode varkens in Brabant alleen al. Maar de indirecte schade is een veelvoud van dit bedrag, zeggen ze bij het Productschap voor Vee en Vlees.
"Het exportverbod, de stilgelegde slachterijen en transportbedrijven, de lege stallen, de exporthandel. Er is veel meer schade dan die op de getroffen boerderijen zelf, waarvan de schade bovendien gedekt is", zegt woordvoerder S. Dijkstra. En over één ding is iedereen het eens: de varkenspest heeft Nederland bepaald geen goed gedaan. De varkenshouders in ons land hadden in het buitenland een uiterst goede naam. Die naam is nu voor een belangrijk deel te grabbel gegooid. Dat vindt ook sector-directeur Damen. "Het is natuurlijk nooit precies in geld uit te drukken wat dit aan vervolgschade gaat kosten, maar je hoeft geen deskundige te zijn om te zien dat de sector er in ieder geval niet beter van zal worden. Laten we in ieder geval deze gelegenheid aangrijpen om ervoor te zorgen dat de boeren blijven registreren. Ze zijn nu allemaal wel het braafste jongetje van de klas, maar als we niets doen zijn ze over een jaar alle ellende vergeten en wordt er weer niet geregistreerd."
De Gezondheidsdienst voor Dieren is, aldus Damen, bezig met het opzetten van maatregelen om de meldingsdrang er in te houden. "We kunnen ons bijvoorbeeld richten op het uitsluitend zakendoen met bedrijven die correct handelen. Daarnaast kunnen we afspraken bevorderen tussen de partijen onderling, waarbij deze zich verplichten volgens alle regels te werken. Wanneer één partij zich niet aan de afspraken houdt, kan de andere partij een flinke bom duiten tegemoet zien. Een kwalitatief goed I&R-systeem zal in ieder geval bijdragen aan het herstel van de sector. Als de boeren dat toch maar eens zouden willen inzien."
André Ritsema is freelance medewerker van Computable
Varkens in Nederland
De varkenssector in Nederland telt ongeveer veertien miljoen beesten, die op ongeveer 22.000 varkenshouderijen worden grootgebracht. De waarde van de export, 75 procent van de totale sector-omvang, lag in 1996 op een bedrag van zes miljard gulden. De keten bestaat uit vermeerderaars, mesters en slachters. Van de slachterij gaat het naar de detailhandel en vervolgens naar de consument.
Een vermeerderaar verkoopt zijn biggen met een gewicht van ongeveer dertig kilo aan de mester. De beesten zijn dan ongeveer drie maanden oud. Als de varkens rond de 110 kilo zijn, na ongeveer negen maanden, gaan ze naar de slacht. De export naar het buitenland omvat zowel levende biggen als vlees.