In de jaren tachtig en begin jaren negentig domineerde IBM de wereld van de datacommunicatie met SNA (Systems Network Architecture). SNA is een hiërarchisch netwerk; dat ligt voor de hand omdat IBM grote systemen bouwde die zich in het centrum van de gegevensverwerking bevonden. SNA introduceerde met LU6.2 communicatie tussen verschillende computers. IBM was echter wel zo slim om de communicatie tussen terminals en computers (LU2) in stand te houden. Dit maakte een migratie naar LU6.2 mogelijk, waarbij de controle over het netwerk behouden bleef.
De jaren tachtig zagen met Digital’s Decnet een sterke groei van een nieuw concept: peer-to-peer netwerken. In zo’n netwerk kon elke computer een verbinding met elke andere computer leggen, zonder dat er een centraal systeem nodig was. Er was geen duidelijke winnaar; zowel SNA als Decnet waren geschikt voor hun eigen toepassingen. IBM maakte mainframes, waarvoor de hiërarchische opzet heel natuurlijk was; Digital maakte mini’s, waarvoor peer-to-peer zeer geschikt was.
Maar toen kwam het Internet, een ander peer-to-peer netwerk op basis van het IP-protocol en de daarbij behorende uitbreidingen (TCP, UDP, telnet, ftp, smtp, etcetera). Door de sterke academische associatie tussen het Internet en Unix werd de Internet communicatie-suite als standaard voor alle Unix-varianten geadopteerd. TCP/IP is vandaag de dag de standaard voor alle andere besturingssystemen, zoals Windows NT, OS/2 of MVS. Opeens werd de ideale oplossing van Digital – één besturingssysteem, één netwerk – tot norm verheven. Alleen bleek het te gaan om Unix en TCP/IP, die werden geleverd door alle Unix-leveranciers, inclusief Digital zelf. Opeens was Digital de leverancier die verschillende systemen moest ondersteunen: VMS plus twee versies van Unix èn NT; Hewlett-Packard had maar één systeem, HP/UX.
Het Internet zelf staat nu zeer in de belangstelling, maar de Internet-protocollen zijn oorspronkelijk bedoeld als algemene, heterogene methode om alle mogelijke systemen aan elkaar te koppelen, met of zonder Internet. De protocol-suite is veel belangrijker geweest dan het Internet, vooral gezien de invloed op de ontwikkeling van netwerken. Door de groeiende populariteit van TCP/IP, die ook werd gestimuleerd door Sun’s ONC (NFS, RPC, XDR), is SNA gaandeweg minder belangrijk geworden. SNA is echter nog lang niet dood. Het aantal geïnstalleerde netwerken is enorm. De ondersteuning van LU2 en LU6.2 naast de nieuwe peer-to-peer netwerken is van groot belang voor commercieel succes.
IBM heeft op twee manieren gereageerd op de huidige trend van decentralisatie. Allereerst door MVS uit te breiden met een TCP/IP-optie, al is die nog steeds niet volledig geïntegreerd met Vtam, Cics en dergelijke. In de tweede plaats door een peer-to-peer netwerk te introduceren – Appn – dat SNA moet vervangen. Appn beschikt over een superieur routeringsprotocol, HPR, draait native op de AS/400 en infiltreert ook langzaam in de mainframe-wereld. Kiezen tussen Appn en TCP/IP is voor veel IBM-gebruikers een groot probleem. Iedereen kan zich op een TCP/IP-netwerk aansluiten, maar willen de gebruikers van veilige transactie-applicaties dat wel?
Een andere ontwikkeling in het kielzog van Decnet was de introductie van een netwerk dat los stond van de computer. Bij Decnet en Unix draaiden de communicatieprotocollen op de computersystemen zelf, gebruikmakend van de fysieke interfaces. Daarnaast waren ze verantwoordelijk voor het routeren van berichten naar andere computers. Het centrale netwerk maakte gebruik van speciale knooppunten (nodes) die aan een backbone gekoppeld waren; de computers hadden alleen een fysieke verbinding nodig. De pakketgeschakelde protocollen accepteerden berichten van de ene poort en decodeerden de adresinformatie in elk bericht om het naar de juiste bestemming te kunnen routeren. Het connectie-georiënteerde X.25-protocol was de ISO-variant; het datagram-georiënteerde IP-protocol was de Internet-variant. Gedurende een korte tijd negeerde iedereen de IP-optie, behalve het Internet zelf. De PTT’s leverden uitsluitend X.25-netwerken, terwijl banken en vergelijkbare organisaties zwaar in eigen X.25-netwerken investeerden .
Tegenwoordig biedt frame relay een veel efficiënter mechanisme voor datacommunicatie dan IP of X.25. Frame relay wordt in toenemende mate gebruikt voor zowel particuliere als openbare netwerken, ook internationaal.
Ondertussen werd de tot dan toe gebruikelijke transactieverwerking wereldwijd uitgebreid met kantoorapplicaties (niet vervangen door!). Vooral PC-netwerken groeiden snel, helaas zonder enige aandacht te schenken aan de samenwerking met andere gebruikers op andere typen netwerken. Algemeen gebruikte lan-protocollen zoals Netbeui of IPX/SPX creëerden zo grote continuïteitsproblemen die er met SNA ook al waren. Tegenwoordig kan IPX gemakkelijk door IP worden vervangen, maar het zal jaren duren om de bestaande incompatibiliteitsproblemen op te lossen. Door de mengelmoes van protocollen op de lokale netwerken stellen bridging-technieken aanvullende interconnectie-eisen. En zo werd het concept van de multiprotocol-router geboren. Hierbij is een groot aantal routers via een backbone met elkaar verbonden met behulp van een gemeenschappelijk protocol, meestal IP. Zo’n netwerk ondersteunt aan de rand een groot aantal fysieke connecties en protocollen.
In mijn volgende column ga ik nader in op de concurrentiestrijd die in de jaren negentig met name tussen IBM en Cisco is ontbrandt op het gebied van netwerk-producten.