Eigenlijk zijn de meeste mensen het er wel over eens wat er aan Repetitive Strain Injury (RSI) zou moeten gebeuren. Deze kwaal van de moderne samenleving, die zich in de automatisering vooral onder beeldschermwerkers voordoet, heeft één oorzaak: dag in dag uit dezelfde handelingen verrichten zonder enige afwisseling. Arbodiensten geven dan ook steevast het advies: wanneer je monotoon werk verricht, probeer dan toch enige afwisseling te zoeken. Daar wringt hem nu juist de schoen.
De arbeidsdeling heeft tot gevolg dat werk weliswaar efficiënter georganiseerd kan worden, maar heeft tevens als een van de minder fraaie neveneffecten dat sommige mensen nu juist ingeschakeld worden om zich toe te leggen op saai en eentonig werk. Dat is hun kwaliteit. Veel data entry-afdelingen zijn hier een goed voorbeeld van. Geringschattend worden de medewerkers van deze afdelingen vaak de elektronische garnalenpellers van deze tijd genoemd. De call centers, die nu als paddestoelen uit de grond schieten, lopen een vergelijkbaar risico.
Tot voor kort was het zo dat iemand die last van RSI kreeg, de rechter ervan moest overtuigen dat hij of zij de kwaal als gevolg van het werk had opgelopen. De bewijslast lag bij de getroffene. De rechter in Zeeland meent nu – de zaak ging over ziekte als gevolg van het werken met asbest – dat het de werkgever is die moet aangeven dat de kwaal niet door het werk werd veroorzaakt. Daarmee komt de bewijslast aan de andere kant van de tafel te liggen. RSI is daarmee het probleem van bedrijven geworden. Saai en monotoon werk heeft daarmee tevens een prijs gekregen, tenzij hogere rechters besluiten dat het toch anders ligt.