Door het marktmechanisme zullen de ‘carriers’ uiteindelijk communicatie-infrastructuur met lagere tarieven en meer kwaliteit moeten aanbieden.
De ontwikkelingen op het gebied van Internet zijn van dien aard dat er eigenlijk geen houden meer aan is. Internet heeft geen feitelijke eigenaar, en daarmee is het eigenlijk van iedereen. Iedereen kan dan ook informatie of diensten aanbieden via Internet. Dat dit tot een situatie kan leiden waarin ‘Internet op barsten staat’ (André Ritsema in Computable, 17 januari 1997) staat voor mij echter niet vast. Wel wordt terecht steeds vaker de vraag gesteld wie dat allemaal gaat betalen.Het antwoord is simpel: de consument; de particuliere of zakelijke gebruiker. Het aardige bij die vraag is dat Internet niets anders dan infrastructuur biedt. Die infrastructuur zou geen bestaansrecht hebben als er geen aanbieders van diensten zouden zijn. De situatie is dat een consument gebruik wil maken van de diensten van een bepaalde aanbieder, en daarvoor is infrastructuur nodig. Ik denk echter niet dat de consument bewust kiest voor Internet. De succesfactor van Internet is dat er wereldwijd veel aanbieders van diensten zijn, en ook dat vraag aanbod genereert, allemaal onder het motto ‘voor elk wat wils’. Daar waar andere netwerken, zoals Viditel en X.400, gefaald hebben in grootschalig gebruik, slaagt Internet.Fascinerend is de constatering dat de ISP’s kennelijk in staat zijn om tegen zeer gunstige tarieven overeenkomsten te sluiten met de carriers. Dit maakt het mogelijk dat een consument voor de meerprijs van een Internet-abonnement de hele wereld kan bereiken. Als ik via de ‘normale’ PTT-infrastructuur een lang telefoongesprek of een langdurige modemverbinding heb met de andere kant van de wereld, ben ik al snel enkele malen de kosten van een Internet-abonnement kwijt. Daaruit valt slechts één conclusie te trekken: de carriers houden de communicatietarieven voor de afzonderlijke consument kunstmatig veel te hoog.
De liberalisering van de telecommunicatiemarkt biedt interessante perspectieven. Als een carrier de ISP te hoge tarieven berekent, kiest die toch gewoon een andere? De ISP moet immers de strijd om de consument en de aanbieders van diensten winnen. De consument wil Internet op tegen de gunstigste tarieven en met de beste kwaliteit. De aanbieders willen hun bedrijfslasten niet omhoog laten jagen door te dure infrastructuur, want dat moeten ze doorberekenen aan de consument, en dat kan de concurrentiepositie in gevaar brengen.
Die marktwerking zal ervoor zorgen dat uiteindelijk een communicatie-infrastructuur met lagere tarieven en met meer kwaliteit aangeboden wordt. Dat geldt ongeacht de huidige en toekomstige verschijningsvorm van de infrastructuur; Internet, telefoonverkeer, ‘gewone’ post, met als grote concurrent e-mail, enzovoort. Hiermee wil ik het gezond verstand onderstrepen van R. Gonggrijp, directeur van ISP XS4All. Ik denk dan ook niet dat Internet op barsten komt te staan.
J.W. Smeenk, Haren (Groningen)