De verschillen tussen tarieven voor Internetgebruik en voor ‘gewone’ telefoongesprekken vloeien niet simpelweg voort uit kunstmatig te hoog gehouden prijzen.
Volgens J.W. Smeenk houden telecomcarriers de communicatietarieven voor de afzonderlijke consument veel te hoog (Kunstmatig, Computable, 7 februari 1997). Hij onderbouwt dat door te verwijzen naar Internet. Daar zijn Internet Service Providers (ISP’s) in staat tegen betere tarieven in te kopen bij de telecomcarriers dan de individuele consument, aldus Smeenk. Door de voordelen van die lagere tarieven door te geven aan hun klanten, kan de ISP tegen ‘zeer democratische’ prijzen verbindingen naar de andere kant van de aarde aanbieden.
Omdat de ISP’s keuzevrijheid hebben, kunnen ze over de prijs van hun onderliggende telecominfrastructuur onderhandelen met de aanbieder, wat de tarieven drukt. Dat is volgens Smeenk nu net wat de telecomcarriers nodig hebben. Deregulering en liberalisering zullen een drukkend effect hebben op de prijs die iedereen, zowel bedrijven als consumenten, voor telecommunicatie moet betalen.
Smeenk stelt dat telecommunicatietarieven voor de consument te hoog zijn, en dat klopt. Die tarieven zullen door veranderingen in de marktsituatie de komende jaren flink dalen. Echter, Smeenk moet wel de juiste vergelijkingen maken. Als u wilt beweren dat vervoer per taxi te duur is, moet u niet verwijzen naar lagere bustarieven voor slechts een deel van de door u af te leggen route. Deze taxi/bus-vergelijking is bruikbaar voor Internet en telefonie.
Als u een telefoongesprek wilt voeren met iemand elders op aarde, komt uw telecommunicatiebedrijf u per gesprek individueel thuis afhalen en zorgt het ervoor dat u, ongestoord door andere gebruikers, in een omgeving waar privacy volledig gegarandeerd is, uw communicatie kunt afwikkelen met degene die u bezoeken wilt. De carrier levert een circuitgeschakelde dienst. Uw telecomcarrier haalt u niet alleen met de taxi op, hij heeft ook naar uw voordeur en alle andere voordeuren de wegen aangelegd voor de taxi’s. De taxi biedt veel luxe en comfort: de spraakkwaliteit is hoog (bijvoorbeeld stemherkenning en klankkleur) en het dataverkeer kan over deze circuitgeschakelde dienst met flinke snelheden plaatsvinden – een 14K4 modem voor een transatlantische datasessie presteert veel beter dan een trage Internetverbinding tijdens het spitsuur.
Tochtige busstations
Hoe anders is de situatie in de Internet-omgeving. Als gebruiker moet ik me eerst op eigen kosten en gelegenheid naar het busstation van Internet begeven. Daartoe gebruik ik de taxi van mijn telecomcarrier. Op het busstation moet ik tijdsvertragende handelingen uitvoeren en beland ik telkens in lange wachtrijen. Als ik eenmaal in de juiste bus zit en naar mijn bestemming kan vertrekken, is het afwachten met hoeveel mensen ik die bus deel en hoe vaak deze stopt. Ergens in de Internet-infrastructuur kan het aantal inzittenden in de bus (de vaste verbindingen tussen de ISP’s, de MAE’s en de IP-backbone) zodanig toenemen dat van enig comfort geen sprake meer is (‘receiving data at 28 bytes/sec’).
Aan de andere kant van de aarde moet degene die ik wil spreken er ook voor zorgen dat hij op een van de tochtige Internet-busstations staat, anders kan ik niet met hem in contact komen. Ook hij is op eigen kosten en gelegenheid op dat station aanwezig. Als hij een grote vervoerder is, heeft hij een eigen vaste verbinding naar het station. Is hij een kleine vervoerder, dan beschikt hij over een verbinding middels Pstn of Isdn.
De meeste beeldspraak gaat ergens mank, dus ook deze. Ik beweer niet dat telecomcarriers altijd en overal ’taxi-kwaliteit’ bieden. Ik wil bewerkstelligen dat er een heldere discussie wordt gevoerd en taxi’s met taxi’s worden vergeleken. Op Internet vindt veel verkeer plaats tussen diverse grote lokaties. De prijs per eenheid daartussen is laag door het principe van load sharing. Uw ISP weet dat en maakt daarvan gebruik. Voor elke zoveel duizend gebruikers heeft hij via Unisource, BT, Global One of wie dan ook een 2Mb vaste verbinding naar het Net. Als hij met zijn geld niet uitkomt, laat hij u gewoon langer in de rij voor het kaartjesloket of de bus wachten. Uw ISP is geen liefdadigheidsinstelling, maar een handelaar in transport, net als uw PTT. Beide is niets menselijks vreemd. Via uw ISP kunt u voorlopig niet op aanvaardbare wijze een telefoongesprek voeren met iemand aan de andere kant van de wereld; dat is een vorm van hobbyisme die alleen is weggelegd voor zendamateurs te Waspik. Uw telecomcarrier biedt een uniforme standaard aan, op elke plaats in Nederland, middels een interface die iedereen die tot tien kan tellen weet te gebruiken.
Doelmatigheid
ISP’s hoeven geen verbinding aan te leggen, noch te onderhouden, naar elke voordeur in Nederland (Universal Service Provision) en kunnen door load sharing gebruik maken van internationale vaste verbindingen van de telecommunicatiebedrijven. Op die vaste verbindingen gaat al het verkeer van alle gebruikers via MAE’s de IP-backbone op. De telecomcarriers verkopen deze vaste verbindingen ook aan multinationals en internationale organisaties. Die bieden op de internationale routes dan ook een vorm van collectief personeelsvervoer aan, waardoor ook zij internationale telecommunicatiekosten kunnen drukken. Voor de consument is dat niet weggelegd. Alleen resellers en call back providers kunnen aan de onderkant van de markt dit soort diensten leveren, op basis van load sharing en lage prijzen.
Dat vervoer per taxi duurder is dan nodig, en dat door extra taxivergunningen uit te geven de vraag zal stijgen en de prijzen zullen dalen, staat vast. De huidige marktsituatie voor internationaal en nationaal telefoonverkeer is in de loop van zo’n honderd jaar ontstaan. In de eerste negentig jaar daarvan werd telecommunicatie (lees spraak) gezien als een utiliteitsfunctie, te beheren door de overheid. Op doelmatigheid hoefde niet te worden gelet. Internationale gesprekken waren voorbehouden aan enkelen en de meeropbrengsten uit internationaal verkeer werden gebruikt om andere zaken mee te bekostigen. Deze situatie is nu sterk aan het veranderen, onder andere door het toenemen van concurrentie.
L.M. Lam, Veenendaal